ECLI:NL:GHARL:2013:BZ9549

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
24-000099-12
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en veroordeling tot gevangenisstraf na woningoverval met geweld

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 mei 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Assen. De verdachte was betrokken bij een woningoverval die plaatsvond op 26 oktober 2010, waarbij hij samen met mededaders een vrouw en haar elfjarige zoon met geweld heeft bedreigd en vastgebonden. De verdachte had eerder al onvoorwaardelijke gevangenisstraffen gekregen voor soortgelijke delicten. Tijdens de procedure heeft de verdachte geprobeerd om andere getuigen te beïnvloeden om onjuiste verklaringen af te leggen. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal tot veroordeling tot een gevangenisstraf van zes jaar en zes maanden in overweging genomen, maar heeft uiteindelijk besloten om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van vijf jaar en zes maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd, omdat de opgelegde straf niet in verhouding stond tot de ernst van het delict en de omstandigheden waaronder het was gepleegd. De verdachte had met meer dan licht geweld gehandeld, en er waren kwetsbare slachtoffers betrokken. Het hof heeft ook rekening gehouden met het feit dat de verdachte in de loop van de procedure andere mensen in een lastige positie heeft gebracht door hen te dwingen onjuiste verklaringen af te leggen. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Locatie Leeuwarden
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 24-000099-12
Uitspraak d.d.: 6 mei 2013
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Assen van
29 december 2011 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1974],
thans verblijvende in [verblijfplaats].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 19 maart 2012, 10 augustus 2012, 16 november 2012, 9 januari 2013 en 22 april 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van zes jaar en zes maanden, met aftrek van voorarrest. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. M.J. van Essen, naar voren is gebracht.
De ontvankelijkheid in hoger beroep
De raadsvrouw heeft het hof verzocht om verdachte in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Ter onderbouwing van dat verzoek heeft zij het volgende aangevoerd:
Verdachte heeft tot en met de zitting van 9 januari 2013 rechtsbijstand gekregen van anderen. Hem werd rond die tijd duidelijk dat hij, als gevolg van de door de verdediging uitgezette lijn, verstrikt was geraakt in leugens. Zijn toenmalige raadsman vertelde hem dat intrekken van het appèl niet meer mogelijk was. Om uit deze situatie te geraken heeft verdachte zich kort voor de zitting van 9 januari 2013 telefonisch tot zijn huidige raadsvrouw gewend, die bij dat gesprek nog niet over het dossier beschikte. De behandeling van de zaak is op de zitting van 9 januari 2013 aangehouden, omdat verdachte toen te kennen heeft gegeven dat hij zich niet langer wilde laten bijstaan door zijn toenmalige raadsman. Inmiddels heeft de raadsvrouw kennis genomen van het dossier en heeft zij de zaak met verdachte kunnen bespreken. Zij heeft verdachte geadviseerd zijn proceshouding te wijzigen en zijn bezwaren tegen het vonnis waarvan beroep te laten varen. Om daaraan uitdrukking te geven heeft zij namens verdachte het hoger beroep bij akte ingetrokken. Hoewel dat volgens de wet niet meer mogelijk is, wilde verdachte op die manier duidelijk maken dat hij geen enkel belang meer heeft bij de voortzetting van de behandeling in hoger beroep. Nu dat belang ontbreekt, is de weg voor het hof vrij om verdachte in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat intrekking van het hoger beroep niet meer mogelijk is, nu in de onderhavige zaak het onderzoek ter terechtzitting reeds is aangevangen en er ook verschillende behandelingen ter terechtzitting en andere onderzoekshandelingen hebben plaatsgevonden.
Voorts heeft hij de raadsvrouw en het hof laten weten niet akkoord te gaan met de wens van verdachte om niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn hoger beroep.
Het hof overweegt met betrekking tot het verzoek van de raadsvrouw het volgende.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat op grond van het bepaalde in artikel 453, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering intrekking van het hoger beroep slechts mogelijk is tot de aanvang van de behandeling van de zaak op de terechtzitting. Intrekking op een later gelegen tijdstip heeft daarom in beginsel geen rechtsgevolg.
In de stelling van de raadsvrouw, dat verdachte geen belang (meer) heeft bij de verdere behandeling van zijn strafzaak in hoger beroep, ligt een beroep besloten op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Niet-ontvankelijkverklaring van een verdachte op grond van dit artikel is een discretionaire bevoegdheid van de rechter. Deze mogelijkheid is in de wet opgenomen om de rechter de gelegenheid te geven - zonder onderzoek van de zaak - tot niet-ontvankelijkheid te beslissen.
