ECLI:NL:GHARL:2013:BZ7453

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
21-004086-09
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor overtredingen van de Flora- en Faunawet en valsheid in geschrift met betrekking tot beschermde vogels

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 april 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische kamer van de rechtbank Arnhem. De verdachte is veroordeeld voor het overtreden van artikel 13 van de Flora- en Faunawet en artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk voorhanden hebben van beschermde inheemse vogels, waaronder putters en goudvinken, zonder de vereiste pootringen. Daarnaast heeft hij valselijk pootringen vervaardigd en gebruikt, wat leidt tot valsheid in geschrift. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet heeft voldaan aan de wettelijke eisen voor het fokken en verhandelen van deze vogels, en dat zijn verweer, dat hij handelde uit onwetendheid of overmacht, niet opgaat. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een taakstraf van 180 uur. Het hof heeft ook rekening gehouden met de lange duur van de procedure in hoger beroep, wat heeft geleid tot strafmatiging. De inbeslaggenomen vogels zijn verbeurd verklaard, en de verdachte heeft recht op teruggave van bepaalde voorwerpen die niet zijn verbeurd verklaard.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004086-09
Uitspraak d.d.: 16 april 2013
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrest van de economische kamer
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische kamer van de rechtbank Arnhem van 8 oktober 2009 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 05-982001-07 en 05-987599-07, tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 29 juni 2010, 19 juni 2012, 5 februari 2013 en 2 april 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr K. Kok, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg –tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 05-982001-07
1.
hij op of omstreeks 27 oktober 2007, in de gemeente Venlo, opzettelijk één of meer vogels, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten drie, althans een of meer (grote en/of kleine) putters ten verkoop voorhanden en/of in voorraad heeft gehad en/of heeft verkocht en/of ten verkoop heeft aangeboden en/of heeft vervoerd en/of heeft afgeleverd en/of onder zich heeft gehad (zaaksdossier 1).
2.
hij op of omstreeks 19 december 2007, in de gemeente Barneveld, opzettelijk één of meer vogels, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten negen, althans een of meer (grote en/of kleine) putters en/of drie (grote en/of kleine) goudvinken
ten verkoop voorhanden en/of in voorraad heeft gehad en/of heeft verkocht en/of ten verkoop heeft aangeboden en/of heeft vervoerd en/of heeft afgeleverd en/of onder zich heeft gehad (zaaksdossier 2).
3.
hij op of omstreeks 18 januari 2008, in de gemeente Best, opzettelijk één of meer vogels, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten 37, althans een of meer (grote en/of kleine) putters ten verkoop voorhanden en/of in voorraad heeft gehad en/of heeft verkocht en/of ten verkoop heeft aangeboden en/of heeft vervoerd en/of heeft afgeleverd en/of onder zich heeft gehad (zaaksdossier 3).
4.
hij op of omstreeks 18 januari 2008, althans in of omstreeks de maand januari 2008, te Maasbommel, in de gemeente West Maas en Waal, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk één of meer vogels, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten
8, althans een of meer vinken en/of
55, althans een of meer (grote en/of kleine) goudvinken en/of
46, althans een of meer (grote en/of kleine) putters en/of
13, althans een of meer Afrikaanse vinken en/of
34, althans een of meer (grote en/of kleine) barmsijzen en/of
1 Noordse goudvink en/of
18, althans een of meer sijzen en/of
8, althans een of meer kneuen en/of 1 sperwergrasmus en/of
1 kortteenleeuwerik en/of
1 ortolaan en/of
3, althans een of meer matkoppen en/of
2, althans een of meer zwarte mezen en/of
1 staartmees en/of
5, althans een of meer fraters en/of
3, althans een of meer Europese kanaries en/of
1 grijze gors en/of
2, althans een of meer kruisbekken en/of
4, althans een of meer groenlingen en/of
2, althans een of meer rietgorzen en/of
1 grauwe gors en/of
3, althans een of meer geelgorzen en/of
1 keep en/of
5, althans een of meer huisgorzen en/of
2, althans een of meer rotsmussen,
ten verkoop voorhanden en/of in voorraad heeft gehad en/of onder zich heeft gehad (zaaksdossier 4).
5.
hij op of omstreeks 18 januari 2008, althans in of omstreeks de maand januari 2008, te Maasbommel, in de gemeente West Maas en Waal, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk één of meer vogels, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten
39, althans een of meer (grote en/of kleine) goudvinken en/of
39, althans een of meer sijzen en/of
9, althans een of meer (grote en/of kleine) putters en/of
7, althans een of meer kneuen en/of
7, althans een of meer geelgorzen en/of
1 (grote en/of kleine) barmsijs en/of
1 groenling,
ten verkoop voorhanden en/of in voorraad heeft gehad en/of onder zich heeft gehad (zaaksdossier 5).
