ECLI:NL:GHARL:2013:BZ8561
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Zorgplicht van de bank in vermogensadviesrelatie met betrekking tot perpetuele achtergestelde obligaties
In deze zaak gaat het om de zorgplicht van de Friesland Bank N.V. in het kader van een vermogensadviesrelatie. Klanten, [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1], hebben op advies van de bank geïnvesteerd in perpetuele achtergestelde obligaties van de bank. Na de emissie daalde de koers van deze obligaties aanzienlijk, wat leidde tot een geschil over de vraag of de bank een gebrekkig advies heeft gegeven. Het hof overweegt dat de beoordeling van het advies moet plaatsvinden aan de hand van de gangbare inzichten ten tijde van het advies in 2004. Het hof concludeert dat de belegging in de obligaties destijds als solide en risicomijdend werd beschouwd en dat de latere koersdaling niet voorzienbaar was. De bank heeft niet tekortgeschoten in haar zorgplicht, aangezien het advies om in deze obligaties te beleggen door een redelijk bekwaam en redelijk handelend adviseur gegeven kon worden. De rechtbank had eerder de vorderingen van de klanten toegewezen, maar het hof vernietigt deze vonnissen en wijst de vorderingen van de klanten af. De kosten van de procedure worden aan de klanten opgelegd.