ECLI:NL:GHARL:2013:BZ9255

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
24-002364-12
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag en openlijke geweldpleging na geweldsincident na houseparty

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 mei 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die was veroordeeld voor poging tot doodslag en openlijke geweldpleging. De zaak betreft een geweldsincident dat plaatsvond na een houseparty, waarbij de verdachte en zijn mededaders het slachtoffer, met wie een van hen eerder een confrontatie had gehad, mishandelden. De verdachte heeft het slachtoffer tweemaal met een mes gestoken, wat leidde tot ernstige verwondingen, waaronder een klaplong. De vriendin van het slachtoffer werd ook mishandeld toen zij probeerde in te grijpen. Het hof oordeelde dat de verdachte een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en dat het geweld op de openbare weg heeft plaatsgevonden, wat bijdraagt aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving.

Het hof heeft de gevangenisstraf van 42 maanden die door de rechtbank was opgelegd, als onvoldoende beschouwd en heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaren. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en het feit dat de verdachte geen recente recidive had. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn ook toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding aan beide slachtoffers. De uitspraak benadrukt de ernst van geweldsdelicten en de impact daarvan op slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 24-002364-12
Uitspraak d.d.: 2 mei 2013
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 22 oktober 2012 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1987],
thans verblijvende in [verblijfplaats].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 8 januari 2013 en 18 april 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vrijspraak van verdachte ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde en veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren. De advocaat-generaal heeft tevens gevorderd de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] en [benadeelde 2] volledig toe te wijzen, beide met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. T.P. van Dijken, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1:
primair
hij op of omstreeks 16 oktober 2011 te [plaats], gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [benadeelde 1] meermalen met kracht met tot vuisten gebalde handen op/tegen het hoofd en/of in het gezicht heeft/hebben geslagen en/of waarbij die [benadeelde 1] op de grond is gevallen en/of die [benadeelde 1] meermalen, althans eenmaal, tegen een of meer lichaamsde(e)l(en) heeft/hebben geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 16 oktober 2011 te [plaats], gemeente [gemeente], met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, op/nabij de [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 1], welk geweld bestond uit meermalen met kracht met tot vuisten gebalde handen op/tegen het hoofd en/of in het gezicht van die [benadeelde 1] slaan en/of waarbij die [benadeelde 1] op de grond is gevallen en/of het tegen een of meer lichaamsde(e)l(en) van die [benadeelde 1] schoppen;
2:
hij op of omstreeks 16 oktober 2011 te [plaats], gemeente [gemeente] (na het onder 1 ten laste gelegde), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [benadeelde 1] van het leven te beroven, met dat opzet die [benadeelde 1] meermalen met kracht met tot vuisten gebalde handen op/tegen het hoofd en/of een of meer andere lichaamsdelen heeft/hebben geslagen en/of die [benadeelde 1] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug (ter hoogte van de linkerlong) en/of in de buik heeft/hebben gestoken en/of heeft/hebben gezegd:"Ik maak hem dood. Ik maak hem dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3:
hij op of omstreeks 16 oktober 2011 te [plaats], gemeente [gemeente], met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, op/nabij de [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 2], welk geweld bestond uit het schoppen in de buik van die [benadeelde 2] en/of het over die [benadeelde 2] heenlopen en/of tegen die [benadeelde 2] aanbotsen en/of het springen op een knie van die [benadeelde 2].
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging
De raadsman heeft ter zitting van het hof betoogd dat er met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde onvoldoende overtuigend bewijs is voor een veroordeling van verdachte, zodat verdachte moet worden vrijgesproken. Door de raadsman is - kort gezegd - aangevoerd dat de verklaringen van [getuige], die ten aanzien van verdachte belastende verklaringen heeft afgelegd, niet betrouwbaar zijn omdat:
a) het motief om het slachtoffer wat aan te doen bij [getuige] lag, omdat het slachtoffer [getuige] bij een eerdere confrontatie een gebroken neus heeft geslagen;
b) [getuige] voor het eerst een belastende verklaring jegens verdachte heeft afgelegd nadat [getuige] in verzekering is gesteld en hij geconfronteerd werd met een inbraak in zijn woning waarbij verdachte (aldus de politie tegenover [getuige]) betrokken zou zijn geweest;
c) de verklaring van [getuige] niet overeenkomt met de verklaringen van aangevers en getuigen.
Het hof is van oordeel dat het feit dat volgens de raadsman het motief om het slachtoffer iets aan te doen (voornamelijk) bij getuige [getuige] lag, omdat er tussen [getuige] en het slachtoffer eerder een confrontatie is geweest, nog geen reden is om de betrouwbaarheid van de verklaring van [getuige] in twijfel te trekken.