6.
hij in of omstreeks het jaar 2007, te Maasbommel, in de gemeente West Maas en Waal, althans in Nederland, een of meermalen (een) gesloten pootring(en), - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -, (telkens) valselijk heeft opgemaakt of vervalst, met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, door (telkens) opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid met een priem en/of een schroevendraaier, althans met een dergelijk/scherp voorwerp, die gesloten pootring(en) uit te rekken en/of op te rekken, althans het formaat van die gesloten pootring(en) te veranderen (zaaksdossier 8).
7.
Primair
hij in of omstreeks het jaar 2007 te Maasbommel, in de gemeente West Maas en Waal, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e) gesloten pootring(en), - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij toen en daar beschermde inheemse diersoorten (vogels) heeft voorzien van die gesloten pootringen(en) (die niet voor die vogel(s) waren (was) bestemd) en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat die gesloten pootring(en) waren uitgerekt en/of opgerekt, althans dat het formaat van die gesloten pootring(en) was veranderd (zaaksdossier 8).
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van oktober 2007 tot en met januari 2008, in de gemeente West Maas en Waal en/of in de gemeente Venlo en/of in de gemeente Barneveld en/of in de gemeente Best, (telkens) opzettelijk voorhanden heeft gehad een (of meer) vals(e) en/of vervalst(e) geschrift(en), te weten (een) vals(e) of vervalst(e) gesloten pootring(en) (aangebracht om de po(o)t(en) van (een) beschermde inheemse vogel(s)), (elk) zijnde die gesloten pootring(en) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, terwijl hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die geschrift(en) bestemd was/waren voor gebruik als ware het echt en onvervalst, bestaande die valsheid hierin dat (telkens) opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid die pootring(en) - niet bestemd was/waren voor die vogel(s) en/of - door manipuleren en/of oprekken van formaat was/waren veranderd en/of - was/waren voorzien van (een) vals(e) ringnummer(s), althans van (een) ringnummer(s) dat/die niet voor zijn, verdachtes, vogel(s) en/of voor de door die ander daarmee geringde vogel(s) was/waren afgegeven.
Zaak met parketnummer 05-987599-07 (gevoegd)
1.
hij op of omstreeks 22 september 2007, in de gemeente Zwolle, althans in Nederland, al dan niet opzettelijk één of meer dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten tweegeelgorzen, ten verkoop voorhanden en/of in voorraad heeft gehad en/of ten verkoop heeft aangeboden en/of heeft vervoerd en/of onder zich heeft gehad.
2.
hij op of omstreeks 19 mei 2007, in de gemeente Veenendaal, althans in Nederland, opzettelijk één of meer vogels, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten 1 matkop of glanskop en/of
1 zwarte mees en/of
3, althans een of meer kalanderleeuweriken en/of
2, althans een of meer boomleeuweriken en/of
2, althans een of meer kortteenleeuweriken en/of
1 paapje en/of
4, althans een of meer (grote en/of kleine) barmsijzen en/of
2, althans een of meer sijzen en/of
12, althans een of meer kneuen en/of
2, althans een of meer ortolanen en/of
1 keep en/of
4, althans een of meer Europese kanaries en/of
2, althans een of meer groenlingen en/of
1 Engelse gele kwikstaart,
onder zich heeft gehad.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft ter zake van het onder parketnummer 05-982001-07 tenlastegelegde de volgende verweren opgeworpen.
Betoogd is dat de bekennende verklaring die de verdachte heeft afgelegd niet voor het bewijs gebezigd kan worden omdat die verklaring een valse bekentenis inhoudt dan wel dat de inhoud van die verklaring niet overeenkomt met wat de verdachte feitelijk heeft verklaard.
Voorts heeft de raadsman ter zake van de feiten 1, 2, 4 en 5 betoogd dat de leeftijd van de vogels niet is vast te stellen zoals dat is gebeurd, zodat niet bewezen kan worden dat de pootringen onjuist waren.
Ter zake van het onder 2 tenlastegelegde is bovendien aangedragen dat de verklaring die [naam 1] over de ringen en het geboortejaar van de vogels heeft afgelegd onbetrouwbaar is en van het bewijs dient te worden uitgesloten omdat [naam 1] ervaring heeft met volièrevogels en [naam 2] anderszins heeft verklaard over de (vaststelling van de) leeftijd van de vogels.
Voor zover bij het onder 1 tenlastegelegde sprake was van te grote ringen is bovendien betoogd dat dit enkel Belgische vogels betrof. Nu in België sprake is van adviesmaten voor pootringen zou dit tot vrijspraak dienen te leiden volgens de raadsman.
Voor wat betreft het onder 4 tenlastegelegde heeft de raadsman opgemerkt dat overal waar de reden van het strafbaar achten van de ring is ‘erkenning alleen voor BNA en ZZF’ en ‘ring niet voor cultuurvogel’, vrijspraak dient te volgen, omdat in Nederland ringen voor een ander soort vogel gebruikt mogen worden dan waarvoor deze zijn uitgegeven.
