ECLI:NL:GHARL:2013:BZ7838

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
200.121.066/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling minderjarigen en de rol van de ouders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 april 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [kind 1] en [kind 2]. De vader, appellant, verzocht de beschikking van de kinderrechter van 21 november 2012 te vernietigen, waarin de ondertoezichtstelling met een jaar werd verlengd. De vader stelde dat de situatie van de kinderen verbeterd was sinds zij bij hem wonen en dat de gronden voor de ondertoezichtstelling niet langer aanwezig zijn. Hij voerde aan dat de kinderen veel verdrietig zijn door het gebrek aan contact met hun moeder en dat dit hun ontwikkeling op school negatief beïnvloedt.

De kinderrechter had eerder geoordeeld dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk was om de zedelijke en geestelijke belangen van de kinderen te beschermen. Het hof heeft de argumenten van de vader zorgvuldig gewogen, maar kwam tot de conclusie dat de zorgen over de opvoedsituatie en de psychische gesteldheid van de kinderen nog steeds aanwezig zijn. De vader had zich niet voldoende open opgesteld naar de hulpverlening en er was een gebrek aan samenwerking, wat leidde tot een onduidelijke situatie voor de hulpverleners.

Het hof benadrukte dat de ondertoezichtstelling een dwingende maatregel is die de keuzevrijheid van de vader inperkt. De vader moet meewerken aan de hulpverlening die door de gezinsvoogd wordt aangeboden, ongeacht zijn persoonlijke voorkeuren. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de ondertoezichtstelling van de kinderen werd verlengd, en heeft aangegeven dat bij aanhoudende problemen een uithuisplaatsing van de kinderen kan volgen.