Hetzelfde geldt voor het feit dat [getuige] voor het eerst een belastende verklaring ten aanzien van verdachte heeft afgelegd nadat hij in verzekering was gesteld en hij werd geconfronteerd met een inbraak in zijn woning, bij welke inbraak de verdachte - aldus de politie - vermoedelijk betrokken was.
Het klopt dat [getuige] voor het eerst, te weten op 17 oktober 2012, een belastende verklaring heeft afgelegd met betrekking tot verdachte nadat hem door de politie was verteld dat er in zijn woning was ingebroken en dat de goederen die uit de woning van [getuige] waren weggenomen de volgende dag waren aangetroffen in een woning waar verdachte aanwezig was. Het hof ziet echter geen aanleiding te veronderstellen dat [getuige] deze belastende verklaring heeft afgelegd om verdachte - vanwege de inbraak - de schuld van deze steekpartij in de schoenen te schuiven.
Uit de verklaring van [getuige 2] - de (ex)vriendin van getuige [getuige] - blijkt dat [getuige] de dag na het onderhavige incident, te weten al op 17 oktober 2010 tegen haar heeft gezegd dat er iets ergs was gebeurd, namelijk dat [verdachte] (te weten verdachte) iemand had neergestoken. De naam van verdachte is door [getuige] dus al de ochtend na het steekincident genoemd. Het hof heeft derhalve geen redenen te veronderstellen dat [getuige] deze belastende verklaring heeft afgelegd uit rancune of vanwege het feit dat [getuige] moeite had met het feit dat hij in verzekering was gesteld. Dat [getuige] niet ten tijde van zijn eerste verhoor al met een verklaring komt waarin hij verdachte belast maakt dit niet anders. Dit feit tast de betrouwbaarheid van de afgelegde verklaring naar het oordeel van het hof niet aan.
Tot slot is het hof van oordeel dat ook het gegeven dat de verklaring van [getuige] met betrekking tot hetgeen aan het steekincident is voorafgegaan niet (volledig) overeenkomt met de verklaringen van aangevers/getuigen niets afdoet aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [getuige] dat verdachte tegen hem heeft gezegd dat hij het slachtoffer gestoken heeft.
[getuige] heeft in de door hem afgelegde verklaringen erkend dat hij het slachtoffer heeft geslagen en hij heeft daarmee niets van zijn eigen rol afgedaan.
Het hof acht de verklaring van [getuige] die hij bij de politie heeft afgelegd en ter zitting van het hof d.d. 18 april 2013 onder ede heeft herhaald derhalve betrouwbaar. Het hof heeft daarbij tevens waarde gehecht aan het feit dat de verklaring van [getuige] wordt ondersteund door de de auditu verklaring van [getuige 2]. Zij heeft - als hierboven weergegeven - bij de politie verklaard dat ze de ochtend na het steekincident door [getuige] werd gebeld en zij op zijn verzoek bij hem is langsgegaan [getuige 2] heeft tevens verklaard dat ze, toen ze bij [getuige] in de woning kwam, zag dat [getuuige] aangedaan was. [getuige] heeft haar toen verteld dat hij de avond/nacht ervoor (onder andere) met verdachte naar een feest in [plaats] was geweest, dat daar iets ergs was gebeurd, namelijk dat verdachte iemand had neergestoken.
De verklaring van [getuige] dat hij de bewuste avond samen met verdachte en [betrokkene] naar een houseparty/hardcore-feest in [plaats] is geweest vindt thans ook steun in de verklaring van verdachte.
Verdachte heeft tijdens alle verhoren, zowel bij de politie als ter zitting bij de rechtbank steeds ontkend dat hij die bewuste avond met [getuige] op stap was in [plaats]. Ter zitting van de rechtbank - waar verdachte zich geconfronteerd zag met het gegeven dat zijn mobiele telefoon die bewuste avond was aangestraald door een mast die in [plaats] stond - heeft verdachte zijn verklaring bijgesteld en heeft hij verklaard dat hij die avond wel in de buurt van [plaats] is geweest, omdat hij daar ergens een hennepkwekerij had.
Ter zitting van het hof heeft verdachte wederom zijn verklaring bijgesteld en heeft hij voor het eerst erkend dat hij die bewuste avond met [getuige] en [betrokkene] naar een houseparty/ hardcore-feest in [plaats] is geweest.
Nu verdachte wisselende verklaringen heeft afgelegd en pas heeft willen erkennen dat hij die bewuste avond met (onder andere) [getuige] in [plaats] was toen bleek dat objectieve bewijsmiddelen het tegendeel bewezen, maakt dat het hof de ontkenning van verdachte dat hij het slachtoffer met het mes heeft gestoken niet geloofwaardig acht.
