ECLI:NL:GHARL:2013:BZ7006

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 februari 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
21-000530-12
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake deelname aan criminele organisatie en witwassen in megazaak Doomer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 februari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Arnhem. De verdachte was betrokken bij meerdere hennepkwekerijen en heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die zich bezighield met de teelt en handel in verdovende middelen, alsook met het witwassen van criminele gelden. De verdachte heeft diverse werkzaamheden verricht voor de organisatie, waaronder het inpakken en vervoeren van hennep, en fungeerde als katvanger voor een vennootschap die als dekmantel werd gebruikt. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet en dat hij wist dat de gelden die door de vennootschap werden beheerd, afkomstig waren van criminele activiteiten. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 jaar en een taakstraf van 240 uren geëist. Het hof heeft de straf gematigd en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden en een taakstraf van 240 uren, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en de eerdere veroordeling vernietigd, maar de verdachte alsnog schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000530-12
Uitspraak d.d.: 4 februari 2013
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Arnhem van 22 december 2011 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] [1946],
wonende te [woonplaats].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 4 juli 2012, 23 november 2012, 26 november 2012, 30 november 2012, 14 december 2012, 15 januari 2013 en 21 januari 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr H. Plantenga, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt.
Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
1.
primair
hij, op één of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 1 november 2004 tot en met 31 oktober 2006, te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] [gemeente 1], althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad in diverse panden (o.a. [adres, plaats 1] [adres, plaats 2], [adres, plaats 3], [adres, plaats 4] [gemeente 1]), (telkens) een hoeveelheid hennepplanten, en/of delen van hennep, althans een hoeveelheid hennep en/of delen van hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair
[medeverdachte 1] en een of meer andere verdachte(n), op één of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 1 november 2004 tot en met 31 oktober 2006, te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] [gemeente 1], althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad in diverse panden (o.a. [adres, plaats 1], [adres, plaats 2], [adres, plaats 3], [adres, plaats 4] [gemeente 1]), (telkens) een hoeveelheid hennepplanten, en/of delen van hennep, althans een hoeveelheid hennep en/of delen van hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 1 november 2004 tot en met 31 oktober 2006, te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] [gemeente 1], in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door een persoon en/of personen en/of materialen ten behoeve van de hennepkweek, althans goederen, naar de betreffende hennepkwekerijen te vervoeren en door hennep (weed) te verpakken in dozen;
2.
primair
hij, op één of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 21 maart 2005 tot en met 13 mei 2008, te [plaats 4] [gemeente 1] en/of [plaats 5] en/of [plaats 6] en/of [plaats 7] en/of [plaats 8] en/of [plaats 9] en/of (elders) in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s), toen en daar (telkens) (krachtens die gewoonte) meermalen (een) (grote) geldbedrag(en) (van in totaal (ongeveer) 320.952,- euro), althans enig(e) geldbedrag(en), heeft omgezet en/of gebruikt
- (door) de aankoop van aandelen van een rechtspersoon, genaamd [bedrijf] B.V, (sinds 31 augustus 2005 genaamd [bedrijf] B.V.) voor een geldbedrag van (ongeveer) 2750, - euro, althans enig(e) geldbedrag(en), op of omstreeks 04 augustus 2005,
en/of
- (door) de (contante) aankoop van tien, althans één of meer, (luxe)voertuig(en), te weten
