ECLI:NL:GHARL:2013:BZ9139
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- J.A.W. Lensing
- P. van Kesteren
- P.H.A.J. Cremers
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in drugszaken wegens gebrek aan bewijs van wetenschap of aanvaarding van aanwezigheid van hasjiesj en hennep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 februari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Arnhem. De verdachte was aangeklaagd voor het aanwezig hebben van aanzienlijke hoeveelheden hasjiesj en hennep, maar het hof heeft de verdachte vrijgesproken. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarin de verdachte was vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Het hof heeft de zaak onderzocht op verschillende terechtzittingen en heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de drugs of dat zij de aanmerkelijke kans had aanvaard dat deze aanwezig waren.
Het hof heeft vastgesteld dat de hasjiesj en hennep in een kantoor waren aangetroffen, maar er was geen bewijs dat de verdachte op de hoogte was van deze aanwezigheid. De verdachte had verklaard dat zij niet wist dat de drugs daar waren en dat zij niet betrokken was bij de activiteiten van haar partner, die de hoofdgebruiker van het kantoor was. Het hof heeft ook overwogen dat de enkele aanwezigheid van een sleutel van het kantoor bij de verdachte niet voldoende bewijs opleverde voor haar wetenschap van de drugs.
De beslissing van het hof was gebaseerd op het feit dat de verdachte niet buiten redelijke twijfel als (mede)pleger kon worden aangemerkt. De verklaringen van de verdachte werden niet als ongeloofwaardig beschouwd, en er was onvoldoende bewijs dat zij op de hoogte was van de drugshandel. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd voor zover het aan het oordeel van het hof was onderworpen en heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.