Uitspraak

Beschikking d.d. 9 april 2013
Zaaknummer 200.121.066
HET GERECHTSHOF ARNHEM- LEEUWARDEN
Locatie Leeuwarden
Beschikking in de zaak van
[de vader],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. M. Horsten-van Gemeren, kantoorhoudende te Emmen,
tegen
Bureau Jeugdzorg Drenthe,
kantoorhoudende te Assen,
geïntimeerde,
hierna te noemen: BJZ.
Belanghebbenden:
1. [de moeder],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de moeder,
2. Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering,
kantoorhoudende te Groningen,
hierna te noemen: LJ&R.
Het geding in eerste aanleg
Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking van 21 november 2012 heeft de kinderrechter in de rechtbank Assen (zaaknummer: 94932 / FA RK 12-2425) de duur van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [kind 1] (hierna te noemen: [kind 1]), geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], en [kind 2] (hierna te noemen: [kind 2]), geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], verlengd met een jaar ingaande 27 november 2012 met handhaving van BJZ, die het toezicht heeft.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 29 januari 2013, heeft de vader verzocht de beschikking van 21 november 2012 te vernietigen en opnieuw beslissende te bepalen dat het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling wordt afgewezen.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 21 februari 2013, heeft BJZ het verzoek bestreden en verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen en het verzoek van de vader tot vernietiging van de bestreden beschikking af te wijzen.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief van 7 februari 2013 van de Raad voor de Kinderbescherming.
Ter zitting van 12 maart 2013 is de zaak behandeld. Verschenen zijn de vader, bijgestaan door zijn advocaat. Namens BJZ is niemand ter zitting van het hof verschenen. Bij navraag heeft BJZ de bode telefonisch medegedeeld geen oproeping te hebben ontvangen. Uit het dossier blijkt echter dat aan BJZ op 1 februari 2013 een oproeping is verzonden.
De beoordeling
De vaststaande feiten
1. Uit de affectieve relatie tussen de vader en de moeder zijn [kind 1] en [kind 2] geboren. De vader en de moeder zijn gezamenlijk met het gezag over de kinderen belast.
2. Bij beschikking van 27 mei 2009 zijn [kind 1] en [kind 2] onder toezicht gesteld.
De ondertoezichtstelling is sindsdien telkens met een jaar verlengd.
3. In 2011 hebben de vader en de moeder hun relatie beëindigd. BJZ heeft op 2 september 2011 in een schriftelijke aanwijzing vastgelegd dat [kind 1] en [kind 2] bij de vader zullen verblijven.
4. Bij inleidende verzoekschriften van 12 september 2012 heeft BJZ de rechtbank verzocht de ondertoezichtstelling van de kinderen te verlengen met 12 maanden.
5. Bij de beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank beslist als hiervoor vermeld onder het kopje "Het geding in eerste aanleg". Tegen deze beslissing is het hoger beroep van de vader gericht.
Ten aanzien van de verlenging van de duur van de ondertoezichtstelling
6. Voor het antwoord op de vraag of de duur van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen moet worden verlengd, dient te worden beoordeeld of de minderjarigen zodanig opgroeien, dat hun zedelijke of geestelijke belangen of hun gezondheid ernstig worden bedreigd, en andere middelen ter afwending van deze bedreiging hebben gefaald of, naar is te voorzien, zullen falen.
7. De vader stelt - kort gezegd - dat de rechtbank ten onrechte de duur van de ondertoezichtstelling van [kind 1] en [kind 2] heeft verlengd en voert daartoe het volgende aan. Sinds september 2011 wonen de kinderen bij de vader, hetgeen bij hen een positieve ontwikkeling teweeg heeft gebracht. Het klopt dat de vader in april 2012 's nachts is gearresteerd omdat hij zich bezighield met het verwerken van een hennepteelt (knippen), maar het is volgens hem niet juist dat de kinderen toen alleen in de woning waren achtergebleven. De vader had er voor gezorgd dat zijn meerderjarige zoon op dat moment op [kind 1] en [kind 2] paste. Volgens de vader gaat het goed met de kinderen sinds ze bij hem wonen; hij biedt de kinderen de benodigde verzorging en structuur. De vader heeft, in ieder geval tot het incident in april 2012, op een adequate manier samengewerkt met BJZ.
Sindsdien is er sprake van miscommunicatie tussen BJZ en de vader. De vader heeft voortdurend zijn best gedaan om BJZ te informeren over wat er speelde, maar de vader heeft het gevoel dat de door hem gegeven informatie verkeerd wordt geïnterpreteerd en tegen hem wordt gebruikt. Volgens de vader gaat BJZ uit van oude en achterhaalde informatie. De vader is van mening dat de huidige situatie van de kinderen niet langer van dien aard is dat de conclusie kan worden getrokken dat de gronden voor de ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn.
8. De vader heeft ter zitting van het hof nog aangegeven dat er inmiddels contact is geweest met de nieuwe gezinsvoogd van het LJ&R, maar dat hij ook deze gezinsvoogd niet vertrouwt. Volgens de vader is zijn vertrouwen in de hulpverlening verstoord geraakt, omdat de kinderen - toen hij vast zat op het politiebureau - tijdelijk uit huis zijn geplaatst bij familie en na zijn vrijlating niet bij hem terug konden keren. Toen BJZ daarna een verzoek tot uithuisplaatsing bij de kinderrechter heeft ingediend, welk verzoek is afgewezen, was het vertrouwen weg.
9. Volgens de vader gaat het thuis en op school niet goed met de kinderen.