- twee, althans een, BMW('s) type 535D ([kenteken] en/of [kenteken]) voor een (totaal)geldbedrag van (ongeveer) 84.000,- euro, althans enig(e) geldbedrag(en) in of omstreeks de periode 01 augustus 2005 tot en met 30 september 2005 en/of
- een Mercedes Benz, type Vito [kenteken] voor enig(e) geldbedrag(en), op of omstreeks 20 maart 2005 en/of
- een Renault type Laguna [kenteken] voor een geldbedrag(en) van 7.750,- euro, althans enig(e) geldbedrag(en), op of omstreeks 26 juli 2005 en/of
- een Renault type Megane [kenteken] voor een geldbedrag van 12.250,- euro, althans enig(e) geldbedrag(en), op of omstreeks 04 juli 2005 en/of
- een Daewoo type Leganza [kenteken] voor enig(e) geldbedrag op of omstreeks 03 maart 2006 en/of
- een Peugeot type 307 [kenteken], voor een geldbedrag van 8.400,- euro,
althans enig(e) geldbedrag(en) in of omstreeks de periode 21 maart 2005 tot en met 31 maart 2005 en/of
- een Citroën type C5 [kenteken] voor een geldbedrag van (ongeveer) 10.000,- euro, althans enig(e) geldbedrag(en) op of omstreeks 07 april 2005 en/of
- een Peugeot 307 [kenteken], voor een geldbedrag van (ongeveer) 16.000,- euro, althans enig(e) geldbedrag(en) in of omstreeks de periode 02 mei 2005 tot en met 19 mei 2005 en/of
- een Renault Clio [kenteken] voor een geldbedrag van 7.750,- euro, althans enig(e) geldbedrag(en) op of omstreeks 19 mei 2005 en/of
- een Renault Clio [kenteken] voor een geldbedrag van (ongeveer) 14.552,-
euro, althans enig(e) geldbedrag(en) op of omstreeks 30 maart 2006, bij autobedrijf(ven), genaamd [bedrijf] BV en/of [bedrijf] BV en/of [bedrijf] BV en/of bij [bedrijf] B.V.
en/of ontvangen van
- één of meer perso(o)n(en) aangeduid met [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4] en/of [betrokkene 5] en/of [betrokkene 6] en/of [betrokkene 7] , althans één of meer (onbekende) perso(o)n(en), één of meer (grote) (autohuur)bedrag(en) (totaal ongeveer 66.500,- euro), althans enig(e) geldbedrag(en), op één of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 29 april 2006 tot en met 01 oktober 2006,
en/of ontvangen van
- één of meer perso(o)n(en) aangeduid met (een code en/of een (voor)naam) [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam], althans één of meer (onbekende) perso(o)n(en), één of meer (grote) (autohuur)bedrag(en) (totaal ongeveer 55.638,- euro), althans enig(e) geldbedrag(en), op één of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 09 januari 2006 tot en met 02 december 2006,
en/of ontvangen van
- [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3], één of meer geldbedrag(en) (totaal ongeveer 17.500,- euro), op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 november 2006 tot en met 13 mei 2008,
althans heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn (mede)dader(s), voornoemd(e) geldbedrag(en) en/of roerende zaken voorhanden gehad, terwijl hij verdachte en/of zijn mededader(s) ten aanzien van die/dat (grote) geldbedrag(en) en/of roerende zaken wist(en) dat die - onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren uit de opbrengst van de handel in en/of het transport van verdovende middelen, in elk geval afkomstig was/waren van enig misdrijf,
en/of
heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn (mede)daders (telkens) van voornoemd(e) geldbedrag(en) en/of roerende zaken de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s), verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) was/waren van die/dat geldbedrag(en), terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en), dat die/dat geldbedrag(en) en/of roerende zaken - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit de opbrengst van de handel in en/of het transport van
verdovende middelen, in elk geval afkomstig was/waren van enig misdrijf;
subsidiair
hij, op één of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 21 maart 2005 tot en met 13 mei 2008, te [plaats 4] [gemeente 1] en/of [plaats 5] en/of [plaats 6] en/of [plaats 7] en/of [plaats 8] en/of [plaats 9] en/of (elders) in Nederland , (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen (een) (grote) geldbedrag(en) (van in totaal (ongeveer) 320.952,- euro), althans enig(e) geldbedrag(en) heeft, omgezet en/of gebruikt