Ter zake van het onder 5 tenlastegelegde is betoogd dat de vogels die bij [naam 3] zijn aangetroffen en niet geringd waren, niet van de verdachte, maar van [naam 4] waren. Gelet daarop dient de verdachte van dit feit te worden vrijgesproken.
Nu volgens de raadsman de verdachte een valse bekentenis heeft afgelegd en geen sprake is geweest van valse ringen dient de verdachte ook van de feiten 6 en 7 te worden vrijgesproken.
Voor zover het gaat om het onder parketnummer 05-987599-07 onder 2 tenlastegelegde geldt dat de raadsman heeft betoogd dat de verdachte geen opzet had op de verkoop van vogels met onjuiste ringen.
Standpunt openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat tot een bewezenverklaring van alle feiten kan worden gekomen, gelijk de bewezenverklaring van de economische meervoudige kamer in eerste aanleg. Volgens de advocaat-generaal is het wettelijk systeem dusdanig dat van het in de Flora en Faunawet neergelegde verbod slechts onder voorwaarden kan worden afgeweken, zodat sprake is van een situatie van ‘nee, tenzij’. De verdachte moet aantonen dat de vogels zijn gefokt en dat is onvoldoende gebeurd in deze zaak. Uit de determinatierapporten blijkt dat de vogels niet in gevangenschap zijn geboren. De verdachte heeft bovendien in eerste instantie een bekennende verklaring afgelegd.
Voor zover het gaat om de Noordse goudvink is nog opgemerkt dat dit een ondersoort betreft en dat ook de Afrikaanse vink een goudvink is die behoort tot een beschermde inheemse vogelsoort.
Voor zover het gaat om het onder parketnummer 05-982001-07 onder 6 en 7 tenlastegelegde heeft de advocaat-generaal opgemerkt dat een pootring is aan te merken als een geschrift dat is bestemd tot het bewijs en dat de rechtbank ten aanzien van deze feiten een juiste beslissing heeft genomen.
Oordeel hof
De door de verdediging gevoerde verweren lenen zich voor gezamenlijke bespreking. Om doelmatigheidsredenen zal het hof eerst ingaan op het bewijs ter zake van de onder 6 en 7 primair tenlastegelegde feiten.
Bij de beoordeling van de verweren is de volgende regelgeving van belang.
Artikel 13 van de Flora en Faunawet bepaalt onder lid 1, voor zover van belang, het volgende:
Het is verboden:
- a. planten of producten van planten, of dieren dan wel eieren, nesten of producten van dieren, behorende tot een beschermde inheemse of beschermde uitheemse plantensoort onderscheidenlijk een beschermde inheemse of beschermde uitheemse diersoort, (..)
te koop te vragen, te kopen of te verwerven, ten voorkoop voorhanden of in voorraad te hebben, te verkopen of ten verkoop aan te bieden, te vervoeren, ten vervoer aan te bieden, af te leveren, te gebruiken voor commercieel gewin, te huren of te verhuren, te ruilen of in ruil aan te bieden, uit te wisselen of tentoon te stellen voor handelsdoeleinden, binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen of onder zich te hebben.
Het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten (hierna: het besluit) maakt in artikel 5 uitzonderingen op voornoemd verbod door het volgende te bepalen:
1. De verboden, bedoeld in de artikelen 9 tot en met 12 en 13, eerste lid, van de wet, gelden niet ten aanzien van gefokte vogels behorende tot een beschermde inheemse diersoort, alsmede voor eieren, nesten of producten van die vogels, indien de houder kan aantonen dat de vogels zijn gefokt, of, indien het eieren, nesten of producten van die vogels betreft, dat de betrokken producten van gefokte vogels afkomstig zijn en voor zover:
- a. deze vogels zijn voorzien van een pootring als bedoeld in artikel 6;
- b. registratie heeft plaatsgevonden in de administratie bedoeld in artikel 8 en
- c. voldaan is aan de krachtens artikel 18 gestelde regels.
2. Onze Minister kan ontheffing verlenen van de verplichting dat gefokte vogels voorzien dienen te zijn van een pootring voor bedrijfsmatig, met het oog op de productie, gefokte vogels.
Voor zover het gaat om de onder lid 1 sub a van het besluit bedoelde pootring, bepaalt artikel 6 van het besluit dat gefokte vogels van een beschermde inheemse diersoort voorzien dienen te zijn van een door de Minister op aanvraag afgegeven gesloten pootring, dan wel van een gesloten pootring die door een overheidsorgaan van een andere staat dan Nederland of door een overheidsorgaan van een andere staat dan Nederland erkende organisatie, is afgegeven. De in lid 1 sub b van het besluit opgenomen verwijzing naar de registratie in de administratie als bedoeld in artikel 8 van het besluit houdt in dat de Minister bijhoudt aan wie, wanneer en met welke maten en registratienummers gesloten pootringen zijn verstrekt.
