ECLI:NL:GHARL:2013:BZ8779
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontruiming van de woning na beëindiging van de samenleving met dwangsom
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 april 2013 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een man en een vrouw die na de beëindiging van hun samenleving nog bijna drie jaar samen in de gemeenschappelijke woning verbleven. De man vorderde de vrouw te veroordelen tot ontruiming van de woning op straffe van een dwangsom, omdat zij zich niet hield aan de afspraken die in een convenant waren gemaakt. De vrouw had de woning op 1 oktober 2012 niet verlaten en woonde nog steeds samen met hun minderjarige kinderen in de woning, terwijl de man elders verbleef.
Het hof oordeelde dat de vrouw, ondanks de afspraken die zij met de man had gemaakt, weigerde de woning te verlaten. De man had een spoedeisend belang, aangezien hij in financiële problemen verkeerde en de bank dreigde de woning te verkopen. Het hof vond het niet redelijk om van de man te verlangen dat hij zich opnieuw tot een mediator wendde, aangezien de vrouw de gemaakte afspraken al snel had geschonden. Het hof wees het verweer van de vrouw af dat zij de woning niet kon verlaten omdat zij geen vervangende woonruimte had, en benadrukte dat zij al drie jaar de tijd had gehad om een nieuwe woning te vinden.
De voorzieningenrechter had de vrouw al respijt gegeven tot 1 mei 2013, maar het hof oordeelde dat het niet redelijk was om de vrouw nog langer in de woning te laten verblijven. De vrouw werd veroordeeld tot ontruiming van de woning, met een dwangsom van € 125,- per dag, tot een maximum van € 10.000,-. Het hof bekrachtigde het vonnis van de voorzieningenrechter en compenseerde de proceskosten, zodat ieder van partijen de eigen kosten droeg. De grieven van de vrouw werden afgewezen, en het hof oordeelde dat de man recht had op het gebruik van de woning.