ECLI:NL:GHARL:2013:BZ9559

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
21-000910-09
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op noodweer en overmacht-noodtoestand bij schietpartij in Houten

In deze zaak gaat het om een schietpartij die plaatsvond op 28 maart 2008 in Houten, waarbij de verdachte, samen met medeverdachten, betrokken was. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Utrecht, waarin hij was veroordeeld voor poging tot doodslag en het voorhanden hebben van een vuurwapen. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte een beroep op noodweer en overmacht-noodtoestand toekomt. Het hof oordeelde dat de verdachte niet strafbaar is voor de poging tot doodslag op twee personen, omdat hij handelde uit zelfverdediging. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het beroep op noodweer niet kon worden gehonoreerd, maar het hof vond dat er voldoende redenen waren om dit oordeel te herzien. De verdachte werd vrijgesproken van de meeste tenlastegelegde feiten, maar werd wel veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden voor het voorhanden hebben van een vuurwapen. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de lange duur van de procedure en de redelijke termijn die in ernstige mate is geschonden. De uitspraak van het hof is gedaan op 7 mei 2013.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000910-09
Uitspraak d.d.: 7 mei 2013
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Utrecht van 17 februari 2009 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 16-710784-08 en 16-500460-08, tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 6 augustus 2009, 17 mei 2011 en 16 april 2013 - welk onderzoek is gesloten ter terechtzitting van 23 april 2013 - en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr J.B. Boone, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het komt tot een andere beslissing ten aanzien van het beroep op noodweer van verdachte in de zaak met parketnummer
16-710784-08 en tot een andere strafoplegging. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 16-710784-08:
1.
hij op of omstreeks 28 maart 2008 te Houten, althans in het arrondissement Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte en/of de medeverdachte(n) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en/of al dan niet met voorbedachten rade, althans anders dan in een opwelling, [betrokkene 1] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en/of al dan niet na kalm beraad en rustig overleg als volgt heeft gehandeld: hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s) met één of meer vuurwapen(s) eenmaal of meermalen (van korte afstand) geschoten in de richting van die [betrokkene 1] en/of (waardoor) die [betrokkene 1] in het lichaam (zijn/is) geraakt, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
hij op of omstreeks 28 maart 2008 te Houten, althans in het arrondissement Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte en/of de medeverdachte(n) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en/of al dan niet met voorbedachten rade, althans anders dan in een opwelling, [betrokkene 2] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en/of al dan niet na kalm beraad en rustig overleg als volgt heeft gehandeld: hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s) met één of meer vuurwapen(s) eenmaal of meermalen (van korte afstand) geschoten in de richting van die [betrokkene 2] en/of (waardoor) die [betrokkene 2] in het lichaam (zijn/is) geraakt, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
3.
hij op of omstreeks 28 maart 2008 te Houten tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, één of meer wapen(s) van categorie III, te weten een pistool (kaliber .45, merk Glock) en/of één of meer (andere) pisto(o)(l)en), en/of munitie van categorie III, (waaronder van kaliber .45), voorhanden heeft gehad;
Zaak met parketnummer 16-500460-08:
primair:
hij op of omstreeks 01 maart 2000 te Apeldoorn, althans in het arrondissement Zutphen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een personenauto (merk Subaru, gekentekend [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[aangever 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking van één of meer slot(en) van die auto, althans door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 01 maart 2000 tot en met 06 maart 2000 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een personenauto (merk Subaru, gekentekend
[kenteken]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die personenauto wist(en), althans redelijkerwijs had(de) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Gang van zaken bij de schietpartij in Houten op 28 maart 2008
Op vrijdagochtend 28 maart 2008 om ongeveer 10:45 vond er in en nabij een kantoorruimte aan de [adres] te Houten een schietpartij plaats. Betrokken waren de bewoner van dat adres, [betrokkene 3], zijn bezoekers [betrokkene 1] en [betrokkene 2] enerzijds en zijn bezoekers, [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2] anderzijds. Toen de politie arriveerde trof zij [betrokkene 1] en [betrokkene 2], beiden zwaargewond, en [betrokkene 3] aan. [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2] werden niet ter plaatse aangetroffen.
Het hof stelt vast dat de zes bij de schietpartij betrokken personen niet alleen onderling sterk verschillende verklaringen hebben afgelegd, maar dat zij ook hun eigen verklaringen nogal eens hebben bijgesteld. Zo heeft de zwaargewonde [medeverdachte 2] aanvankelijk volgehouden, dat hij op Utrecht Overvecht was neergeschoten door een hem onbekende Marokkaan. Alle betrokkenen, óók [betrokkene 3], hebben een criminele achtergrond. Aan het conflict lijkt een hoog opgelopen geschil over een grote hennepkwekerij ten grondslag te liggen.
Het hof is daarom van oordeel dat met uiterste omzichtigheid gebruik moet worden gemaakt van de door de betrokkenen afgelegde verklaringen en dat bij de reconstructie van de gebeurtenissen de resultaten van het forensisch-technisch onderzoek van doorslaggevend gewicht moeten zijn.
Het navolgende kan met voldoende zekerheid worden vastgesteld.