Dit komt volgens de vader omdat de kinderen hun moeder sinds de zomervakantie niet of nauwelijks hebben gezien. Volgens de vader mogen de kinderen van BJZ niet naar hun moeder, die vlakbij hen woont, en mogen ze haar ook niet begroeten als ze haar op straat tegenkomen. De vader geeft aan dat de kinderen van hem om die reden ook niet op straat mogen spelen. De kinderen zijn hier erg verdrietig over en huilen hier thuis veel om. Hierdoor presteren beide kinderen op school ook steeds minder goed. Daarnaast heeft [kind 1] ook "vrouwenproblemen", waar hij haar niet bij kan helpen. De vader ziet de huisarts niet als de aangewezen persoon om raad te vragen en hij heeft geen vrouwen in zijn omgeving die hem zouden kunnen bijstaan op dit vlak. Volgens de vader kan hij de moeder ook niet vragen om [kind 1] te helpen en te adviseren, omdat de kinderen onder toezicht zijn gesteld. De vader geeft ten slotte nog aan dat er nog steeds sprake is van een forse schuldenlast van € 80.000,-- à € 100.000,--.
10. BJZ geeft aan dat ten tijde van het indienen van het inleidende verzoekschrift in september 2012 er zorgen waren over de psychische gesteldheid van de kinderen, er een gebrek aan samenwerking met de hulpverlening door vader was, evenals een gebrek aan openheid van de kant van de vader over de algehele opvoedings-situatie. In de weken daarna namen de zorgen alleen maar toe. In oktober 2012 laat '10' voor Toekomst (programma voor gezinnen die met meerdere complexe problemen tegelijk kampen) weten dat de ambulante zorg aan het gezin zal worden beëindigd, omdat de vader zich niet meer begeleidbaar opstelt.
Het vertrouwen is weg en de situatie is erg gespannen. De vader laat de gezins-coach toe in de woning, maar laat zich niet adviseren. '10' voor Toekomst heeft BJZ geadviseerd om de module 'Stabiel' in te zetten en adviseert tevens dat de vader zich laat behandelen voor zijn antisociale persoonlijkheidsstoornis en posttraumatische stressstoornis en gaat werken aan een veiligheidsplan en doelen om de kinderen de benodigde rust en stabiliteit te geven. De vader heeft zich echter verzet tegen deelname aan de module 'Stabiel' door vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing, waarin stond bepaald dat hij moest deelnemen aan deze module, te verzoeken. Dit verzoek tot vervallenverklaring van de aanwijzing is toegewezen waardoor er nu geen hulp meer in het gezin aanwezig is en evenmin zicht op de kinderen. Omdat de vader heeft aangegeven wel te willen samenwerken met hulpverlening, maar niet met de gezinsvoogd van BJZ, is besloten de uitvoering van de ondertoezichtstelling over te dragen aan LJ&R, welke overdracht per 2 januari 2013 is gerealiseerd. BJZ is van mening dat de zorgen over de opvoedingssituatie van [kind 1] en [kind 2] en de gronden voor de ondertoezichtstelling onverkort aanwezig zijn.
11. Het hof maakt zich ernstige zorgen over hetgeen de vader ter zitting van het hof naar voren heeft gebracht over [kind 1] en [kind 2]. Volgens de vader huilen de kinderen veel, gaat het slechter met hen op school en heeft met name [kind 1] zogenoemde "vrouwenproblemen" waar de vader zich geen raad mee weet.
Door een gebrek aan samenwerking met de hulpverlening en een gebrek aan openheid van de kant van de vader over de algehele opvoedingssituatie is er vanuit de hulpverlening in het geheel geen zicht meer op de psychische gesteldheid van de kinderen en de opvoedsituatie bij de vader. De ambulante begeleiding vanuit '10' voor Toekomst is beëindigd, omdat de vader zich niet meer begeleidbaar opstelt en de geadviseerde deelname aan de module 'Stabiel' is door vaders verzet niet van de grond gekomen. Er is als gevolg van de houding van vader thans geen hulpverlening in de gezinssituatie, terwijl dit, (mede) gelet op de zorgelijke ontwikkelingen omtrent de kinderen, van groot belang wordt geacht. Het hof is geschrokken van de wijze waarop de vader de ondertoezichtstelling en de aanwijzingen van de gezinsvoogd uitlegt.
Het zal in het kader van de ondertoezichtstelling geenszins de bedoeling zijn dat de kinderen niet buiten mogen spelen, omdat ze dan hun moeder zouden kunnen tegenkomen of dat ze hun moeder niet mogen begroeten wanneer zij haar tegenkomen op straat. Voor zover de vader bedoeld heeft dat wanneer de kinderen niet meer onder toezicht staan er weer ruimte is voor de moeder in het leven van de kinderen, maakt het hof zich ook zorgen over de visie van de vader in deze.
Het is, gelet op hetgeen in de gezinssituatie bij de moeder heeft plaatsgevonden en in aanmerking genomen de lange tijd dat de kinderen geen contact hebben gehad met hun moeder, niet in het belang van de [kind 1] en [kind 2] te achten dat de moeder plotseling en zonder verdere begeleiding en controle weer een (grotere) rol gaat spelen in hun leven. Voorts zijn de financiële problemen, die de vader er in april 2012 toe hebben gebracht zich bezig te houden met criminele activiteiten, zo heeft hij ter zitting van het hof naar voren gebracht, onverminderd groot en derhalve een punt van zorg. Dit speelt des te meer nu de vader aangeeft dat het criminele milieu waarin dit zich afspeelt vader onder druk zet.
12. Gelet op het vorenstaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, acht het hof het nog immer noodzakelijk dat hulp in het kader van de ondertoezicht-stelling wordt geboden, teneinde de aanwezige bedreiging van de zedelijke of geestelijke belangen of gezondheid van [kind 1] en [kind 2] af te wenden.
Naar het oordeel van het hof is voldoende komen vast te staan dat andere middelen (in een vrijwillig kader) gefaald hebben of zullen falen. De maatregel van ondertoezichtstelling betreft een dwingende maatregel die de keuzevrijheid van de vader wat betreft de soort en de aard van de hulpverlening inperkt. Het is de vader derhalve niet toegestaan om alleen zijn medewerking te verlenen aan de hulp en begeleiding waar zijn voorkeur naar uitgaat. Het hof merkt nog op dat in het algemeen geldt dat als ultieme stap een maatregel van uithuisplaatsing van de kinderen kan volgen, wanneer de aanwijzingen die in het kader van de ondertoezichtstelling worden gegeven niet worden opgevolgd.
Slotsom
13. Gelet op het vorenoverwogene zal het hof beslissen als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.H. Garos, voorzitter, M.P. den Hollander en H.J. de Ruijter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 9 april 2013 in bijzijn van de griffier.