De onder lid 1 sub c genoemde, krachtens artikel 18 gestelde, regels houden een verwijzing in naar de Regeling administratie bezit van en handel in beschermde dier- en plantensoorten, in welke regeling – kort gezegd – is opgenomen op welke wijze een houder van beschermde dier- en plantensoorten zijn administratie dient te voeren.
Vast staat dat de tenlastegelegde vogels behoren tot inheemse beschermde diersoorten, waarop de Flora en Faunawet en de daaronder liggende regelingen van toepassing zijn.
Voor zover de tenlastelegging ziet op de Noordse goudvink en de Afrikaanse vink is het hof, met de rechtbank, van oordeel dat dit ondersoorten van respectievelijk de goudvink en de vink zijn en dat zij van nature op Europees grondgebied van de Europese Unie voorkomen, zodat deze soorten daarmee behoren tot beschermde inheemse diersoorten.
Uit het samenstel van voornoemde artikelen leidt het hof af dat het wettelijk systeem aldus is dat het aan de verdachte is om aan te tonen dat de vogels, waarvan de pootringen op grond van de determinatierapporten als ondeugdelijk zijn aangemerkt, zijn gefokt en voorzien van een juiste pootring en de administratie op juiste wijze heeft plaatsgevonden of dat voldaan is aan een in de wettelijke regeling neergelegde uitzondering.
Het hof leidt het bewijs ter zake van de onder 6 en 7 primair tenlastegelegde feiten af uit:
- Het aantreffen van vogels met gemanipuleerde pootringen bij de verdachte en bij [naam 3]. [Naam 3] heeft daarover op 21 januari 2008 verklaard dat de verdachte de vogels twee tot drie maanden eerder bij hem (op het adres [adres]) heeft gebracht en dat de vogels van de verdachte zijn. [Naam 3] voerde de vogels en maakte de kooien schoon, maar kreeg daarvoor geen geld. In het licht van deze verklaring – waaraan het hof geloof hecht - is de enkele stelling van de verdachte, dat de vogels die bij [naam 3] zijn aangetroffen niet van de verdachte waren, onvoldoende en daarmee niet aannemelijk geworden.
- De determiniatierapporten waaruit blijkt dat van een groot deel van de bij de verdachte inbeslaggenomen vogels niet kan worden aangetoond dat de vogels in gevangenschap zijn geboren. Een deel van de vogels was ongeringd, droeg ringen van een te grote diameter of ringen die niet bestemd waren voor het merken van beschermde inheemse vogelsoorten. Ook vertoonden de ringen van de inbeslaggenomen geringde vogels tekenen van mechanische manipulatie of waren de poten van de vogels beschadigd door het aanbrengen van de ring. Het deskundigenrapport van [deskundige] bevestigt deze bevindingen. Uit het nadien door [verbalisant] opgemaakte aanvullende proces-verbaal blijkt overigens dat, in geval sprake was van enige twijfel, de betreffende vogel buiten beschouwing is gelaten en derhalve niet is aangemerkt als onjuist geringde vogel. Anders dan de raadsman is het hof overigens van oordeel dat de verklaringen van [naam 1] zoals die zijn opgenomen in het determinatierapport in het dossier, niet onbetrouwbaar zijn. De determinatierapporten zijn opgesteld door meerdere deskundigen, die elk hun eigen expertise hebben waar het gaat om vogels. Voor zover [naam 1] heeft verklaard geen speciale expertise te hebben op het gebied van volièrevogels, wordt dit aldus voldoende gecompenseerd door de inbreng van de andere deskundigen en maakt dit daarom niet dat de determinatierapporten waaraan [naam 1] heeft medegewerkt niet voor het bewijs gebezigd zouden kunnen worden. Het hof heeft geen reden om aan de inhoud van die rapporten te twijfelen en zal de determinatierapporten waaraan [naam 1] heeft meegewerkt daarom niet uitsluiten voor het bewijs. Het enkele feit dat [naam 2] heeft verklaard dat het mogelijk is dat vogels in gevangenschap buiten het seizoen eieren leggen, maakt voorgaande niet anders, nu niet is gebleken dat dit in de onderhavige zaak het geval was.
- De bekennende verklaringen die de verdachte heeft afgelegd. De verdachte heeft verklaard dat hij zelf volwassen Europese vogels heeft geringd door één zijde van de ring groter te maken met een priem en zo de ring uit te rekken. Dit was illegaal, zo verklaarde de verdachte op 20 januari 2008. Het zou daarbij gaan om een paar honderd vogels, ook in 2007. Niet aannemelijk is geworden dat de verdachte valse bekentenissen heeft afgelegd of dat de inhoud van de verklaringen anders is weergegeven dan de verdachte heeft verklaard. Het hof ziet om die reden geen aanleiding om de bekennende verklaringen van de verdachte buiten beschouwing te laten.
