ECLI:NL:GHARL:2013:CA0261

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
21-002893-12
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. R. van den Heuvel
  • mr. R.H. Koning
  • brigade-generaal (tit.) mr. J.S. van Duurling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Militaire zaak betreffende feitelijke insubordinatie en zware mishandeling door een korporaal

In deze militaire zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 mei 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de militaire kamer van de rechtbank Arnhem. De verdachte, een korporaal der eerste klasse, werd beschuldigd van feitelijke insubordinatie en zware mishandeling van zijn militaire meerdere, sergeant der eerste klasse [slachtoffer]. De feiten vonden plaats op 7 september 2011 op het NAVO-militair oefenterrein Bergen in Duitsland. Tijdens een confrontatie tussen de verdachte en de aangever, die de militaire meerdere van de verdachte was, heeft de verdachte zich opzettelijk met geweld verzet tegen de sergeant. Dit resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor de sergeant, waaronder een gebroken neus en andere verwondingen aan het gezicht.

Het hof heeft de eerdere vrijspraak van de rechtbank vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan de hem ten laste gelegde feiten. Het hof oordeelde dat de sergeant, ondanks operationele omstandigheden, zijn functie als direct leidinggevende uitoefende op het moment van de confrontatie. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren werd verricht. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, ter hoogte van € 2.704,00, bestaande uit materiële en immateriële schade.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van militairen in hun onderlinge relaties en de gevolgen van geweld binnen de krijgsmacht. Het hof heeft de wettelijke voorschriften toegepast die golden ten tijde van het bewezenverklaarde, en heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, inclusief wettelijke rente vanaf de datum van het delict.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002893-12
Uitspraak d.d.: 2 mei 2013
VERSTEK
Verkort arrest van de militaire kamer
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de militaire kamer van de rechtbank Arnhem van 18 juni 2012 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op 1986,
wonende te [woonplaats], [adres],
eertijds korporaal der 1e klasse, registratienummer [nummer],
[onderdeel] te [plaats].
Het hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 18 april 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep- tenlastegelegd dat:
1:
hij als militair, in de rang van korporaal der eerste klasse, op of omstreeks 7 september 2011, in/op het NAVO-militair oefenterrein Bergen, althans te of nabij Bergen, althans Bergen-Hohne, in de Bondsrepubliek Duitsland, zich opzettelijk met geweld en/of bedreiging met geweld heeft verzet tegen een militaire meerdere, de sergeant der eerste klasse [slachtoffer], in de uitoefening van diens functie als zijn, verdachtes, direct leidinggevende, althans een in rang hogere militair, die hem, verdachte, nadat deze een hand op de schouder van aangever had gelegd, heeft toegevoegd van hem af te blijven en/of getracht heeft verdachte van zich af te houden, en verdachte in een hoek heeft geduwd, welk geweld en/of bedreiging met geweld, zakelijk weergegeven hierin bestond dat hij verdachte toen aldaar opzettelijk die [slachtoffer] (met beide handen) (met kracht) in de rug heeft geduwd en/of meermalen althans eenmaal die [slachtoffer] in het gezicht en/of tegen het hoofd heeft gestompt en/of geslagen en/of met geschoeide voet in en/of tegen het gezicht en/of tegen het hoofd heeft geschopt en/of getrapt, terwijl tengevolge van dat geweld genoemde meerdere [slachtoffer], (zwaar) lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus en/of (een) gebroken oogkas(sen) en/of een gebroken jukbeen en/of een gebroken bovenkaak, heeft bekomen;
2 primair:
hij op of omstreeks 07 september 2011 in/op het NAVO-militair oefenterrein Bergen, althans te of nabij Bergen, althans Bergen-Hohne, in de Bondsrepubliek Duitsland, aan een persoon, te weten [slachtoffer], sergeant der eerste klasse, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus en/of (een) gebroken oogkas(sen) en/of een gebroken jukbeen en/of gebroken bovenkaak, heeft toegebracht, door deze [slachtoffer] opzettelijk meermalen, althans eenmaal, in het gezicht en/of tegen het hoofd te stompen en/of slaan en/of met geschoeide voet in en/of tegen het gezicht en/of hoofd te trappen en/of schoppen, hebbende verdachte als militair voormeld misdrijf gepleegd tegen genoemd persoon [slachtoffer], terwijl die [slachtoffer] toen militair was, althans terwijl die [slachtoffer] bij of ten behoeve van de krijgsmacht werkzaam was;
2 subsidiair:
hij op of omstreeks 07 september 2011 in/op het NAVO-militair oefenterrein Bergen, althans te of nabij Bergen, althans Bergen-Hohne, in de Bondsrepubliek Duitsland, opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer], sergeant der eerste klasse, meermalen, althans eenmaal, (met beide handen) (met kracht) in de rug heeft geduwd en/of meermalen althans eenmaal die [slachtoffer] in het gezicht en/of tegen het hoofd heeft gestompt en/of geslagen en/of met geschoeide voet in en/of tegen het gezicht en/of tegen het hoofd heeft geschopt en/of getrapt, tengevolge waarvan deze [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus en/of (een) gebroken oogkas(sen) en/of een gebroken jukbeen en/of een gebroken bovenkaak, althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden, hebbende verdachte als militair voormeld misdrijf gepleegd tegen genoemd persoon [slachtoffer], terwijl die [slachtoffer] toen militair was, althans terwijl die [slachtoffer] bij of ten behoeve van de krijgsmacht werkzaam was.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Op 7 september 2011 ging sergeant der eerste klasse [slachtoffer] naar verdachte, die toen korporaal der eerste klasse was.
