ECLI:NL:GHARL:2013:CA0252

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
21-003922-12
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging van politiefunctionarissen door verdachte tijdens disproportioneel politieoptreden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 mei 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de militaire politierechter in de rechtbank Arnhem. De verdachte, een voormalig wachtmeester van de Koninklijke Marechaussee, was betrokken bij een incident op 15 januari 2011 in Ridderkerk, waar hij samen met vrienden in een discotheek was. Na de ontruiming van de discotheek door de politie, getuigde de verdachte van wat hij beschouwde als disproportioneel geweld door de politie tegen zijn vriend, [slachtoffer 1]. De verdachte riep beledigende woorden naar de politie, waaronder mogelijk "imbecielen" en ontkende het gebruik van de term "kankerjoden". De politie had geweld gebruikt tegen de aanwezigen, wat leidde tot verwondingen bij [slachtoffer 1].

De advocaat-generaal vorderde een veroordeling, maar het hof oordeelde dat de politie op het moment van de beledigingen niet in de rechtmatige uitoefening van hun bediening was, gezien het disproportionele geweld dat zij hadden gebruikt. Het hof heeft de verklaringen van de verbalisanten en de verdachte in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat de verdachte niet schuldig was aan de tenlastegelegde belediging van de politieambtenaren. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij, omdat het optreden van de politie niet rechtmatig was op het moment van de belediging.

Deze uitspraak benadrukt de grenzen van de rechtmatige uitoefening van politiegeweld en de bescherming van burgers tegen onrechtmatige behandeling door de autoriteiten. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003922-12
Uitspraak d.d.: 2 mei 2013
TEGENSPRAAK
Arrest van de militaire kamer
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de militaire politierechter in de rechtbank Arnhem van 20 september 2012 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres],
eertijds wachtmeester (tit.) der Koninklijke Marechaussee,
Landelijk Opleidings- en Kenniscentrum te Apeldoorn,
tijdelijk geplaatst bij de brigade [locatie].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 18 april 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr R.A.C. Frijns, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 15 januari 2011 te [plaats] opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2], respectievelijk hoofdagent en aspirant van regiopolitie Rotterdam-Rijnmond gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "kankerjoden" en/of "Stelletje kankerjoden", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Verdachte was op 15 januari 2011 te Ridderkerk samen met vrienden in een discotheek. Om ongeveer 01:30 uur werd de discotheek ontruimd. Alle aanwezigen moesten naar buiten. Buiten was veel politie aanwezig.
Verdachte heeft verklaard dat hij samen met zijn vrienden naar de parkeerplaats wilde lopen, maar dat één van zijn vrienden, [slachtoffer 1], er nog niet was. [slachtoffer 1] was bezig een meisje tot bedaren te brengen. Toen [slachtoffer 1] zich weer bij zijn vrienden wilde voegen en door de linie van de politie wilde, werd hij door de politie geslagen, waarbij hij op de grond terecht kwam.
Verdachte zag dat er sprake was van disproportioneel geweld. Omdat hij vond dat de politiemensen te ver gingen in hun optreden heeft hij geroepen: “Waar zijn jullie mee bezig?” Omdat daar niet op werd gereageerd heeft hij beledigende woorden naar de politie geroepen. Verdachte heeft verklaard dat hij mogelijk “imbecielen” heeft geroepen, maar hij ontkent dat hij “kankerjoden” heeft geroepen.
Door de verdediging is aangevoerd dat verdachte door te roepen heeft getracht het disproportionele geweld van de politie te doen stoppen. Omdat de politie te ver is gegaan in het toegepaste geweld, waren de verbalisanten volgens de verdediging niet in de rechtmatige uitoefening van hun bediening en dient vrijspraak te volgen.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat zij de mensen sommeerden om weg te gaan. Voordat er door een man “kankerjoden” werd geroepen, was er al door de politie geweld gebruikt. Verschillende personen werden met de lange wapenstok geslagen. Hij zelf heeft ook met de wapenstok geslagen. [Verbalisant 2] heeft later gehoord dat er ook mensen op hun hoofd zijn geslagen. [verbalisant 2] verklaarde dat hij het als schokkend heeft ervaren dat mensen de politie aanvallen. Die mensen hadden echter geen wapens of stokken en [verbalisant 2] kon zich niet herinneren of de mensen met iets hebben gegooid. De vriend van de man die werd aangehouden omdat hij iets had geroepen, is volgens [verbalisant 2] op zijn hoofd geslagen. Geconfronteerd met de klacht van [slachtoffer 1] heeft [verbalisant 2] verklaard dat hij heeft gezien dat [slachtoffer 1] door meerdere (4 à 5) collega’s is geslagen.
Ook verbalisant [verbalisant 1] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat zij geweld heeft gebruikt. Een jongen die richting de linie liep kreeg een aantal klappen met de lange wapenstok. Ook zij heeft hem éénmaal op zijn rug geslagen.
[Verbalisant 1] heeft gezien dat collega’s diagonaal sloegen maar wel hoog uithaalden. Het waren echt halen. Zij zag dat de jongen op zijn benen, rug en schouders werd geslagen.
In zijn, zich in het dossier bevindende, brief aan de Korpsbeheerder van de politie Rotterdam-Rijnmond schrijft [slachtoffer 1] dat hij veel erge bloeduitstortingen had op zijn hoofd, nek, borst en rug. Hij had een gebarsten lip, beurse plekken op zijn schedel, hoofdpijn, rugpijn en een zwaar gekneusde schouder.
De officier van justitie te Rotterdam heeft bij brief van 14 februari 2012 gereageerd op de door [slachtoffer 1] gedane aangifte ter zake van mishandeling. Na een uitgebreide weergave van de door de betrokken politieambtenaren afgelegde verklaringen komt de officier van justitie tot de conclusie dat de eerste door de politie uitgedeelde klappen een gerechtvaardigde reactie waren op het gewelddadige gedrag van [slachtoffer 1]. Na deze eerste klappen is er echter doorgeslagen. De officier van justitie merkt deze klappen met zoveel woorden aan als disproportioneel en derhalve als onrechtmatig.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de door verdachte geschetste gang van zaken voldoende steun vindt in het dossier. Op het moment dat hij zijn beledigende woorden naar de politie schreeuwde was hun optreden disproportioneel. De politieambtenaren waren daarom op dat moment niet (langer) in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, zoals is tenlastegelegd. Verdachte behoort te worden vrijgesproken.
Aan de bespreking van de door de raadsman gedane verzoeken komt het hof niet toe.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr R. van den Heuvel, voorzitter,
mr R.H. Koning, lid, en brigade-generaal (tit.) mr J.S. van Duurling, militair lid,
in tegenwoordigheid van J.R.M. Roetgerink, griffier,
en op 2 mei 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr J.S. van Duurling is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.