- (door) de aankoop van aandelen van een rechtspersoon, genaamd [bedrijf] B.V, (sinds 31 augustus 2005 genaamd [bedrijf] B.V.) voor een geldbedrag van (ongeveer) 2750, - euro, althans enig(e) geldbedrag(en), op of omstreeks 04 augustus 2005, en/of
- (door) de (contante) aankoop van tien, althans één of meer, (luxe)voertuig(en), te weten
- twee, althans een, BMW('s) type 535D ([kenteken] en/of [kenteken]) voor een (totaal)geldbedrag van (ongeveer) 84.000,- euro, althans enig(e) geldbedrag(en) in of omstreeks de periode 01 augustus 2005 tot en met 30 september 2005 en/of
- een Mercedes Benz, type Vito [kenteken] voor enig(e) geldbedrag(en), op of omstreeks 20 maart 2005 en/of
- een Renault type Laguna [kenteken] voor een geldbedrag(en) van 7.750,- euro, althans enig(e) geldbedrag(en), op of omstreeks 26 juli 2005 en/of
- een Renault type Megane [kenteken] voor een geldbedrag van 12.250,- euro, althans enig(e) geldbedrag(en), op of omstreeks 04 juli 2005 en/of
- een Daewoo type Leganza [kenteken] voor enig(e) geldbedrag op of omstreeks 03 maart 2006 en/of
- een Peugeot type 307 [kenteken], voor een geldbedrag van 8.400,- euro,
althans enig(e) geldbedrag(en) in of omstreeks de periode 21 maart 2005 tot en met 31 maart 2005 en/of
-een Citroën type C5 [kenteken] voor een geldbedrag van (ongeveer) 10.000,- euro, althans enig(e) geldbedrag(en) op of omstreeks 07 april 2005 en/of
- een Peugeot 307 [kenteken], voor een geldbedrag van (ongeveer) 16.000,- euro, althans enig(e) geldbedrag(en) in of omstreeks de periode 02 mei 2005 tot en met 19 mei 2005 en/of
- een Renault Clio [kenteken] voor een geldbedrag van 7.750,- euro, althans enig(e) geldbedrag(en) op of omstreeks 19 mei 2005 en/of
- een Renault Clio [kenteken] voor een geldbedrag van (ongeveer) 14.552,-
euro, althans enig(e) geldbedrag(en) op of omstreeks 30 maart 2006, bij autobedrijf(ven), genaamd [bedrijf] BV en/of [bedrijf] BV en/of [bedrijf] BV en/of bij [bedrijf] B.V.en/of ontvangen van
- één of meer perso(o)n(en) aangeduid met [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4] en/of [betrokkene 5] en/of [betrokkene 6] en/of [betrokkene 7], althans één of meer (onbekende) perso(o)n(en), één of meer (grote) (autohuur)bedrag(en) (totaal ongeveer 66.500,- euro), althans enig(e) geldbedrag(en), op één of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 29 april 2006 tot en met 01 oktober 2006,
en/of ontvangen van
- één of meer perso(o)n(en) aangeduid met (een code en/of een (voor)naam) [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam], althans één of meer (onbekende) perso(o)n(en), één of meer (grote) (autohuur)bedrag(en) (totaal ongeveer 55.638,- euro), althans enig(e) geldbedrag(en), op één of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 01 december 2005 tot en met 18 oktober 2006,
en/of ontvangen van
- [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3], één of meer geldbedrag(en) (totaal ongeveer 17.500,- euro), op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 november 2006 tot en met 13 mei 2008,
althans heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn (mede)dader(s), voornoemd(e) geldbedrag(en) en/of roerende zaken voorhanden gehad, terwijl hij verdachte en/of zijn (mede)dader(s) ten aanzien van die/dat (grote) geldbedrag(en) en/of roerende zaken wist(en), dan wel redelijkerwijs had/hadden moeten vermoeden dat die - onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren uit de opbrengst van de handel in en/of het transport van verdovende middelen, in elk geval afkomstig was/waren van enig misdrijf,
en/of
heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn (mede)daders (telkens) van voornoemd(e) geldbedrag(en) en/of roerende zaken de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s), verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) was/waren van die/dat geldbedrag(en) en/of roerende zaken, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en), dan wel redelijkerwijs had/hadden moeten vermoeden dat die/dat geldbedrag(en) en/of roerende zaken - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit de opbrengst van de handel in en/of het transport van verdovende middelen, in elk geval afkomstig was/waren van enig misdrijf;
3.
