ECLI:NL:GHARL:2013:BZ7834

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
200.115.129/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming tot verhuizing van een minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 april 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming tot verhuizing van een minderjarige, [het kind]. De vader, appellant, heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Leeuwarden van 18 juli 2012 aangevochten, waarin de moeder, geïntimeerde, toestemming kreeg om met [het kind] te verhuizen naar [plaats]. De vader verzocht de rechtbank om deze beschikking te vernietigen en het verzoek van de moeder af te wijzen. De zaak is behandeld ter zitting op 12 maart 2013, waar de vader niet aanwezig was, maar zijn advocaat wel. De moeder was aanwezig met haar advocaat en vertegenwoordigers van Bureau Jeugdzorg (BJZ).

Het hof heeft de feiten vastgesteld, waaronder de relatie tussen de ouders en de ondertoezichtstelling van [het kind]. Het hof heeft overwogen dat bij de beslissing over de verhuizing van een minderjarige de belangen van het kind voorop staan. Het hof heeft de omstandigheden van de verhuizing afgewogen, zoals de noodzaak om te verhuizen, de voorbereiding van de verhuizing, de communicatie tussen de ouders, en de impact op de zorgregeling.

Het hof concludeert dat de moeder zorgvuldig met de verhuizing is omgegaan en dat het goed gaat met [het kind] in haar nieuwe omgeving. De belangen van de moeder om met [het kind] te verhuizen en haar op een nieuwe school in te schrijven, wegen zwaarder dan de bezwaren van de vader. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank, waarmee de moeder de toestemming tot verhuizing heeft gekregen.

