ECLI:NL:GHARL:2013:CA0428

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
21-004328-12
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cumulatief bewezenverklaard medeplichtigheid aan een inbraak en heling van de buit van die inbraak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 maart 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Utrecht. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor medeplichtigheid aan een inbraak en heling van de buit. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 9 oktober 2012. Het hof oordeelde dat de dagvaarding niet innerlijk tegenstrijdig was en dat de verdachte weliswaar betrokken was bij de inbraak, maar niet in de gelegenheid was gesteld om deze daadwerkelijk uit te voeren. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte medeplichtig was aan de inbraak en zich schuldig had gemaakt aan opzetheling van de buit. De bewezenverklaring was gebaseerd op wettige bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van medeverdachten en andere getuigen. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, maar hem wel veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden voor de subsidiair bewezenverklaarde feiten. De strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van de feiten en de houding van de verdachte, die geen verantwoordelijkheid nam voor zijn daden en niet verscheen op de zittingen. Het hof heeft de artikelen 48, 49, 57, 63, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht toegepast, zoals deze golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004328-12
Uitspraak d.d.: 29 maart 2013
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Utrecht van 9 oktober 2012 in de strafzaak tegen
(verdachte),
geboren te (geboorteplaats) op (geboortedatum),
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 15 maart 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr D.C. Dorrestein, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
Geldigheid van de dagvaarding
Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de dagvaarding met betrekking tot het woordje ‘en’ in het subsidiair tenlastegelegde niet innerlijk tegenstrijdig is. Daartoe overweegt het hof dat verdachte onder A ten laste is gelegd medeplichtigheid aan een gekwalificeerde diefstal die gepleegd is door een ander of anderen. Niet valt in te zien waarom dat strijdig zou zijn met het onder B tenlastegelegde verwijt van heling van de bij die diefstal gestolen goederen.
Het hof verwijst daartoe ook naar het arrest van de Hoge Raad d.d. 21 mei 1991, DD 1991, 314, waaruit blijkt dat heling en uitlokking kunnen samengaan.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair:
hij in of omstreeks de periode van (periode) te (plaats), althans in het arrondissement (arrondissement), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in / uit een (naam concern) supermarkt (gevestigd aan de (adres)) heeft weggenomen (een) grote hoeveelheid sigaretten/rookwaar (ter waarde van [ongeveer] 2.211,84 euro en/of een hoeveelheid geld (te weten een bedrag van [ongeveer] 26.276,21 en/of een bedrag van [ongeveer] 17.392,35) en/of een hoeveelheid scheermesjes en/of een of meer harde-server(computer)schijven/schijf, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de (naam concern) supermarkt en/of (eigenaar supermarkt), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, ( door - het zich laten insluiten in die supermarkt en/of het - (na sluitingtijd en/of nadat het personeel die supermarkt had verlaten het vernielen van een patchkast en/of het doorknippen van een draad/draden van de alarminstallatie en/of het openzetten van de nooduitgang van die winkel en/of het door die geopende nooduitgang die winkel binnengaan en/of - het openbreken, althans forceren van een of meer (zogenaamde) afroomkluisje(s) en/of het openbreken, althans forceren van de sigaretten/rookwaarkasten en/of - het openslijpen, althans openbreken, in elk geval forceren, van een kluis (in het kassakantoor);
subsidiair:
A) (medeverdachte 1) en/of een of meer ander(en) in of omstreeks de periode van (periode) te (plaats) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in / uit een (naam concern) supermarkt (gevestigd aan de (adres)) heeft weggenomen (een) grote hoeveelheid sigaretten/rookwaar (ter waarde van [ongeveer] 2.211,84 euro) en/of een hoeveelheid geld (te weten een bedrag van [ongeveer] 26.276,21 euro en/of een bedrag van [ongeveer] 17.392,35 euro) en/of een hoeveelheid scheermesjes, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (naam concern) supermarkt en/of (eigenaar supermarkt), in elk geval aan een ander of anderen dan aan die (medeverdachte 1) en / of diens mededader(s) en / of aan verdachte, waarbij die (medeverdachte 1) en / of diens mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door braak en/of verbreking en/of inklimming, tot en / of bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van (periode) te (plaats 2) en/of te (plaats 3) en/of te (plaats), althans in het arrondissement (arrondissement 2) en/of in het arrondissement (arrondissement), en / of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en / of inlichtingen heeft verschaft en / of opzettelijk behulpzaam is geweest door opzettelijk een of meer voorwerpen (inbrekerswerktuig [om de kluis open te slijpen] en/of kleding) welke die (medeverdachte 1) en/of die anderen gebruikt hebben bij voornoemd misdrijf ten behoeve van die (medeverdachte 1) en/of die anderen te bewaren en/of ter beschikking te stellen;