hij, in of omstreeks de periode van 01 november 2004 tot en met 13 mei 2008, te [plaats 4] [gmeente 1] en/of [plaats 10] en/of [plaats 2], [gemeente 2] en/of [plaats 1] en/of [plaats 3] en/of [plaats 11] en/of [plaats 12] en/of [plaats 13] en/of [plaats 14] en/of [plaats 15] en/of [plaats 16] en/of [plaats 17] en/of (elders) in Nederland, heeft deelgenomen, aan een organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- het overtreden van artikel 3A van de Opiumwet (uitvoer), en/of
- het overtreden van artikel 2A van de Opiumwet (uitvoer amfetamine en/of MDMA, althans middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a vijfde lid van Opiumwet), en/of
- het overtreden van artikel 10a Opiumwet, en/of
- het overtreden van artikel 3 B/C/D van de Opiumwet, en/of
- het overtreden van artikel 420ter, althans 420 bis, althans 420 quater Wetboek van Strafrecht,
welke organisatie bestond uit een groep samenwerkende personen, (bestaande naast verdachte uit [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 8] en/of [medeverdachte 9] en/of [medeverdachte 10] en/of [medeverdachte 11] en/of [medeverdachte 12] en/of één of meer andere perso(o)n(en));
en/of
hij, in of omstreeks de periode van 01 november 2004 tot en met 13 mei 2008, te [plaats 4], [gemeente 1] en/of [plaats 10] en/of [plaats 2], [gemeente 2] en/of [plaats 1] en/of [plaats 11] en/of [plaats 12] en/of [plaats 13] en/of [plaats 14] en/of [plaats 15] en/of [plaats 16] en/of [plaats 17] en/of (elders) in Nederland, heeft deelgenomen, aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid, en/of artikel 10a eerste lid en/of artikel 11, derde, vierde en vijfde lid van de Opiumwet, te weten:
- het overtreden van artikel 3A van de Opiumwet (uitvoer), en/of
- het overtreden van artikel 2A van de Opiumwet (uitvoer amfetamine en/of MDMA, althans middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a vijfde lid van Opiumwet), en/of
- het overtreden van artikel 10a Opiumwet, en/of
- het (in de uitoefening van een beroep of bedrijf) overtreden van artikel 3 B/C/D van de Opiumwet,
welke organisatie bestond uit een groep samenwerkende personen, (bestaande naast verdachte uit [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 8] en/of [medeverdachte 9] en/of [medeverdachte 10] en/of [medeverdachte 11] en/of [medeverdachte 12] en/of één of meer andere perso(o)n(en)).
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Feit 1 primair
Voor wat betreft de bewezenverklaring van feit 1 primair overweegt het hof in het bijzonder als volgt.
Uit de verklaringen van verdachte zelf blijkt dat hij voor [medeverdachte 1] diverse werkzaamheden heeft verricht met betrekking tot vier tenlastegelegde locaties. Verdachte heeft onder andere wiet en hasjiesj ingepakt en gesorteerd in [plaats 4] en [plaats 3], inpakwerkzaamheden verricht in [plaats 1], materialen waaronder aarde en spullen voor de hennepkwekerijen opgehaald en weggebracht, mensen opgehaald en weggebracht naar de kwekerijen, in [plaats 2] geholpen met het opruimen van de kwekerij en tot slot benzinegeld voorgeschoten aan [medeverdachte 1] ten behoeve van activiteiten voor de locatie in [plaats 2]. Hij werd onder meer door [medeverdachte 1] zelf betaald. De verklaringen van verdachte worden ondersteund door ander bewijsmateriaal, waaronder de verklaringen van [medeverdachte 12], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2], diverse OVC-gesprekken en voor wat betreft [plaats 1] door de in de administratie van [medeverdachte 1] aangetroffen notities, onder meer inhoudende: “betaald aan [naam]” en “[naam] knip”. Uit de verklaringen van verdachte, [betrokkene 8], [betrokkene 9], [betrokkene 10] en [medeverdachte 12] blijkt dat ook andere personen betrokken waren bij de hiervoor genoemde drugsactiviteiten.