In de onderhavige zaak heeft verdachte tot aan de laatste zitting van het hof op 22 april 2013 met grote nadruk weersproken schuldig te zijn aan hetgeen hem wordt verweten. Om zijn gestelde onschuld te bewijzen heeft hij - naar thans vaststaat: tegen beter weten in - een groot aantal personen laten getuigen teneinde hem een alibi te verschaffen. De zaak is inmiddels op vijf terechtzittingen van het hof inhoudelijk (uitgebreid) behandeld. Op 9 januari 2013 was het onderzoek zo ver gevorderd dat de advocaat-generaal en de verdediging het woord zouden krijgen. Verdachte wilde toen een andere advocaat; daartoe is het onderzoek opnieuw aangehouden.
Het hof overweegt dat artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet is bedoeld om een bij de rechter in onderzoek zijnde zaak te laten eindigen op een door verdachte te bepalen moment en om verdachte moverende redenen. Gelet op de stand van het onderzoek in hoger beroep wijst het hof het verzoek van verdachte om hem (alsnog) in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, af.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
verdachte op of omstreeks 26 oktober 2010 te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan/nabij de [straat] heeft weggenomen een of meer geldbedrag(en) en/of een kluis, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of verdachtes mededader(s), waarbij verdachte en/of die mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben/heeft verschaft en/of dat/die geld/goed(eren) onder hun/zijn/haar bereik hebben/heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming
en/of
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of haar zoon [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heter daad aan zichzelf en/of die mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of die mededader(s)
- de slaapkamer waarin die [slachtoffer 1] zich bevond, zijn/is binnengegaan en/of (daarbij) (tegen die [slachtoffer 1]) hebben/heeft geroepen/gezegd: "Dit is het arrestatieteam, u wordt gearresteerd, u moet liggen", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- tegen die [slachtoffer 1] hebben/heeft gezegd dat haar man op de snelweg zou worden aangehouden, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- die [slachtoffer 1] (terug) op bed hebben/heeft geduwd/gedrukt en/of
- de armen van die [slachtoffer 1] op haar rug hebben/heeft vastgehouden en/of
- om de pols(en) van die [slachtoffer 1] (een) tiewrap(s) hebben/heeft gedaan en/of
- tegen die [slachtoffer 1] hebben/heeft gezegd: "Zwart geld, zwart geld, wij zoeken zwart geld, we weten dat het er is", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- een kluis (uit een nachtkastje) hebben/heeft gepakt en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] hebben/heeft gezegd: "Nummer van de kluis, nummer van de kluis", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] hebben/heeft gezegd dat zij/hij niet mocht(en) kijken, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- (meermalen) aan die [slachtoffer 1] hebben/heeft gevraagd waar het zwarte geld en/of de weedplantages waren/was en/of
- tegen die [slachtoffer 2] hebben/heeft gezegd: "Liggen, liggen", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- om de pols(en) van die [slachtoffer 2] (een) tiewrap(s) hebben/heeft gedaan en/of
- tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] hebben/heeft gezegd dat zij/hij rustig moest(en) blijven liggen, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- zichtbaar voor die [slachtoffer 2] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, voorhanden hebben/heeft gehad en/of
- een kussen op het hoofd/gezicht van die [slachtoffer 1] hebben/heeft gelegd/geduwd en/of
- het hoofd van die [slachtoffer 1] aan haar haren omhoog hebben/heeft getrokken, althans aan de hoofdharen van die [slachtoffer 1] hebben/heeft getrokken, en/of
- toen verdachte en/of die mededader(s) die woning verliet(en) tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] hebben/heeft gezegd: "Liggen blijven", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
verdachte op 26 oktober 2010 te [plaats], tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning aan de [straat] heeft weggenomen een geldbedrag en een kluis, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en verdachtes mededaders, waarbij verdachte en die mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming en
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en haar zoon [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of die mededaders
- de slaapkamer waarin die [slachtoffer 1] zich bevond, zijn binnengegaan en daarbij tegen die [slachtoffer 1] hebben/heeft geroepen: "Dit is het arrestatieteam, u wordt gearresteerd, u moet liggen" en
- tegen die [slachtoffer 1] hebben/heeft gezegd dat haar man op de snelweg zou worden aangehouden, en
- die [slachtoffer 1] terug op bed hebben/heeft geduwd en
- de armen van die [slachtoffer 1] op haar rug hebben/heeft vastgehouden en
- om de polsen van die [slachtoffer 1] tiewraps hebben/heeft gedaan en
- tegen die [slachtoffer 1] hebben/heeft gezegd: "Zwart geld, zwart geld, wij zoeken zwart geld, we weten dat het er is" en
- een kluis uit een nachtkastje hebben/heeft gepakt en daarbij tegen die [slachtoffer 1] hebben/heeft gezegd: "Nummer van de kluis, nummer van de kluis" en
- tegen die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] hebben/heeft gezegd dat zij niet mochten kijken en
- meermalen aan die [slachtoffer 1] hebben/heeft gevraagd waar het zwarte geld en de weedplantages waren en
- tegen die [slachtoffer 2] hebben/heeft gezegd: "Liggen, liggen" en
- om de polsen van die [slachtoffer 2] tiewraps hebben/heeft gedaan en
- tegen die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] hebben/heeft gezegd dat zij rustig moesten blijven liggen en
- een kussen op het hoofd van die [slachtoffer 1] hebben/heeft gelegd en
- het hoofd van die [slachtoffer 1] aan haar haren omhoog hebben/heeft getrokken en
- toen verdachte en die mededaders die woning verlieten tegen die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] hebben/heeft gezegd: "Liggen blijven".