Het hof is van oordeel dat het door de verdediging gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig bewezen en heeft het hof de overtuiging verkregen, dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1 subsidiair:
hij op 16 oktober 2011 te [plaats], gemeente [gemeente], met anderen, op of aan de openbare weg, op/nabij de [straat], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 1], welk geweld bestond uit meermalen met kracht met tot vuisten gebalde handen op/tegen het hoofd en in het gezicht van die [benadeelde 1] slaan en waarbij die [benadeelde 1] op de grond is gevallen en het tegen een of meer lichaamsde(e)l(en) van die [benadeelde 1] schoppen;
2:
hij op 16 oktober 2011 te [plaats], gemeente [gemeente] (na het onder 1 ten laste gelegde), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde 1] van het leven te beroven, met dat opzet die [benadeelde 1] met een mes in de rug, ter hoogte van de linkerlong, en in de buik heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3:
hij op 16 oktober 2011 te [plaats], gemeente [gemeente], met anderen, op of aan de openbare weg, op/nabij de [straat], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 2], welk geweld bestond uit het schoppen in de buik van die [benadeelde 2] en het over die [benadeelde 2] heenlopen en het springen op een knie van die [benadeelde 2].
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
poging tot doodslag.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 16 oktober 2011 schuldig gemaakt aan verschillende geweldsfeiten, te weten aan een poging tot doodslag en tweemaal aan openlijke geweldpleging. Na een houseparty/hardcore-feest hebben verdachte en zijn mededaders [benadeelde 1], met wie een van die mededaders een paar weken eerder een confrontatie had gehad, geschopt en geslagen. De vriendin van [benadeelde 1], die haar vriend wilde ontzetten, is eveneens door verdachte en zijn mededaders mishandeld. Hierna heeft verdachte [benadeelde 1] tweemaal met een mes gestoken. Na de eerste steek in de rug, waardoor [benadeelde 1] een klaplong had opgelopen, is verdachte achter de vluchtende [benadeelde 1] aangerend en heeft hij hem met nog een keer met het mes in zijn buik gestoken. Als de vriendin van [benadeelde 1] hem niet zo snel had gevonden had [benadeelde 1] aan zijn verwondingen kunnen overlijden.
Verdachte heeft door aldus te handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en heeft met name aan [benadeelde 1] bijzonder veel leed berokkend. Bovendien brengt het feit dat dit grove geweldsdelict op de openbare weg heeft plaatsgevonden met zich dat algemene gevoelens van angst en onveiligheid worden aangewakkerd.
De lichamelijke en psychische gevolgen van het letsel van [benadeelde 1] blijken duidelijk uit de schriftelijke slachtofferverklaring d.d. 25 september 2012. [benadeelde 1] is na het incident met spoed opgenomen op de intensive care en hij heeft daar vijf dagen gelegen. Hierna heeft hij nog lange tijd last ondervonden van de verwondingen en heeft hij lange tijd niet kunnen werken. Ook blijkt dat [benadeelde 1] door dit incident in het dagelijkse leven wantrouwend en afstandelijker is geworden.
Het hof heeft daarnaast gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 4 april 2013, waaruit blijkt dat verdachte eerder een transactie heeft voldaan ter zake van openlijke geweldpleging.
De reclassering heeft, blijkens het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport d.d. 28 september 2012, geen advies omtrent de afdoening van deze zaak kunnen formuleren, nu verdachte (deels) heeft geweigerd mee te werken.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof met de advocaat-generaal van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren een passende en geboden bestraffing is.
De door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf van 42 maanden doet onvoldoende recht aan de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan. Met betrekking tot de ernst van het onder 2 bewezenverklaarde feit overweegt het hof in het bijzonder dat verdachte, nadat hij het slachtoffer al ernstig had verwond, achter hem is aangerend en het slachtoffer nogmaals met het mes heeft gestoken. Gezien het vorenstaande ziet het hof in, de (door de rechtbank overwogen) strafverminderde omstandigheid dat verdachte geen recente recidive heeft, geen reden om aan verdachte een lagere straf op te leggen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.615,73. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 500,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 57, 141 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 3.615,73 (drieduizend zeshonderdvijftien euro en drieënzeventig cent) bestaande uit € 615,73 (zeshonderdvijftien euro en drieënzeventig cent) materiële schade en € 3.000,00 (drieduizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1], een bedrag te betalen van € 3.615,73 (drieduizend zeshonderdvijftien euro en drieënzeventig cent) bestaande uit € 615,73 (zeshonderdvijftien euro en drieënzeventig cent) materiële schade en € 3.000,00 (drieduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 46 (zesenveertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 16 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 16 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2], een bedrag te betalen van € 500,00 (vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 16 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter,
mr. L.T. Wemes en mr. W. Foppen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Pool, griffier,
en op 2 mei 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Foppen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.