Verdachtes verklaring dat hij zich niet bewust was van hetgeen waarmee hij bezig was, voor zover dat verder gaat dan ‘in het begin’, acht het hof niet aannemelijk. Het hof acht daarentegen bewezen dat hij wist dat zijn gedragingen hennep en hashiesj betroffen. Zo heeft hij verklaard dat hij niets vroeg, omdat hij niet wilde weten waar hij zich mee bezig hield. Voorts heeft hij verklaard dat hij veronderstelde dat het om drugs ging, maar hij dat niet wist omdat hij daar geen verstand van had. Ook zijn nog van belang verdachtes uitlating in het politieverhoor van 30 mei 2008, inhoudende dat anderen de plant ‘wiet’ noemen en zijn uitlatingen ter terechtzitting in eerste aanleg op 17 november 2011, inhoudende: “In het begin wist ik niets, maar toen ik daar was kon ik niet meer terug. Toen ik wist wat er aan de hand was kon ik ook niet meer terug”.
Gelet op de verklaringen van verdachte hieromtrent en mede in aanmerking genomen de werkzaamheden die hij heeft verricht en de omstandigheden waaronder hij die heeft verricht – onder andere zwart uitbetaald worden en vervoer van knippers in geblindeerde busjes – is het hof van oordeel dat verdachte geweten moet hebben dat het ging om hasjiesj en hennep.
Gelet op de aard en omvang van verdachtes werkzaamheden in en met betrekking tot de tenlastegelegde henneplocaties, waarbij ook anderen betrokken waren, is het hof van oordeel dat bewezen is dat verdachte een zo significante bijdrage heeft geleverd dat er sprake is van medeplegen van het opzettelijk telen, bereiden, bewerken en verwerken van hennepplanten en delen van hennep.
Feit 2 primair
Voor wat betreft de bewezenverklaring van feit 2 primair overweegt het hof in het bijzonder als volgt.
Uit de bewijsmiddelen leidt het hof – kort gezegd – af dat [bedrijf] BV weliswaar op naam van verdachte stond, maar dat deze als katvanger fungeerde en de rechtspersoon en het bedrijf van [medeverdachte 1] waren. Naar buiten toe was het een autoverhuurbedrijf. Op naam van [bedrijf] werden auto’s aangeschaft en gezet. In de auto’s werd niet alleen gereden door [medeverdachte 1], maar ook door personen die gelieerd waren aan contacten van [medeverdachte 1] in de drugshandel. [bedrijf] BV had een negatieve kas. Het geld dat daarin omging had zijn herkomst in contante stortingen van bedragen die grotendeels afkomstig waren van [medeverdachte 1]. Ook werden gelden ingebracht die afkomstig waren van de “criminele” contacten. De in de administratie van [medeverdachte 1] aangetroffen facturen dienden om te verhullen dat de auto’s gebruikt werden door personen die voorkwamen in de administratie van [medeverdachte 1] met betrekking tot drugs.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte als katvanger met betrekking tot deze BV blanco papieren en machtigingen tekende, kopieën verschafte van zijn legitimatiebewijs, post van [bedrijf] BV naar [medeverdachte 4] en de boekhouding naar de boekhouder bracht, contant geld stortte en geld ontving van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] om de kosten met betrekking tot de auto’s te betalen.
Uit in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden leidt het hof af dat het geld dat in de BV werd gestopt van misdrijf afkomstig is.
• Uit de bewijsmiddelen blijkt dat het geld dat in de BV omging, afkomstig was van [medeverdachte 1] en zijn criminele contacten.
• Het gaat om een totaalbedrag dat niet te verklaren is uit reguliere, legale inkomsten van [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] had geen reguliere inkomsten van enige betekenis. Het hof verwijst verder naar de financiële gegevens betreffende de grote hoeveelheden onder meer hasjiesj en hennep die op 31 oktober 2006 in de kazerne zijn aangetroffen en de financiële gegevens die naar voren zijn gekomen uit de aangetroffen (drugs)administratie.
Het hof leidt uit de bewijsmiddelen af dat verdachte wist dat in deze constructie gelden omgingen die van misdrijf afkomstig waren en deze kans willens en wetens heeft aanvaard door een wezenlijke bijdrage te leveren aan deze constructie:
• Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat zijn enige rol binnen [bedrijf] was om dit op zijn naam te zetten en de boekhouding naar de boekhouder te brengen en [medeverdachte 1] in werkelijkheid het bedrijf runde. Hij tekende blanco papieren en verstrekte kopieën van zijn legitimatiebewijs.
