4.1 Ingevolge artikel 15, eerste lid, onderdeel h, van de Wet is de verkrijging bij fusie, splitsing en interne reorganisatie onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden van de belasting vrijgesteld.
4.2 Ingevolge artikel 5d, eerste lid, aanhef en onderdeel b van het Besluit is de onder 4.1 genoemde vrijstelling van toepassing op een verkrijging door een instelling of vereniging als bedoeld in artikel 6.33, eerste lid, onderdelen b en c, van de Wet IB 2001 (hierna: ANBI’s) bij een taakoverdracht tussen twee of meer ANBI’s, indien in het kader daarvan alle activa en passiva die betrekking hebben op de overgedragen taak aan de verkrijgende ANBI worden overgedragen, mits bij de overdracht commerciële factoren geen rol spelen. In artikel 5d, tweede lid, van het Besluit is bepaald, dat de vrijstelling niet van toepassing is op de verkrijging indien de overdracht uitsluitend de exploitatie van onroerende zaken inhoudt of de afzonderlijke overdracht van onroerende zaken betreft of als de onroerende zaken niet worden aangewend voor de overgedragen taak.
4.3 Belanghebbende stelt dat is voldaan aan de in artikel 5d van het Besluit gestelde eis van taakoverdracht, omdat niet alleen de onroerende zaak, maar ook het beheer alsmede de onderhouds- en exploitatietaken door de Vereniging zijn overgedragen aan belanghebbende. Mocht geen sprake zijn van een taakoverdracht, dan staat dit volgens belanghebbende aan de toepassing van de vrijstelling niet in de weg, omdat de besluitgever ten onrechte de eis heeft gesteld dat sprake moet zijn van een taakoverdracht. Daarmee is volgens belanghebbende de besluitgever buiten zijn delegatiebevoegdheid getreden. Daarnaast is de eis in strijd met de gelijke behandeling. Belanghebbende stelt dat artikel 15, eerste lid, onderdeel h, van de Wet bij een reorganisatie van ANBI’s op een gelijke wijze moet worden toegepast als bij een reorganisatie van vennootschappen. Nu in artikel 5b van het Besluit niet de eis van taakoverdracht wordt gesteld bij een interne reorganisatie van vennootschappen, kan deze eis bij een reorganisatie van ANBI’s evenmin gesteld worden.
4.4 De Inspecteur is van mening dat geen taakoverdracht heeft plaatsgevonden. De besluitgever is zijn delegatiebevoegdheid volgens de Inspecteur niet te buiten gegaan bij het vaststellen van de eisen in artikel 5d van het Besluit en heeft daarbij evenmin gelijke gevallen ongelijk behandeld. Daarnaast stelt hij zich op het standpunt dat artikel 15, vierde lid, van de Wet in de weg staat aan de toepassing van de vrijstelling.
4.5 Bij een taakoverdracht in de zin van artikel 5d van het Besluit heeft de besluitgever, mede gelet op het tweede lid van dat artikel, beoogd dat een complex van activiteiten in de sfeer van het algemeen nut of in het kader van de verenigingsactiviteiten met de daarbij behorende activa en passiva wordt overgedragen, dat meer omvat dan het verstrekken van huisvesting tegen een vergoeding en het dragen van eigenaarslasten. De Vereniging heeft enkel de onroerende zaken te Q aan belanghebbende verhuurd en de eigenaarslasten, zoals de kosten van uitvoering van groot onderhoud en renovatie, gedragen. Belanghebbende huurde de onroerende zaken te Q, droeg de huurderslasten, verzorgde het tuinonderhoud en gebruikte de gehuurde onroerende zaken voor de zorgtaken binnen haar instellingen. Onder deze omstandigheden is de overdracht van de onroerende zaken te Q door de Vereniging aan belanghebbende niet aan te merken als een taakoverdracht als bedoeld in artikel 5d van het Besluit.
4.6 De besluitgever is niet buiten zijn delegatiebevoegdheid getreden met het stellen van de eis van taakoverdracht. Artikel 15, eerste lid, aanhef en onderdeel h, van de Wet biedt de besluitgever een ruime bevoegdheid tot het vaststellen van voorwaarden. Van deze ruime bevoegdheid heeft de besluitgever gebruik gemaakt door het overdragen van taken tussen onafhankelijke ANBI’s onder een vrijstelling voor interne reorganisaties te brengen. Nu een taakoverdracht tussen onafhankelijke ANBI’s waarbij tevens een onroerende zaak wordt overgedragen, niet gelijk is aan interne reorganisatie als bedoeld in artikel 5b van het Besluit, waarbij onroerende zaken worden overgedragen tussen vennootschappen die tot een concern behoren, is evenmin sprake van een ongelijke behandeling van gelijke gevallen.
4.7 De Inspecteur heeft derhalve terecht het verzoek om teruggaaf geweigerd. Het nadere standpunt van de Inspecteur inzake de toetsing aan artikel 15, vierde lid, van de Wet behoeft dan geen behandeling.
Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.
5. Proceskosten