ECLI:NL:GHARL:2013:BZ7979

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
TBS P12/0168
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Y.A.J.M. van Kuijck
  • J.P. Bordes
  • E.G. Smedema
  • B.C.M. Raes
  • R. Poll
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overgang naar GGZ in kader van Wet BOPZ voor terbeschikkinggestelde

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 maart 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde, geboren in 1964 en verblijvende in FPC De Kijvelanden. Het hof heeft in afwijking van de adviezen van de kliniek en de reclassering geoordeeld dat een overgang naar de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) in het kader van de Wet BOPZ verantwoord is. Dit besluit is genomen na een zorgvuldige afweging van de proportionaliteit en subsidiariteit, waarbij het hof heeft vastgesteld dat FPC De Kijvelanden als psychiatrisch ziekenhuis is aangewezen volgens de Wet BOPZ.

De terbeschikkinggestelde is eerder ter beschikking gesteld op 31 december 1991, en de maatregel loopt inmiddels ruim 20 jaar. Het hof heeft in zijn overwegingen het belang van de resocialisatie van de terbeschikkinggestelde benadrukt, maar ook de risico's van recidive in overweging genomen. Eerdere pogingen tot resocialisatie zijn mislukt, wat heeft geleid tot een impasse. Het hof heeft de reclassering gevraagd te rapporteren over de gevolgen van een eventuele beëindiging van de terbeschikkingstelling.

De rechtbank Rotterdam had eerder een voorlopige machtiging verleend voor opname in een psychiatrisch ziekenhuis, maar het hof heeft geconcludeerd dat de veiligheid van anderen niet langer vereist dat de terbeschikkingstelling wordt verlengd. Het hof heeft de vordering van de officier van justitie afgewezen en de beslissing van de rechtbank vernietigd. De terbeschikkinggestelde kan na beëindiging van de terbeschikkingstelling voorlopig opgenomen blijven in FPC De Kijvelanden, indien dat noodzakelijk wordt geacht.