• De echtgenote van verdachte, getuige [getuige 1], heeft verklaard dat haar man papieren kreeg van een bedrijf genaamd [bedrijf] en dat hij haar vertelde dat hoe minder zij wist hoe beter dit is en dat zij daardoor wellicht beter zou slapen.
• Verdachte was op de hoogte van de drugsactiviteiten van [medeverdachte 1], gelet op de bewijsmiddelen voor feit 1.
Contante betaling aankoop aantal auto’s
Op drie (BMW’s en Daewoo) na hebben de betalingen voor aankoop van de auto’s volgens de tenlastelegging plaatsgevonden voor het moment waarop volgens het dossier [bedrijf] BV is opgericht. Voor wat betreft die auto’s, met uitzondering van de hierna te noemen 2 auto’s, blijkt uit het dossier niet dat verdachte enige betrokkenheid heeft gehad met betrekking tot de aankoop van die auto’s. Verdachte heeft daarover zelf nog verklaard dat er auto’s buiten zijn medeweten om zijn gekocht. Een en ander heeft tot gevolg dat verdachte in zoverre van dit onderdeel van het onder 2 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.
Dit ligt anders voor wat betreft de Renault Clio met kenteken [kenteken] en de Citroen C5 met kenteken [kenteken]. Verdachte heeft voor wat betreft een Clio en Citroën 5 verklaard dat hij, evenals [medeverdachte 1], bij de aankoop ervan aanwezig is geweest en een handtekening heeft gezet. Uit een later verhoor blijkt dat beide auto’s bij hetzelfde bedrijf zijn gekocht. In de tenlastelegging is sprake van één Citröen C5 en een tweetal Renault Clio’s. Gelet op de omstandigheid dat beide auto’s van hetzelfde bedrijf afkomstig zijn, concludeert het hof dat verdachtes verklaring betrekking heeft op de Renault Clio met kenteken [kenteken], nu deze – in tegenstelling tot de andere tenlastegelegde Clio met kenteken [kenteken]- afkomstig is van hetzelfde bedrijf als de Citroën C5.
Medeplegen
De raadsvrouw heeft nog aangevoerd dat geen sprake is van medeplegen, maar slechts van medeplichtigheid. Het hof verwerpt dit verweer. Verdachte heeft door de hiervoor genoemde wezenlijke rol aan te nemen en de genoemde werkzaamheden te verrichten, nauw en bewust samengewerkt met [medeverdachte 1]. Dat hij in feite geen zeggenschap had over [bedrijf], maar alleen werkzaamheden in opdracht van [medeverdachte 1] verrichtte, maakt dit niet anders.
Feit 3
Voor wat betreft de bewezenverklaring van feit 3 overweegt het hof in het bijzonder als volgt.
Uit de bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastgelegde leidt het hof af dat verdachte uiteenlopende werkzaamheden heeft verricht en daarmee deel heeft uitgemaakt van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur onder leiding van [medeverdachte 1], welke organisatie zich bezig hield met onder meer handel in hennep/hasjiesj en witwassen. Verdachtes rol in dit samenwerkingsverband bestond uit het verrichten van diverse werkzaamheden voor [medeverdachte 1] op de henneplocaties in [plaats 3], [plaats 2], [plaats 1] en [plaats 4]. Kort gezegd heeft verdachte mensen en materiaal ten behoeve van deze locaties vervoerd en inpak- en sorteerwerkzaamheden met betrekking tot hennep verricht. Daarnaast heeft hij als katvanger gefungeerd in een BV, die door [medeverdachte 1] als dekmantel werd gebruikt. Via deze BV zijn op grote schaal grote sommen geld witgewassen. Hij heeft aldus bijgedragen aan de verwezenlijking van de drugsactiviteiten en het witwassen van en door de criminele organisatie. Uit met name de verklaringen van verdachte zelf leidt het hof af dat verdachte wist dat de organisatie het oogmerk van het plegen van misdrijven had.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
primair
hij, op tijdstippen, in de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 oktober 2006, te [plaats 1] en [plaats 2] en [plaats 3] en [plaats 4] [gemeente 1], telkens tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk heeft geteeld en bereid en bewerkt en verwerkt in diverse panden ([adres, plaats 1], [adres, plaats 2], [adres, plaats 3], [adres, plaats 4] [gemeente 1]), telkens een hoeveelheid hennepplanten en/of delen van hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2.