[slachtoffer] wilde verdachte spreken over iets dat eerder in het kader van hun dienstverrichting was voorgevallen en waarvan [slachtoffer] had gemerkt dat dit verdachte kennelijk nog dwars zat. Bij de confrontatie tussen beiden legde verdachte zijn hand op de schouder van [slachtoffer], die daar niet van gediend was. Verdachte gaf [slachtoffer] daarop een duw in zijn rug. [slachtoffer] wilde verdachte van zich af houden en heeft verdachte in een halletje geduwd. Verdachte heeft [slachtoffer] daarop, naar hij zelf heeft verklaard, getrapt.
De militaire kamer van de rechtbank heeft verdachte van het primair tenlastegelegde vrijgesproken en daartoe overwogen dat vast staat dat aangever op het moment van het tenlastegelegde feit de militaire meerdere van verdachte was, maar dat uit geen van de bewijsmiddelen in het dossier volgt dat aangever toen ook feitelijk zijn functie als direct leidinggevende uitoefende.
De militaire kamer van het hof onderschrijft dit standpunt niet. Het hof is van oordeel dat het begrip direct leidinggevende niet te eng dient te worden uitgelegd.
Aangever [slachtoffer] was de militaire meerdere van verdachte. Hij was diens groepscommandant in Nederland en daarmee zijn direct leidinggevende. Aan deze organieke gezagsverhouding wordt in beginsel niet afgedaan door een, tengevolge van operationele of oefenomstandigheden, plaatselijke en/of tijdelijke functie-uitoefening elders. In dit soort omstandigheden kan de militair afhankelijk van de aard van de duur van de tijdelijke relatie in voorkomend geval meer dan één direct leidinggevende hebben. In casu betrof het een relatief korte oefening waarin beiden min of meer in hetzelfde functiegebied werkzaam waren. Bovendien betrof het verschil van mening een dienstaangelegenheid, die betrekking had op hun reguliere functionele verhouding.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij als militair, in de rang van korporaal der eerste klasse, op 7 september 2011, op het NAVO-militair oefenterrein Bergen, in de Bondsrepubliek Duitsland, zich opzettelijk met geweld heeft verzet tegen een militaire meerdere, de sergeant der eerste klasse [slachtoffer], in de uitoefening van diens functie als zijn, verdachtes, direct leidinggevende, die hem, verdachte, nadat deze een hand op de schouder van aangever had gelegd, heeft toegevoegd van hem af te blijven en getracht heeft verdachte van zich af te houden en verdachte in een hoek heeft geduwd, welk geweld, zakelijk weergegeven hierin bestond dat hij verdachte toen aldaar opzettelijk die [slachtoffer] met kracht in de rug heeft geduwd en meermalen die
[slachtoffer] in het gezicht en/of tegen het hoofd heeft gestompt en/of geslagen en/of met geschoeide voet in of tegen het gezicht of tegen het hoofd heeft geschopt, terwijl tengevolge van dat geweld genoemde meerdere [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus en een gebroken oogkas en een gebroken jukbeen en een gebroken bovenkaak, heeft bekomen;
2 primair:
hij op 07 september 2011 op het NAVO-militair oefenterrein Bergen, althans in de Bondsrepubliek Duitsland, aan een persoon, te weten [slachtoffer], sergeant der eerste klasse, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus en een gebroken oogkas en een gebroken jukbeen en gebroken bovenkaak, heeft toegebracht, door deze [slachtoffer] opzettelijk meermalen, in het gezicht en/of tegen het hoofd te stompen en/of slaan en met geschoeide voet in of tegen het gezicht of hoofd te schoppen, hebbende verdachte als militair voormeld misdrijf gepleegd tegen genoemd persoon [slachtoffer], terwijl die [slachtoffer] toen militair was.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het primair bewezen verklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
1
feitelijke insubordinatie
en
2 primair
zware mishandeling, gepleegd door een militair tegen een andere militair.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder in aanmerking genomen hetgeen omtrent de persoon van verdachte is gebleken, is het hof van oordeel dat oplegging van een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van de hierna aan te geven duur, passend en geboden is. Het hof heeft hierbij in aanmerking genomen dat er sprake was van diverse breuken in het gelaat van [slachtoffer] en dat de bewezenverklaarde feiten voor het slachtoffer nadelige gevolgen hebben gehad en nog hebben in zijn privé-situatie.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 36f, 55, 62 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 118 en 141 van het Wetboek van Militair Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van € 2.704,00 (tweeduizend zevenhonderdvier euro) bestaande uit € 204,00 (tweehonderdvier euro) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële en immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 7 september 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 2.704,00 (tweeduizend zevenhonderdvier euro) bestaande uit € 204,00 (tweehonderdvier euro) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 37 (zevenendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële en immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 7 september 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr R. van den Heuvel, voorzitter,
mr R.H. Koning, lid, en brigade-generaal (tit.) mr J.S. van Duurling, militair lid,
in tegenwoordigheid van J.R.M. Roetgerink, griffier,
en op 2 mei 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr J.S. van Duurling is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.