Uitspraak

TBS P12/0168
Beslissing d.d. 21 maart 2013
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[naam terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats, 1964],
verblijvende in FPC De Kijvelanden.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Haarlem van 29 maart 2012, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het vonnis van de rechtbank Haarlem van 12 december 1991, waarbij de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege werd opgelegd;
- het verlengingsadvies van FPC De Kijvelanden van 1 maart 2012;
- de rapportage pro justitia van 28 september 2011, opgemaakt door [naam psychiater], psychiater;
- de rapportage van [GGZ Reclassering] van 1 november 2011;
- de vordering van de officier van justitie, ingekomen op 10 november 2011;
- de aanvullende informatie van FPC De Kijvelanden van 2 juli 2012, met als bijlage de wettelijke aantekeningen van het eerste kwartaal van 2012;
- het proces-verbaal van de zitting van het hof op 23 juli 2012;
- de tussenbeslissing van het hof van 6 augustus 2012;
- de rapportage van [GGZ Reclassering] van 5 oktober 2012;
- de tussenbeslissing van het hof van 8 november 2012;
- het verlengingsadvies van FPC De Kijvelanden van 26 november 2012;
- het proces-verbaal van de zitting van het hof op 10 december 2012;
- de tussenbeslissing van het hof van 19 december 2012;
- een brief van de raadsvrouw van 19 februari 2013 met als bijlage een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 24 januari 2013;
- een mailwisseling tussen de advocaat-generaal en [naam psychiater], psychiater verbonden aan FPC De Kijvelanden;
- de door de raadsvrouw ter zitting van het hof overgelegde pleitnota.
Het hof heeft ter zitting van 28 februari 2013 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J. Steenbrink, advocaat te Arnhem, en de advocaat generaal mr E.J. Julsing-Nijenhuis.
Overwegingen:
De tussenbeslissing van het hof
Bij tussenbeslissing van 19 december 2012 is de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw, in de gelegenheid gesteld een voorwaardelijke rechterlijke machtiging op grond van de wet BOPZ aan te vragen.
Beschikking van de rechtbank Rotterdam
Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 24 januari 2013 is op grond van de Wet BOPZ een voorlopige machtiging verleend om de terbeschikkinggestelde in een psychiatrisch ziekenhuis te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van ten hoogste zes maanden onder de opschortende voorwaarde dat de terbeschikkingstelling onherroepelijk wordt beëindigd.
De mailberichten van de psychiater van de kliniek
Uit een e-mailbericht van de psychiater van 26 februari 2013 blijkt dat de terbeschikkinggestelde ernstig maniform-psychotisch gedecompenseerd zou zijn. Bij opheffing van de terbeschikkingstelling zou direct ernstig gevaar ontstaan en zou de terbeschikkinggestelde niet meer in een TBS-setting zoals FPC De Kijvelanden kunnen verblijven. Voortzetting van de dwangbehandeling door middel van een voorlopige rechterlijke machtiging binnen een TBS-setting is volgens de psychiater niet mogelijk. Uit het daarop volgende e-mailbericht van de psychiater van 28 februari 2013 blijkt dat de terbeschikkinggestelde nog steeds ontregeld is en in de separeer is geplaatst. Vanwege het acute beeld is de terbeschikkinggestelde op dit moment niet plaatsbaar bij opheffing van de TBS.
Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
FPC De Kijvelanden is een door de minister aangewezen Psychiatrisch Ziekenhuis in de zin van artikel 1 van de Wet BOPZ. Verblijf van de terbeschikkinggestelde in FPC De Kijvelanden op basis van de door de rechtbank verleende BOPZ-machtiging (in afwachting van een doorplaatsing naar een reguliere psychiatrische instelling) is derhalve mogelijk. Primair is daarom verzocht de vordering van de officier van justitie af te wijzen. Subsidiair is verzocht de behandeling van de zaak aan te houden teneinde stabilisatie van de terbeschikkinggestelde af te wachten zodat hij alsnog kan worden doorgeplaatst naar een instelling binnen de reguliere geestelijke gezondheidszorg.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot aanhouding van de zaak voor een korte periode om te bezien wat de plaatsingsmogelijkheden zijn van de terbeschikkinggestelde op basis van de door de rechtbank verleende machtiging, inclusief de mogelijkheid van een plaatsing in FPC De Kijvelanden.
Het oordeel van het hof
Aanhoudingsverzoek
Het verzoek van de advocaat-generaal tot aanhouding wordt, gelet op de hierna te nemen beslissing, afgewezen.
Vernietiging
Het hof zal de beslissing van de rechtbank vernietigen omdat het hof tot een andere beslissing komt.
Afwijzing vordering officier van justitie
In de tussenbeslissing van 6 augustus 2012 heeft het hof overwogen “dat de maatregel van terbeschikkingstelling is ingegaan op 31 december 1991 en thans ruim 20 jaren loopt. Het rechtsbeginsel van de proportionaliteit speelt dientengevolge een belangrijke rol. Eerdere vergaande pogingen om de terbeschikkinggestelde te resocialiseren zijn mislukt. Er is nu (weer) sprake van een impasse. Op grond hiervan is het hof voornemens de maatregel van de terbeschikkingstelling te beëindigen.” Vervolgens heeft het hof Reclassering Nederland gevraagd te rapporteren of en zo ja in hoeverre bij beëindiging van de maatregel sprake zal zijn van (een toename van het) delictgevaar en, indien het naar de inschatting van de reclassering niet verantwoord is om de terbeschikkingstelling op dit moment te beëindigen, het hof voor te lichten over de in het kader van een eventuele voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege op te leggen voorwaarden.
In haar rapport van 5 oktober 2012 heeft [GGZ Reclassering] geadviseerd de maatregel niet onvoorwaardelijk te beëindigen. Naar de mening van de reclassering dient het huidige kader te worden voortgezet. Mogelijk dat de terbeschikkinggestelde in een later stadium gemotiveerd is/kan worden tot een gefaseerde resocialisatie in het kader van proefverlof/voorwaardelijke beëindiging. De terbeschikkinggestelde heeft echter te kennen gegeven dat hij niet wil meewerken aan begeleiding in het kader van een proefverlof of voorwaardelijke beëindiging.
In het meest recente verlengingsadvies van 26 november 2012 blijft de kliniek bij haar eerdere verlengingsadvies. De inschatting is dat het recidivegevaar op de lange termijn hoog is indien de huidige mate van steun, structuur en controle wegvalt.
Ter zitting van het hof van 10 december 2012 heeft de terbeschikkinggestelde verklaard zo nodig mee te willen werken aan een voorwaardelijke rechterlijke machtiging in het kader van de wet BOPZ.
Na voormelde tussenbeslissing van het hof van 19 december 2012 heeft de rechtbank Rotterdam bij beschikking van 24 januari 2013 een voorlopige machtiging in het kader van de Wet BOPZ verleend om de terbeschikkinggestelde in een psychiatrisch ziekenhuis te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van ten hoogste zes maanden. Het hof acht, in afwijking van de adviezen van de kliniek en de reclassering, thans een overgang naar de GGZ in het kader van de Wet BOPZ verantwoord en ook vanuit het oogpunt van proportionaliteit en subsidiariteit aangewezen. Daarbij overweegt het hof dat uit de Regeling aanmerking psychiatrisch ziekenhuis BOPZ (Stcrt. 23 mei 2012, nr. 9954) volgt dat FPC De Kijvelanden is aangewezen als een psychiatrisch ziekenhuis als bedoeld in artikel 1, onder h, van de Wet BOPZ. Aldus kan de terbeschikkinggestelde na beëindiging van de terbeschikkingstelling, indien dat gelet op zijn huidige decompensatie noodzakelijk wordt geacht, (voorlopig) opgenomen blijven in FPC De Kijvelanden.
Nu de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen niet langer vereist dat de terbeschikkingstelling wordt verlengd, zal de vordering van de officier van justitie worden afgewezen.
Beslissing
Het hof:
Wijst af het verzoek tot aanhouding.
Vernietigt de beslissing van de rechtbank Haarlem van 29 maart 2012 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde [naam terbeschikkinggestelde].
Wijst af de vordering van de officier van justitie.
Aldus gedaan door
mr Y.A.J.M. van Kuijck als voorzitter,
mr J.P. Bordes en mr E.G. Smedema als raadsheren,
en prof. dr. B.C.M. Raes en drs. R. Poll als raden,
in tegenwoordigheid van mr G.J.B. van Weegen als griffier,
en op 21 maart 2013 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.