Uitspraak

Beschikking d.d. 9 april 2013
Zaaknummer 200.115.129
HET GERECHTSHOF ARNHEM- LEEUWARDEN
Locatie Leeuwarden
Beschikking in de zaak van
[de vader],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. J. Pieters, kantoorhoudende te Sneek,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. D.M. Velthuis-Leutenegger, kantoorhoudende te Sneek.
Belanghebbende:
Bureau Jeugdzorg (Overijssel),
kantoorhoudende te Zwolle,
hierna te noemen: BJZ.
Het geding in eerste aanleg
Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking van 18 juli 2012 (zaak-
nummer: 119408 / FA RK 12-629) heeft de rechtbank Leeuwarden aan de moeder vervangende toestemming verleend om met de minderjarige [het kind] (hierna te noemen: [het kind]), geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], te verhuizen naar of in de omgeving van [plaats] en in te schrijven op een nieuw adres in of nabij de omgeving van [plaats]. De rechtbank heeft aan de moeder tevens vervangende toestemming verleend om [het kind] in te schrijven op een basisschool in of nabij de omgeving van [plaats].
Het geding in hoger beroep
Gelet op artikel CIII van de Wet herziening gerechtelijke kaart (Staatsblad 2012, 313) wordt in deze voor 1 januari 2013 aanhangig gemaakte zaak uitspraak gedaan door het hof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden.
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 18 oktober 2012, heeft de vader verzocht de beschikking van 18 juli 2012 te vernietigen en opnieuw beslissende het verzoek van de moeder af te wijzen, kosten rechtens.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 27 december 2012, heeft de moeder het verzoek bestreden en verzocht, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, de vader in zijn verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, althans het verzoek van de vader af te wijzen, althans een beslissing te nemen als het hof in goede justitie juist acht, met veroordeling van de vader in de kosten van het hoger beroep.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief van 22 januari 2013 met een bijlage en een brief van 26 februari 2013 met bijlagen beide van BJZ (Friesland) en een faxbericht van 8 februari 2013 van
BJZ (Overijssel).
Ter zitting van 12 maart 2013 is de zaak behandeld. Verschenen zijn de advocaat van de vader, de moeder, bijgestaan door haar advocaat, en mevrouw [X] en de heer [Y] namens BJZ. De vader is niet ter zitting van het hof verschenen.
De beoordeling
De vaststaande feiten
1. Uit de - in 2008 verbroken - relatie tussen partijen is [het kind] geboren. De vader heeft [het kind] erkend en is samen met de moeder met het gezamenlijk gezag over [het kind] belast.
2. Bij beschikking van 17 november 2010 is [het kind] voor de duur van een jaar onder toezicht gesteld. Bij (afzonderlijke) beschikking van 17 november 2010 is voorts bepaald dat [het kind] vanaf die datum haar hoofdverblijfplaats bij de moeder heeft en is een zorgregeling tussen de vader en [het kind] vastgesteld, welke beschikking in hoger beroep is bekrachtigd.
3. Bij beschikking van 16 november 2011 is de termijn van de ondertoezichtstelling ten aanzien van [het kind] verlengd met ingang van 17 november 2011 tot
17 november 2012. BJZ heeft ter zitting van het hof aangegeven dat de ondertoezichtstelling in november 2012 opnieuw met een jaar is verlengd.
4. Bij inleidend verzoekschrift van 25 april 2012 heeft de moeder de rechtbank verzocht vervangende toestemming te verlenen voor de verhuizing van [het kind] naar [plaats] of de omgeving van [plaats] en de inschrijving van [het kind] op een nieuw adres in of nabij de omgeving van [plaats]. De moeder heeft de rechtbank tevens verzocht vervangende toestemming te verlenen voor het inschrijven van [het kind] op een basisschool in of nabij de omgeving van [plaats]. De vader heeft hiertegen ter zitting van de rechtbank verweer gevoerd.
5. Bij de beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank beslist als hiervoor vermeld onder het kopje "Het geding in eerste aanleg". Tegen deze beslissing is het hoger beroep van de vader gericht.
Ten aanzien van de vervangende toestemming
6. Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek, dient
het hof in een geschil als het onderhavige tussen ouders die gezamenlijk zijn belast met het gezag, een zodanige beslissing te nemen als in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt. De belangen van de minderjarige dienen hierbij een eerste overweging te vormen. Conform vaste rechtspraak dient de rechter echter bij de beslissing in een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in acht te nemen en alle betrokken belangen af te wegen, waaronder:
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
7. Als uitgangspunt geldt dat een ouder bij wie de minderjarige zijn hoofdverblijf-plaats heeft in beginsel de gelegenheid dient te krijgen om met de minderjarige en een nieuwe partner elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, indien de omstandigheden van het geval, na een belangenafweging zoals hiervoor genoemd, een dergelijke beslissing ook rechtvaardigen.
8. De vader stelt zich - kort gezegd - op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte het verzoek van de moeder heeft toegewezen, nu de omstandigheden van het geval maken dat het belang van [het kind] om in [plaats 2] te blijven wonen dient te prevaleren. De kern van het beroep van de man is dat [het kind] in [plaats 2] geworteld is en geen binding heeft met [plaats]. De man voert hiertoe aan dat [het kind] in [plaats 2] is geboren en getogen, dat haar familie in [plaats 2] woont, [het kind] in [plaats 2] naar school gaat en daar vriendjes en vriendinnetjes heeft.
9. Het hof stelt vast dat inmiddels de moeder, haar nieuwe partner en [het kind] met ingang van 1 december 2012 naar [plaats] zijn verhuisd, dat [het kind] sinds 10 december 2012 in [plaats] naar school gaat en dat de overdracht van de ondertoezichtstelling van BJZ Friesland naar BJZ Overijssel inmiddels heeft plaatsgevonden. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is naar voren gekomen dat de moeder op een zorgvuldige wijze met de verhuizing naar [plaats] is omgegaan en dat het goed gaat met [het kind] in haar nieuwe woonomgeving en op haar nieuwe school.
Het is het hof niet gebleken dat de moeder de vader onvoldoende heeft betrokken bij de keuze voor de nieuwe school van [het kind], zoals dat door de vader is gesteld.
Het hof neemt hierbij in aanmerking dat BJZ ter zitting van het hof heeft bevestigd dat er tussen de vader en de moeder overleg heeft plaatsgevonden over de schoolkeuze. De verhuizing heeft geen gevolgen voor de zorgregeling tussen de vader en [het kind].
10. Alle voornoemde belangen en omstandigheden tegen elkaar afwegende, waarbij het belang van [het kind] centraal staat, maar niet doorslaggevend is, komt het hof tot de conclusie dat het belang van de moeder om met [het kind] naar [plaats] te verhuizen, en haar aldaar op een school in te schrijven, zwaarder weegt dan het belang van de vader bij een afwijzing van het verzoek van de moeder. Het door de vader aangevoerde is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen.
Slotsom
11. Gelet op het vorenoverwogene zal het hof beslissen als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.H. Garos, voorzitter, M.P. den Hollander en H.J. de Ruijter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 9 april 2013 in bijzijn van de griffier.