primair
hij, op tijdstippen, in de periode van 21 maart 2005 tot en met 13 mei 2008, te [plaats 4] [gemeente 1] en/of [plaats 5] en/of [plaats 6] en/of [plaats 7] en/of [plaats 8] en/of [plaats 9] en/of (elders) in Nederland telkens tezamen en in vereniging met anderen van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededaders, toen en daar telkens krachtens die gewoonte meermalen (grote) geldbedragen van in totaal ongeveer 250.343,- euro heeft omgezet en/of gebruikt
- door de aankoop van aandelen van een rechtspersoon, genaamd [bedrijf] B.V, sinds 31 augustus 2005 genaamd [bedrijf] B.V. voor een geldbedrag van 2750, - euro, op 04 augustus 2005, en
- door de contante aankoop van (luxe)voertuigen, te weten
- twee, BMW('s) type 535D ([kenteken] en [kenteken]) voor een totaal geldbedrag van 84.000,- euro, in de periode 01 augustus 2005 tot en met 30 september 2005 en
- een Daewoo type Leganza [kenteken] voor enig geldbedrag op 03 maart 2006 en
- een Citroën type C5 [kenteken] voor een geldbedrag van (ongeveer) 10.000,- euro, op 07 april 2005 en
- een Renault Clio [kenteken] voor een geldbedrag van 7.750,- euro, op 19 mei 2005, bij autobedrijf(ven), genaamd [bedrijf] BV en/of [bedrijf] B.V.
en ontvangen van
- personen aangeduid met [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4] en/of [betrokkene 5] en/of [betrokkene 6] en/of [betrokkene 7], (grote) autohuurbedragen totaal ongeveer 49.816,38 euro op tijdstippen, in de periode van 29 april 2006 tot en met 01 oktober 2006,
en ontvangen van
- personen aangeduid met een code en/of een (voor)naam) [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam], (grote) autohuurbedragen totaal ongeveer 55.638,- euro op tijdstippen, in de periode van 09 januari 2006 tot en met 02 december 2006,
en ontvangen van
- [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3], geldbedragen totaal ongeveer 16.000,- euro, op tijdstippen in de periode van 1 november 2006 tot en met 13 mei 2008,
terwijl hij verdachte en/of zijn mededaders ten aanzien van die (grote) geldbedragen en/of roerende zaken wist dat die - onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren uit de opbrengst van de handel in en/of het transport van verdovende middelen,
en
heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededaders telkens van voornoemde geldbedragen en/of roerende zaken de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededaders wisten, dat die geldbedragen en/of roerende zaken - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit de opbrengst van de handel in en/of het transport van verdovende middelen, in elk geval afkomstig was/waren van enig misdrijf.
3.
hij, in of omstreeks de periode van 01 november 2005 tot en met 13 mei 2008, te [plaats 4], [gemeente 1] en/of [plaats 10] en/of [plaats 2], [gemeente 2] en/of [plaats 1] en/of [plaats 3] en/of [plaats 11] en/of [plaats 12] en/of [plaats 13] en/of [plaats 14] en/of [plaats 15] en/of [plaats 16] en/of [plaats 17] en/of (elders) in Nederland, heeft deelgenomen, aan een organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- het overtreden van artikel 3A van de Opiumwet (uitvoer), en/of
- het overtreden van artikel 2A van de Opiumwet (uitvoer amfetamine en/of MDMA, althans middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a vijfde lid van Opiumwet), en/of
- het overtreden van artikel 10a Opiumwet, en/of
- het overtreden van artikel 3 B/C/D van de Opiumwet, en/of
- het overtreden van artikel 420ter, althans 420 bis, althans 420 quater Wetboek van Strafrecht,
welke organisatie bestond uit een groep samenwerkende personen, (bestaande naast verdachte uit [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 8] en/of één of meer andere perso(o)n(en));
en
hij, in of omstreeks de periode van 01 juli 2006 tot en met 31 oktober 2006, te [plaats 4], [gemeente 1] en/of [plaats 10] en/of [plaats 2], [gemeente 2] en/of [plaats 1] en/of [plaats 3] en/of [plaats 11] en/of [plaats 12] en/of [plaats 13] en/of [plaats 14] en/of [plaats 15] en/of [plaats 16] en/of [plaats 17] en/of (elders) in Nederland, heeft deelgenomen, aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid, en/of artikel 10a eerste lid en/of artikel 11, derde, vierde en vijfde lid van de Opiumwet, te weten:
- het overtreden van artikel 3A van de Opiumwet (uitvoer), en/of
- het overtreden van artikel 2A van de Opiumwet (uitvoer amfetamine en/of MDMA, althans middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a vijfde lid van Opiumwet), en/of
- het overtreden van artikel 10a Opiumwet, en/of
- het (in de uitoefening van een beroep of bedrijf) overtreden van artikel 3 B/C/D van de Opiumwet,
welke organisatie bestond uit een groep samenwerkende personen, (bestaande naast verdachte uit [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 8] en/of één of meer andere perso(o)n)en)).