en/of
B) hij op of omstreeks (datum) te (plaats), in elk geval in Nederland, een hoeveelheid sigaretten/rookwaar en/of scheermesjes heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van sigaretten/rookwaar en/of scheermesjes wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Meer in het bijzonder overweegt het hof daartoe dat uit de stukken blijkt dat verdachte wel mee wilde doen aan de inbraak en ook bekend was met het feit dat een of meer anderen die inbraak wilden plegen, maar daartoe niet in de gelegenheid werd gesteld. Aldus is er naar het oordeel van het hof geen nauwe en bewuste samenwerking met betrekking tot het plegen van de inbraak.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het subsidiair tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals door de rechtbank in haar vonnis onder punt 4.3 is opgenomen. Het hof neemt deze bewijsconstructie van de rechtbank integraal over maar verbindt daaraan een andere conclusie, te weten dat verdachte die twee ‘dingen’ ter beschikking heeft gesteld aan de plegers van de inbraak, schuldig is aan medeplichtigheid van die inbraak in vereniging en vervolgens ten aanzien van een deel van de buit van die inbraak zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
A) (medeverdachte 1) in de periode van (periode) te (plaats) tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een (naam concern) supermarkt (gevestigd aan de (adres)) heeft weggenomen een grote hoeveelheid sigaretten/rookwaar (ter waarde van 2.211,84 euro) en een hoeveelheid geld (te weten een bedrag van 26.276, 21 euro en een bedrag van 17.392,35 euro) en een hoeveelheid scheermesjes, toebehorende aan (naam concern) supermarkt en/of (eigenaar supermarkt), waarbij die (medeverdachte 1) en diens mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door braak of verbreking tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van (periode 2) in het arrondissement (arrondissement 2) opzettelijk middelen heeft verschaft door opzettelijk voorwerpen welke die (medeverdachte 1) en die anderen gebruikt hebben bij voornoemd misdrijf ten behoeve van die (medeverdachte 1) en die anderen ter beschikking te stellen;
en
B) hij op (datum) te (plaats), een hoeveelheid sigaretten/rookwaar en scheermesjes heeft verworven, terwijl hij ten tijde van het verwerven van sigaretten/rookwaar en scheermesjes wist dat het door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplichtigheid aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak of verbreking
en
opzetheling.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling en aan medeplichtigheid aan een inbraak in vereniging. De inbraak is op geraffineerde en professionele manier uitgevoerd, waarbij veel schade is aangericht en een groot geldbedrag (meer dan € 43.000,-) is buitgemaakt. Verdachte heeft zijn eigen materiële wensen laten prevaleren boven de belangen van anderen. Feiten zoals deze waaraan verdachte heeft bijgedragen, hebben een grote impact op de getroffen eigenaren en het personeel van de supermarkt en brengen gevoelens van onveiligheid te weeg in de samenleving. Vervolgens heeft verdachte een deel van de buit geheeld. Dat alles is verdachte aan te rekenen.
Hoewel het hof, anders dan de rechtbank, verdachte vrijspreekt van het primair tenlastegelegde staat daartegenover wel een veroordeling voor medeplichtigheid aan een diefstal in vereniging met braak of verbreking èn opzetheling. Bovendien volgt vrijspraak van het primair tenlastegelegde om redenen gelegen buiten de wil van verdachte. Hij wilde immers wel meedoen met de inbraak, maar mocht dat niet.
Ondanks zijn jeugdige leeftijd ziet het hof –evenals de rechtbank– geen reden voor matiging van de straf. Verdachte neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn daad (verdachte ontkent betrokkenheid bij het gepleegde feit) en heeft een berekenende proceshouding aangenomen. Ook geeft verdachte er blijk van lak te hebben aan de rechtsgang. Hij verschijnt niet ter terechtzitting, noch in eerste aanleg noch in hoger beroep, en heeft zich niet gehouden aan de schorsingsvoorwaarden zoals gesteld bij de beslissing van de rechtbank van 6 juli 2012, onder meer inhoudende - kort gezegd - dat hij ter terechtzitting diende te verschijnen, waarbij uit de gebruikte bewoordingen blijkt dat dit ook geldt met betrekking tot de zitting in hoger beroep. Verder is niet gebleken dat verdachte thans bezig is zijn toekomst anders in te richten. Verdachte werkt niet, volgt geen opleiding en het hof is evenmin gebleken van plannen daartoe. Bij dit alles voegt zich nog, dat verdachte in het verleden herhaaldelijk voor soortgelijke feiten is veroordeeld, wat hem er niet van heeft weerhouden misdrijven te plegen.
Gelet op de ernst van de feiten en de houding van verdachte ziet het hof, anders dan de advocaat-generaal, geen aanleiding om van de door de rechtbank opgelegde straf af te wijken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 48, 49, 57, 63, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr H. Abbink, voorzitter,
mr B.J.J. Melssen en mr R. de Groot, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr A.H. Hettema, griffier,
en op 29 maart 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr B.J.J. Melssen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.