Het hof acht op grond van voorgaande bewezen dat de verdachte valsheid in geschrift heeft gepleegd door pootringen te vervalsen. Ook heeft hij gebruik gemaakt van die valse pootringen. Dat voldaan is aan de eisen van de uitzonderingen die in de regelgeving zijn neergelegd is niet aannemelijk geworden.
Het onder 6 en 7 primair bewezenverklaarde brengt met zich dat de onder 1 tot en met 5 tenlastegelegde feiten eveneens bewezen zijn zoals hieronder in de bewezenverklaring weergegeven en dat de door de raadsman opgeworpen verweren daarop afstuiten.
Voor zover nog is betoogd dat de verdachte ter zake van het onder parketnummer
05-987599-07 onder 2 tenlastegelegde geen opzet had op de verkoop van vogels met onjuiste ringen faalt dit verweer eveneens. Verdachte had opzet op de verkoop van vogels. Niet is vereist dat daarbij de verdachte opzettelijk onjuiste ringen aanbracht.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het in de zaak met parketnummer 05-982001-07 onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 primair en in de zaak met parketnummer
05-987599-07 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 05-982001-07
1.
hij op 27 oktober 2007, in de gemeente Venlo, opzettelijk vogels, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten drie, putters ten verkoop voorhanden en in voorraad heeft gehad en heeft verkocht en ten verkoop heeft aangeboden en onder zich heeft gehad.
2.
hij op 19 december 2007, in de gemeente Barneveld, opzettelijk vogels, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten acht, putters en drie goudvinken
ten verkoop voorhanden en in voorraad heeft gehad en heeft verkocht en ten verkoop heeft aangeboden en onder zich heeft gehad.
3.
hij op 18 januari 2008, in de gemeente Best, opzettelijk vogels, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten 37, putters ten verkoop voorhanden en in voorraad heeft gehad en heeft verkocht en ten verkoop heeft aangeboden en onder zich heeft gehad.
4.
hij op 18 januari 2008, te Maasbommel, in de gemeente West Maas en Waal, opzettelijk vogels, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten
meer vinken en
meer goudvinken en
meer putters en
meer Afrikaanse vinken en
meer barmsijzen en
1 Noordse goudvink en
meer sijzen en
meer kneuen en/of
1 sperwergrasmus en
1 kortteenleeuwerik en
1 ortolaan en
meer matkoppen en
meer zwarte mezen en
1 staartmees en
meer fraters en
meer Europese kanaries en
1 grijze gors en
meer kruisbekken en
meer groenlingen en
meer rietgorzen en
meer geelgorzen en
1 keep en
meer huisgorzen en
meer rotsmussen,
in voorraad heeft gehad en/of onder zich heeft gehad.
5.
hij op 18 januari 2008, te Maasbommel, in de gemeente West Maas en Waal, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk vogels, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten
meer goudvinken en
meer sijzen en
meer putters en
meer kneuen en
meer geelgorzen en
1 barmsijs en/of
1 groenling,
in voorraad heeft gehad en/of onder zich heeft gehad.
6.
hij in het jaar 2007, te Maasbommel, in de gemeente West Maas en Waal, meermalen gesloten pootringen, - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -, heeft vervalst, met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken door telkens opzettelijk valselijk met een priem en/of een schroevendraaier, die gesloten pootringen uit te rekken en/of op te rekken.
7.
Primair
hij in het jaar 2007 te Maasbommel, in de gemeente West Maas en Waal, althans in Nederland, meermalen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van vervalste gesloten pootringen, - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die geschrift en telkens echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij toen en daar beschermde inheemse diersoorten (vogels) heeft voorzien van die gesloten pootringenen (die niet voor die vogel(s) waren bestemd) en bestaande die vervalsing hierin dat die gesloten pootringen waren uitgerekt en/of opgerekt.
Zaak met parketnummer 05-987599-07 (gevoegd)
1.
hij op 22 september 2007, in de gemeente Zwolle, opzettelijk dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten tweegeelgorzen, ten verkoop voorhanden en in voorraad heeft gehad en ten verkoop heeft aangeboden enonder zich heeft gehad.
2.
hij op 19 mei 2007, in de gemeente Veenendaal, opzettelijk vogels, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten 1 matkop of glanskop en
1 zwarte mees en
meer kalanderleeuweriken en
meer boomleeuweriken en
meer kortteenleeuweriken en
1 paapje en
meer barmsijzen en
meer sijzen en
meer kneuen en
meer ortolanen en
1 keep en
meer Europese kanaries en
meer groenlingen
onder zich heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Standpunt verdediging
Ter zake van het onder 1 tenlastegelegde is betoogd dat sprake was van overmacht in de zin van noodtoestand omdat de voorgeschreven ring te klein was voor de vogel die werd geboren en een tussensoort bleek te zijn.