De verdachten [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2] zijn op vrijdagochtend 28 maart 2008 gezamenlijk naar Houten gegaan. [verdachte] had een vuurwapen, een pistool van het merk Glock, kaliber .45, bij zich. Toen zij de kantoorruimte betraden waren daar [betrokkene 3], [betrokkene 1] en [betrokkene 2] aanwezig.
Er ontstond al snel ruzie, waaraan vuurwapens te pas kwamen. [betrokkene 1], [betrokkene 2] en [medeverdachte 2] zijn min of meer zwaar gewond geraakt.
Ter plaatse zijn zeven kogels, een kogelmantel, tien hulzen en een patroon gevonden. In de heup van [betrokkene 1] is een kogel gevonden. Uit de rechterborst van [verdachte] is - pas op 16 december 2008 - eveneens een kogel verwijderd. Op de plaats van de schietpartij zijn géén vuurwapens gevonden. Door tussenkomst van de raadsman van [verdachte] zijn op 20 november 2009 twee vuurwapens, een pistool, Glock, kaliber .45, en een pistool, Glock 9x19, ter beschikking gekomen.
Twee van de tien gevonden hulzen zijn met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid verschoten met één en hetzelfde vuurwapen, kaliber 9mm Parabellum, hoogstwaarschijnlijk genoemde Glock 9x19. Zes van de tien gevonden hulzen zijn met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid verschoten met één en hetzelfde vuurwapen, kaliber .45 ACP, hoogstwaarschijnlijk genoemde Glock .45. De laatste twee van de tien gevonden hulzen hulzen zijn met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid verschoten met één en hetzelfde vuurwapen, kaliber .22 Long Rifle.
De advocaat-generaal heeft betoogd, dat alle drie vuurwapens door [medeverdachte 1], [verdachte] en/of [medeverdachte 2] zijn meegenomen. Logischerwijze moet dan een van hen het eerst een vuurwapen hebben getrokken en - hoogstwaarschijnlijk - het eerst hebben geschoten.
Naar het oordeel van het hof lijkt de door de advocaat-generaal opgezette redenering sluitend, maar is zij te fragiel. De juistheid van haar stelling valt of staat immers met de juistheid van haar aanname, dat de in het lichaam van [verdachte] gevonden kogel daarin niet bij de schietpartij op 28 maart 2008 terecht is gekomen. Aan de advocaat-generaal kan worden toegegeven dat het vreemd is, dat bij [verdachte] geen schotverwondingen zijn geconstateerd. Daar staat tegenover dat het om een klein kaliber kogel gaat (.22) en dat hij eerst op 8 mei 2008 lichamelijk is onderzocht. Bovendien “mist” er in de redenering van de advocaat-generaal een kogel van het kaliber .22. Ook de overige door de advocaat-generaal genoemde argumenten overtuigen het hof niet van de juistheid van haar stelling.
Naar het oordeel van het hof is daarom uit de voorhanden verklaringen en de resultaten van het forensisch-technisch onderzoek niet met voldoende mate van zekerheid op te maken wie van de aanwezigen wèl en wie er niet een vuurwapen had, zulks met uitzondering van [verdachte]. Ook is naar het oordeel van het hof niet met voldoende mate van zekerheid vast te stellen, wie het eerst een vuurwapen heeft getrokken en wie er als eerste heeft geschoten.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het in de zaak met parketnummer
16-500460-08 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging
Zaak met parketnummer 16-500460-08
Verdachte heeft toegegeven dat hij op [betrokkene 1], respectievelijk op [betrokkene 2] heeft geschoten teneinde dezen uit te schakelen. Ook heeft hij toegegeven zelf een vuurwapen te hebben meegenomen en een ander vuurwapen ter plaatse onder zich te hebben genomen.
Zaak met parketnummer 16-500460-08
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het subsidiair tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het in de zaak met parketnummer 16-710784-08 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 16-500460-08 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 16-710784-08:
1.
hij op 28 maart 2008 te Houten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [betrokkene 1] van het leven te beroven, met dat opzet als volgt heeft gehandeld: hij, verdachte, heeft met één vuurwapen meermalen geschoten in de richting van die [betrokkene 1] waardoor die [betrokkene 1] in het lichaam is geraakt, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
hij op 28 maart 2008 te Houten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [betrokkene 2] van het leven te beroven, met dat opzet als volgt heeft gehandeld: hij, verdachte, heeft met één vuurwapen geschoten in de richting van die [betrokkene 2] waardoor die [betrokkene 2] in het lichaam is geraakt, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
3.
hij op 28 maart 2008 te Houten wapens van categorie III, te weten een pistool (kaliber .45, merk Glock) en één ander pistool, en munitie van categorie III, (van kaliber .45), voorhanden heeft gehad;
Zaak met parketnummer 16-500460-08
subsidiair:
hij op 06 maart 2000 te Utrecht een personenauto (merk Subaru, gekentekend [kenteken]) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die personenauto wist, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Zaak met parketnummer 16-500460-08
het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert op:
telkens: poging tot doodslag.
het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd,
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van de feiten
De raadsman heeft betoogd dat verdachte uit noodweer heeft gehandeld en ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank het beroep op noodweer op goede gronden heeft verworpen.
Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal en met de raadsman is het hof van oordeel dat verdachte - voor een deel van de bewezenverklaarde feiten - een beroep op noodweer toekomt.
Zoals het hof hiervóór heeft overwogen is uit de voorhanden verklaringen en de resultaten van het forensisch-technisch onderzoek niet met voldoende mate van zekerheid op te maken wie van de aanwezigen wèl en wie er niet een vuurwapen had, zulks met uitzondering van verdachte. Ook is naar het oordeel van het hof niet met voldoende mate van zekerheid vast te stellen, wie binnen het eerst een vuurwapen heeft getrokken en wie er als eerste heeft geschoten.
Dit brengt naar het oordeel van het hof met zich dat verdachtes verweer, dat [betrokkene 1] als eerste een vuurwapen trok en als eerste begon te schieten, niet als onaannemelijk terzijde kan worden gesteld. Nu op dit punt sprake is van een patstelling, gaat het naar het oordeel van het hof niet aan om verdachte een beroep op noodweer te ontzeggen bij de beoordeling van de daarop volgende schietpartij. Ten aanzien van het schieten op [betrokkene 2] stelt het hof vast dat waarschijnlijk is dat [betrokkene 2] even tevoren [medeverdachte 2] in zijn buik had geschoten en nog steeds een schietklaar vuurwapen in zijn hand had. Het door verdachte schieten op [betrokkene 2] valt daarom naar het oordeel van het hof binnen de aan noodweer te stellen voorwaarden.
Ten aanzien van het (toen verdachte weer naar binnen ging om zijn schoonvader op te halen) schieten op [betrokkene 1], naar eigen zeggen een zware crimineel, is het eveneens niet onaannemelijk dat deze verdachtes schoonvader, [medeverdachte 1], met een vuurwapen bedreigde. Ware dit anders - [medeverdachte 1] had een vuurwapen en [betrokkene 1] niet - dan blijft onverklaard waarom [medeverdachte 1] zijn medestanders [verdachte] en [medeverdachte 2] niet naar buiten is gevolgd. Aangenomen dat Van de Vorstenbos zich inderdaad in een levensbedreigende situatie bevond kan, mede gelet op hetgeen vooraf was gegaan, het schieten van [verdachte] op [betrokkene 1] als noodweer worden aangemerkt.
Ten aanzien van het voorhanden hebben van de wapens overweegt het hof als volgt. Voor wat zijn eigen wapen betreft kan verdachte zich niet op een rechtvaardigings- of schulduitsluitingsgrond beroepen. Hij mocht dit wapen niet in zijn bezit hebben en had het nooit mee mogen nemen. Dat het later goed te pas bleek te komen is niet iets, dat aan de strafbaarheid afdoet.
Anders ligt dit voor het bezit van het van [betrokkene 2] afgepakte wapen. Zoals hiervoor overwogen is het hof van oordeel dat [betrokkene 2] waarschijnlijk even tevoren [medeverdachte 2] in zijn buik had geschoten. Dat verdachte daarop het door [betrokkene 2] prijsgegeven wapen bij zich heeft gestoken acht het hof gerechtvaardigd; het zou levengevaarlijk zijn geweest om dit niet te doen. Naar het oordeel van het hof is hier sprake van overmacht in de zin van noodtoestand. Ook dit feit is daarom - in zoverre - niet strafbaar.
Zaak met parketnummer 16-500460-08
het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
opzetheling.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- dat verdachte een geladen vuurwapen voorhanden heeft gehad. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan opzetheling.
Naar het oordeel van het hof zou, bij een voortvarende berechting, terzake een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden dienen te worden opgelegd. Vanaf de inverzekeringstelling van verdachte op 22 april 2008 tot aan dit eindarrest zijn meer dan vijf jaren verstreken. Naar het oordeel van het hof is met name in de procedure voor het hof de redelijke termijn in ernstige mate geschonden, óók als in ogenschouw wordt genomen dat die lange duur mede in de hand is gewerkt door het door de verdediging pas in een zeer laat stadium ter beschikking stellen van de gebruikte vuurwapens enerzijds en het halsstarrig vasthouden aan tijdrovende en niet bijzonder zinvolle onderzoekshandelingen anderzijds.
Het hof zal daarom de op te leggen gevangenisstraf beperken tot vijf maanden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 57, 63, 287 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 16-500460-08 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 16-710784-08 onder 1, 2 en 3 en het in de zaak met parketnummer
16-500460-08 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 16-710784-08 onder 1 en 2 bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 16-710784-08 onder 3 bewezen verklaarde niet strafbaar voor zover het betreft het van [betrokkene 2] afgepakte vuurwapen en de daarbij behorende munitie en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 16-710784-08 onder 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar, voor zover het betreft verdachtes eigen pistool en de daarbij behorende munitie.
Verklaart het in de zaak met parketnummer in de zaak met parketnummer 16-500460-08 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr J.P. Bordes, voorzitter,
mr R. van den Heuvel en mr M. van Seventer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr R. Hermans, griffier,
en op 7 mei 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr M. van Seventer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.