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte is in de vroege ochtend van 26 oktober 2010 samen met twee anderen door middel van braak en inklimming binnengedrongen in de woning van [slachtoffer 1]. Zij hadden op enige afstand van die woning gewacht tot de echtgenoot van [slachtoffer 1] de woning had verlaten, voordat zij daar naar binnen gingen. [slachtoffer 1] en haar elfjarige zoon [slachtoffer 2] lagen op dat moment nog in bed. Verdachte en zijn mededaders hadden tiewraps meegenomen (om mensen mee te kunnen boeien). Toen zij halverwege de trap naar de bovenetage van de woning waren, begonnen zij luidkeels te roepen dat zij van de politie waren. Eenmaal op de slaapkamer van [slachtoffer 1] hebben zij direct met behulp van de tiewraps de handen van [slachtoffer 1] op haar rug gebonden. Op enig moment hebben zij haar een kussen op het hoofd gelegd en ook hebben zij haar aan de haren overeind getrokken. Een van de mededaders heeft [slachtoffer 2] van zijn kamer gehaald en bij [slachtoffer 1] in de kamer gebracht. Ook hij werd daar met tiewraps geboeid.
Op basis van de landelijke Oriëntatiepunten voor Straftoemeting van het Landelijk Overleg van Voorzitters van de Strafsectoren geldt voor een woningoverval waarbij sprake is van licht geweld en/of bedreiging als oriëntatiepunt voor de straf een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren. Bij "licht geweld" moet worden gedacht aan een enkele ruk of duw, zonder noemenswaardig letsel. Zoals hiervoor reeds beschreven is in het onderhavige geval aanmerkelijk meer dan dergelijk licht geweld gepleegd. Als sprake is van meer dan licht geweld geldt een gevangenisstraf van vijf jaren als uitgangspunt voor bestraffing.
Als strafverzwarende factoren houdt het hof er voorts rekening mee dat sprake was van twee kwetsbare slachtoffers, dat verdachte het feit met anderen pleegde en dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 4 april 2013 reeds eerder wegens – onder meer – soortgelijke delicten tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen is veroordeeld.
Het hof heeft voorts acht geslagen op de omstandigheid dat verdachte er in de loop van de procedure in hoger beroep niet voor is teruggedeinsd om andere mensen in een situatie te brengen, waarin zij tot het afleggen van een onjuiste verklaring werden bewogen. Een van deze personen is door het hof na het afleggen van zijn verklaring als – kort gezegd – onwillige getuige gegijzeld.
Gelet op al het voorgaande, bezien in onderling verband en samenhang, is het hof van oordeel dat met de door de eerste rechter opgelegde straf onvoldoende uiting wordt gegeven aan de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit, onder de omstandigheden waaronder dat feit is gepleegd en de rol die verdachte daarin, én in de wijze van strafrechtelijke afdoening ervan, heeft gespeeld. Dat verdachte op het allerlaatste moment een bekentenis heeft afgelegd en spijt heeft betuigd maakt dat oordeel niet anders.
Het hof acht daarom oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren en zes maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren en 6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr. P. Koolschijn en mr. B.J.J. Melssen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Meester, griffier,
en op 6 mei 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. B.J.J. Melssen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.