Voor zover het betreft de overige feiten heeft de raadsman betoogd dat de bewezenverklaarde feiten niet strafbaar zijn. De ringen zouden door andere oorzaken dan door menselijk toedoen ovaal geworden kunnen zijn en bovendien gelden in België en Duitsland adviesmaten voor pootringen. Voorts is aangevoerd dat thans een nieuwe regeling van kracht is, waardoor een pootring bij een vogel mag worden aangebracht op een ander soort vogel dan waarvoor de ring is uitgegeven. Gelet op artikel 1 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht zou het hof deze, voor de verdachte gunstiger regeling, dienen toe te passen en het handelen van de verdachte niet strafbaar zijn.
Voor zover het gaat om het onder 4 tenlastegelegde is nog betoogd dat de vermelding ‘NL’ in de ringen pas in 2002 verplicht is gesteld, zodat het bezit van ringen van eerdere datum zonder deze vermelding niet strafbaar is.
Standpunt openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft het standpunt ingenomen dat het handelen van de verdachte strafbaar is. Van een kweker van vogels mag volgens de advocaat-generaal deskundigheid worden verwacht en niet dat zou worden geringd naar eigen inzicht. Uit het dossier blijkt bovendien evenmin dat de verdachte de aangebrachte ringen met de beste bedoelingen heeft bevestigd bij de vogels.
Oordeel hof
Om met succes een beroep te kunnen doen op overmacht in de zin van noodtoestand zoals bedoeld in artikel 40 van het Wetboek van Strafrecht is vereist dat de verdachte in een zodanig conflict van plichten verkeerde dat hij niet anders kon dan de wet overtreden.
In het onderhavige geval is niet aannemelijk geworden dat sprake was van vogels die te groot waren voor de voorgeschreven ringmaat. De verdachte heeft geen administratie in die zin overgelegd of anderszins melding gemaakt van vogels die te groot waren voor de ringmaat die op grond van de regelgeving voor die vogels geldt. Het verweer van de raadsman gaat om die reden niet op. Overigens merkt het hof nog op dat, zelfs als wel sprake zou zijn geweest van dergelijke vogels, het beroep op overmacht noodtoestand zou falen. De verdachte had immers nog andere, legale, mogelijkheden had gehad om te voorkomen dat hij in strijd met de wet handelde, zodat geen sprake was van een zodanig conflict van belangen dat hij niet anders kon dat het overtreden van de wet. Hij had bijvoorbeeld ontheffing kunnen vragen om de vogels met een andere ringmaat te ringen.
Voor zover de raadsman heeft betoogd dat het handelen van de verdachte niet strafbaar is, is het hof van oordeel dat uit hetgeen hiervoor is overwogen voortvloeit dat het wettelijk systeem aldus is dat aannemelijk dient te worden dat voldaan is aan de eisen van de in de regeling neergelegde uitzondering. Het betoog van de raadsman bevat niet die onderdelen op grond waarvan aannemelijk is dat de Belgische en Duitse ringen eveneens door andere oorzaken ovaal kunnen zijn geworden of dat de bedoelde vogels in België dan wel Duitsland zijn gefokt en op het juiste tijdstip zijn voorzien van de juiste pootring, dan wel dat één van de in de wettelijke regeling vermelde uitzonderingen van toepassing is. De enkele stelling van de verdachte dat voorgaande gebeurd zou kunnen zijn, is daarvoor onvoldoende.
Ook de stelling van de stelling van de raadsman dat de vogels die uit België en Duitsland afkomstig waren volgens de aldaar geldende regelgeving (die adviesmaten voor pootringen kent) waren geringd of dat is voldaan aan één van de in de wettelijke regeling vermelde uitzonderingen, is niet aannemelijk geworden.
Voor zover de raadsman heeft betoogd dat thans een nieuwe regeling van kracht is waarbij de pootring van de ene soort gebruikt mag worden voor het ringen van een andere vogelsoort geldt dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat voorgaande in de praktijk en te goeder trouw is gebeurd. Volgens de nieuwe regeling (artikel 10 van de Regeling afgifte en kenmerken gesloten pootringen en andere merktekens zoals die in 2009 is gewijzigd) mogen pootringen van een bepaalde maat worden gebruikt voor meer dan één vogelsoort. Daarvoor geldt evenwel de voorwaarde dat van te voren dient te worden aangegeven voor welke vogelsoorten de betreffende pootringen gaan of kunnen worden gebruikt. Verdachte heeft gesteld noch aannemelijk gemaakt dat hij aan deze voorwaarde heeft voldaan. Bovendien geldt dat uit de determinatierapporten volgt dat de pootringen van de vogels (mede) andere gebreken vertoonden, zodat het verweer evenmin opgaat.