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van: van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
En
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid, 10a, eerste lid of 11, derde, vierde en vijfde lid van de Opiumwet.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wordt veroordeeld ter zake van het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank Arnhem heeft de verdachte veroordeeld ter zake van het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld wegens het 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 jaar met een proeftijd van twee jaar en een werkstraf van 240 uren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte is gedurende een periode van ruim anderhalf jaar betrokken geweest bij een aantal hennepkwekerijen. Hij heeft binnen deze kwekerijen diverse werkzaamheden verricht. Daarnaast heeft hij een groot aandeel gehad in het witwassen van crimineel geld, afkomstig van [medeverdachte 1]. Hij heeft als katvanger gefungeerd; zijn rol echter heeft het mogelijk gemaakt dat de criminele gelden werden witgewassen. Tot slot heeft hij deelgenomen aan een criminele organisatie met [medeverdachte 1] aan het hoofd. Er is sprake van ernstige feiten. Hennep is schadelijk voor de volksgezondheid, terwijl het een feit van algemene bekendheid is dat georganiseerde hennepteelt vaak gepaard gaat met geweld, witwassen en andere strafbare feiten.
De ernst van de feiten rechtvaardigt in beginsel een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Niettemin zal het hof de duur matigen gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Aannemelijk is dat verdachte heeft deelgenomen aan de strafbare feiten omdat hij leed onder de slechte situatie waarin zijn zoon in Kroatië was gekomen en hij deze en diens gezin wilde helpen. Hij heeft voorts uitgebreid medewerking verleend aan het onderzoek. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte de voor hem ernstige financiële consequenties van deze zaak uitgelegd en onderbouwd met overgelegde financiële stukken. De financiële problemen houden verband met auto’s van [bedrijf] BV die nog steeds op naam van verdachte staan/stonden. Ondanks verdachtes leeftijd werkt hij nog volledig, mede om uit de schulden te komen. Verdachte lijkt de strafwaardigheid van zijn handelen in te zien. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft hij erkend dat hij fout heeft gehandeld. Verder houdt het hof er rekening mee dat de feiten meer dan zes jaar geleden hebben plaatsgevonden. Het hof neemt tot slot nog ten voordele van verdachte in aanmerking dat hij blijkens een hem betreffend uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 5 november 2012, niet eerder is veroordeeld ter zake van enig delict.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden passend en geboden is.
Het hof is van oordeel dat de vervolging en berechting niet binnen redelijke termijn heeft plaatsgevonden. De termijn is aangevangen op 28 mei 2008, terwijl de einduitspraak in eerste aanleg op 22 december 2011 was. Gelet op de complexiteit van de zaak en de verwevenheid met andere zaken had de termijn naar het oordeel van het hof maximaal drie jaar mogen belopen. Naar het oordeel van het hof is er in eerste aanleg sprake van een overschrijding met ongeveer 6 maanden. Gelet daarop zal het hof ter compensatie een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van twee jaren opleggen alsmede een werkstraf van 240 uren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 3, 11 en 11a van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 140 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 primair en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr J.A.W. Lensing, voorzitter,
mr P. van Kesteren en mr P.H.A.J. Cremers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr L. Gereke, griffier,
en op 4 februari 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.