Het verweer tenslotte dat de vermelding ‘NL’ pas sinds 2002 vereist is, doet evenmin af aan de strafbaarheid van de feiten. Uit de determinatierapporten blijkt immers dat de in de bewezenverklaring opgenomen pootringen van de vogels steeds (mede) andere gebreken hadden dan het enkele ontbreken van de vermelding ‘NL’.
het in de zaak met parketnummer 05-982001-07 onder 1, 2, 3 en 4 en in de zaak met parketnummer 05-987599-07 onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert op:
telkens:
Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 13 van de Flora- en Faunawet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
het in de zaak met parketnummer 05-982001-07 onder 5 bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 13 van de Flora- en Faunawet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
het in de zaak met parketnummer 05-982001-07 onder 6 bewezen verklaarde levert op:
Valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
het in de zaak met parketnummer 05-982001-07 onder 7 primair bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Standpunt verdediging
De raadsman heeft ter zake van het onder 2, 3 4 en 5 tenlastegelegde betoogd dat over de toepassing van de Duitse regelgeving onduidelijkheid bestond, welk gegeven niet aan de verdachte mag worden tegengeworpen.
Ter zake van het onder 3 en 4 tenlastegelegde feit heeft de raadsman voorts aangevoerd dat de verdachte niet heeft gezien dat de pootringen beschadigd waren en dat van de verdachte niet verwacht kan worden dat hij elke pootring met een loep bestudeert bij de aankoop van een vogel.
Bovendien acht de raadsman het bij het onder 3 tenlastegelegde feit niet onwaarschijnlijk dat de verdachte een pasgeboren vogel bij de geboorte verkeerd heeft beoordeeld, zodat hij een verkeerde pootring heeft aangebracht.
Standpunt openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte strafbaar is voor zijn handelen en dat het aan de verdachte is om ervoor te zorgen dat hij, als kweker van vogels, deskundig is op het gebied van de geldende regelgeving daaromtrent.
Oordeel hof
Voor zover de raadsman heeft betoogd dat de regelgeving onduidelijk was, welk gegeven niet aan de verdachte mag worden tegengeworpen, begrijpt het hof dit verweer als een beroep op rechtsdwaling.
Voor het slagen van een beroep op afwezigheid van alle schuld wegens dwaling ten aanzien van de wederrechtelijkheid van het bewezenverklaarde feit, is vereist dat aannemelijk is geworden dat de verdachte heeft gehandeld in een verontschuldigbare onbewustheid ten aanzien van de ongeoorloofdheid van de hem verweten gedraging. Daarvan kan sprake zijn indien de verdachte is afgegaan op het advies van een persoon of instantie aan wie of waaraan zodanig gezag valt toe te kennen dat de verdachte in redelijkheid op de deugdelijkheid van het advies mocht vertrouwen. Bij de beoordeling van dit verweer kunnen de volgende aspecten van belang zijn:
- de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van de adviseur;
- de specifieke deskundigheid van de adviseur;
- de complexiteit van de materie waarover advies wordt ingewonnen;
- de precieze inhoud van de adviezen.
Naar het oordeel van het hof gaat het beroep op rechtsdwaling reeds daarom niet op, omdat in het onderhavige geval geen sprake is van het inwinnen van advies bij enige persoon of instantie, waaraan zodanig gezag valt toe te kennen dat de verdachte in redelijkheid op de deugdelijkheid van dat advies mocht vertrouwen. Het hof verwerpt het verweer.
Het standpunt van de raadsman, inhoudende dat de verdachte de beschadigde ringen niet heeft kunnen zien of heeft gezien omdat de beschadigingen niet met het blote oog zichtbaar waren en dat de verdachte in sommige gevallen een verkeerde beoordeling heeft gemaakt van de benodigde ringmaat, begrijpt het hof als een beroep op feitelijke dwaling.
Het hof is van oordeel dat het op de weg van de verdachte had gelegen om na te gaan of de ringen van de vogels die hij kocht dan wel kreeg de juiste en onbeschadigde pootringen droegen. Ook had hij ervoor moeten zorgen dat de bij hem geboren vogels werden voorzien van de juiste pootring of dat hij voldeed aan de eisen van één van de in de wet neergelegde uitzonderingen. De verdachte heeft onvoldoende zorg betracht om op de hoogte geraken van de wettelijke regeling en de daarin vervatte uitzonderingsbepalingen, om daarmee te voorkomen dat hij in strijd met de wet handelde.
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder in aanmerking genomen hetgeen omtrent de persoon van verdachte is gebleken, is het hof van oordeel dat oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, beide van de hierna aan te geven duur, passend en geboden is.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de onder parketnummer
05-982001-07 onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 primair en ter zake van de onder parketnummer
05-987599-07 onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De economische kamer van de rechtbank Arnhem heeft de verdachte ter zake van voornoemde feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft op de vordering vermeld dat hij eist dat het hof het vonnis van de rechtbank zal bevestigen. Het hof begrijpt dat de advocaat-generaal, gelet op de ter terechtzitting van het hof gevorderde straf, heeft bedoeld dat hij eist dat het vonnis wordt bevestigd met uitzondering van de straf. Ter terechtzitting is gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het handelen van inheemse beschermde vogels die voor een deel in het wild waren gevangen. De verdachte heeft zich daarbij slechts laten leiden door zijn eigen financiële gewin en geen oog gehad voor de gevolgen die zijn handelen zou hebben aan de stand van de inheemse beschermde vogelsoorten. De verdachte maakte daarbij ook gebruik van vervalste ringen.
Het hof heeft bovendien ten nadele van de verdachte rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte, blijkens het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 14 maart 2013 reeds eerder is veroordeeld ter zake van het plegen van soortgelijke feiten aangaande de voorganger van de Flora en Faunawet, namelijk de Vogelwet.
Het hof heeft geconstateerd dat de redelijke termijn is overtreden. Na onderzoek van de zaak is het volgende gebleken:
- op 21 januari 2008 is de verdachte in verzekering gesteld;
- op 16 oktober 2008 vond een regiezitting plaats bij de economische meervoudige kamer in de rechtbank Arnhem
- op 24 september 2009 vond de inhoudelijke behandeling plaats bij de economische meervoudige kamer in de rechtbank Arnhem;
- op 8 oktober 2009 is door de economische meervoudige kamer in de rechtbank Arnhem vonnis gewezen;
- op 22 oktober 2009 is namens verdachte beroep ingesteld tegen het vonnis;
- het dossier is op 29 december 2009 binnen gekomen bij het gerechtshof te Arnhem;
- op 29 juni 2010 vond een regiezitting plaats bij het gerechtshof te Arnhem. De zaak werd naar de raadsheer-commissaris strafzaken verwezen voor het horen van een aantal getuigen. Tevens werd bepaald dat ter nadere terechtzitting van het hof een aantal deskundigen gehoord zouden worden;
- op 19 juni 2012 heeft een inhoudelijke behandeling bij het gerechtshof te Arnhem plaatsgevonden, waarbij een aantal deskundigen zijn gehoord. De zaak is aangehouden omdat één deskundige niet is verschenen. Deze deskundige zou gevraagd worden om schriftelijk te reageren;
- op 5 februari 2013 vond een inhoudelijke behandeling bij het gerechtshof te Arnhem plaats. De zaak werd onderbroken tot de terechtzitting van 2 april 2013;
- op 2 april 2013 vond een terechtzitting plaats bij het gerechtshof te Arnhem waarbij het onderzoek werd gesloten en de uitspraak werd bepaald op 16 april 2013;
- het hof wijst arrest op 16 april 2013.
De procedure in hoger beroep heeft bijna 3,5 jaar geduurd, zodat de berechting in die fase niet binnen de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM heeft plaatsgevonden. Dit dient te leiden tot strafmatiging.
Hoewel de ernst van de door de verdachte gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder deze feiten zijn gepleegd op zichzelf het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen, heeft het hof in de schending van de redelijke termijn aanleiding gezien om in plaats daarvan een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden op te leggen. Daarnaast legt het hof aan de verdachte een taakstraf voor de duur van 180 uur, subsidiair 90 dagen hechtenis op, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De inbeslaggenomen voorwerpen
Het tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp van de hierna te noemen inbeslaggenomen nog niet teruggegeven voorwerpen. Zij zullen aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Het tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp van de hierna te noemen inbeslaggenomen nog niet teruggegeven voorwerpen. Zij behoren veroordeelde toe. Zij zullen daarom verbeurd worden verklaard. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van veroordeelde.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 13 van de Flora- en faunawet en de artikelen 5, 6, 8 en 18 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 05-982001-07 onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 primair en in de zaak met parketnummer 05-987599-07 onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 05-982001-07 onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 primair en in de zaak met parketnummer 05-987599-07 onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 90 (negentig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten de inbeslaggenomen vogels zoals die zijn opgenomen op de als bijlage II aan dit arrest gehechte beslaglijst, met uitzondering van de in het dossier onder 27, 43, 71, 227, 236 en 262 genoemde vogels.
Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten de medicijnen.
Beveelt de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten de in het dossier genoemde vogels onder de nummers 27, 43, 71, 227, 236 en 262.
Aldus gewezen door
mr J.A.W. Lensing, voorzitter,
mr A. van Waarden en mr L.E.M. Hendriks, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr L.J.J.G. Verhaeg, griffier,
en op 16 april 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr L.E.M. Hendriks is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.