ECLI:NL:GHARL:2013:BZ6764

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 februari 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
21-000532-12
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep in de megazaak Doomer met betrekking tot deelname aan een criminele organisatie en Opiumwetdelicten

In deze zaak, die zich afspeelt in de context van de megazaak Doomer, is de verdachte beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie en het plegen van verschillende Opiumwetdelicten. De verdachte had meerdere hennephokken en was betrokken bij de teelt en handel in hennep. Het hof heeft op 4 februari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij het vonnis van de rechtbank Arnhem van 22 december 2011 gedeeltelijk is vernietigd. De verdachte is vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, maar is wel veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden voor de bewezenverklaarde feiten 8, 9, 12, 13, 14 en 15. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte deel uitmaakte van een criminele organisatie die zich bezighield met de handel in hennep en dat hij een aanzienlijke rol speelde, vooral tijdens de detentie van de hoofdverdachte. De rechtbank had eerder een lagere straf opgelegd, maar het hof oordeelde dat de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de organisatie een zwaardere straf rechtvaardigen. De verdachte heeft eerder al veroordelingen voor soortgelijke feiten, wat de ernst van zijn handelen onderstreept. Het hof heeft ook rekening gehouden met de omstandigheden van de verdachte, zoals het tijdsverloop en zijn blijk van inzicht in de strafwaardigheid van zijn handelen. De in beslag genomen voorwerpen die zijn gebruikt bij de strafbare feiten zijn verbeurd verklaard, en de voorlopige hechtenis van de verdachte is opgeheven.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000532-12
Uitspraak d.d.: 4 februari 2013
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Arnhem van 22 december 2011 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1974],
wonende te [woonplaats]
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Verdachte is bij vonnis waarvan beroep vrijgesproken van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde. Hoger beroep tegen deze gegeven vrijspraken staat niet open. Het hof zal verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep verklaren.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 4 juli 2012, 19 november 2012, 26 november 2012, 30 november 2012, 7 december 2012, 15 januari 2013 en 21 januari 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr G.J.M. van Spanje, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen omdat het voor een deel tot een andere bewijsbeslissing en voorts tot een andere strafoplegging komt.
Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is -na vordering aanpassing van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen tenlastegelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 12 november 2008, te [plaats 1], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, (al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet), althans opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, 10 kilogram hennep en/of hasj, althans een (grote) hoeveelheid hennep(toppen en/of -poeder), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep en/of hasj (een) middel(en) als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) toen en daar (telkens) opzettelijk een of meer dozen, althans verpakkingen met hennep aanwezig gehad en/of vervoerd en/of ten vervoer aangeboden en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan (een) Brit(ten) [naam] en/of (een) ander(en), met bestemming het Verenigd Koninkrijk, althans het buitenland;
2.
hij, op één of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 1 februari 2008 tot en met 2 december 2008, te [plaats 2], althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad in (een) pand(en) gelegen aan de op [adres, naam] een (grote) hoeveelheid hennepplanten, althans een (grote) hoeveelheid hennep en/of delen van hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij, op of omstreeks 3 december 2008, te [plaats 2], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, in (een) pand(en) gelegen aan de [adres] een (grote) hoeveelheid van (ongeveer) 221 hennepplanten, althans een (grote) hoeveelheid hennep en/of delen van hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij, op één of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 1 augustus 2008 tot en met 2 december 2008, te [plaats 3], althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of
vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad in (een) pand(en) gelegen aan [adres, plaats 3], een (grote) hoeveelheid hennepplanten, althans een (grote) hoeveelheid hennep en/of delen van hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij, op of omstreeks 3 december 2008, te [plaats 3], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, in (een) pand(en) gelegen aan de [adres] een (grote) hoeveelheid van (ongeveer) 212 hennepplanten, althans een grote hoeveelheid hennep en/of delen van hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
6.
hij, op één of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 1 juli 2008 tot en met 2 december 2008, te [plaats 1], althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad in (een) pand(en) gelegen aan de [adres, naam], een (grote) hoeveelheid hennepplanten, althans een (grote) hoeveelheid hennep en/of delen van hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
7.
hij, op of omstreeks 3 december 2008, te [plaats 1], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, in (een) pand(en) gelegen aan de [adres] een (grote) hoeveelheid van (ongeveer) 138 hennepplanten, althans een (grote) hoeveelheid hennep en/of delen van hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
8.
hij, op één of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 1 februari 2008 tot en met 2 december 2008, te [plaats 4], althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad in (een) pand(en) gelegen aan de [adres, naam], een (grote) hoeveelheid van hennepplanten, althans een (grote) hoeveelheid hennep en/of delen van hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
9.
hij, op of omstreeks 3 december 2008, te [plaats 4], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, in (een) pand(en) gelegen aan de [adres, naam], een (grote) hoeveelheid van (ongeveer) 463 hennepplanten, althans een (grote) hoeveelheid hennep en/of delen van hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
10.
hij, op één of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 1 april 2007 tot en met 2 december 2008, te [plaats 5], althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, in (een) pand(en) een pand gelegen aan de [adres], een (grote) hoeveelheid hennep en/of delen van hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
11.
hij, op of omstreeks 3 december 2008, te [plaats 5], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, in (een) pand(en) gelegen aan de [adres] een (grote) hoeveelheid van (ongeveer) 17,26 kilo hennep, althans een (grote) hoeveelheid hennep en/of delen van hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
12.
hij, op één of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 1 maart 2008 tot en met 2 december 2008, te [plaats 6], althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, in (een) pand(en) gelegen aan de [adres, naam] een (grote) hoeveelheid hennepplanten, althans een (grote) hoeveelheid hennep en/of delen van hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
13.
hij, op of omstreeks 3 december 2008, te [plaats 6], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, in (een) pand(en) gelegen aan de [adres] een (grote) hoeveelheid van (ongeveer) 209 hennepplanten, althans een (grote) hoeveelheid hennep en/of delen van hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
14.
hij, op één of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 23 juli 2008 tot en met 2 december 2008, te [plaats 7], althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, in een pand gelegen aan de [adres, naam] een (grote) hoeveelheid hennepplanten, althans een (grote) hoeveelheid hennep en/of delen van hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
15.
hij, in of omstreeks de periode van 01 januari 2004 tot en met 11 juni 2009, te [plaats 8], [gemeente 1] en/of [plaats 9] en/of [plaats 10], [gemeente 2] en/of [plaats 11] en/of [plaats 12] en/of [plaats 5] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 1] en/of [plaats 4] en/of [plaats 6] en/of [plaats 7] en/of [plaats 13] en/of [plaats 14] en/of [plaats 15] en/of [plaats 16] en/of [plaats 17] en/of [plaats 18] en/of [plaats 19] en/of [plaats 20] en/of (elders) in Nederland en/of in het Verenigd Koninkrijk en/of in Ierland en/of in België en/of Luxemburg en/of in de Verenigde Staten van Amerika en/of in Spanje, heeft deelgenomen, aan een organisatie die tot oogmerk had het plegen van
misdrijven, te weten:
- het overtreden van artikel 3A van de Opiumwet (uitvoer), en/of
- het overtreden van artikel 2A van de Opiumwet (uitvoer amfetamine en/of
MDMA, althans middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a vijfde lid van Opiumwet), en/of
- het overtreden van artikel 10a Opiumwet, en/of
- het overtreden van artikel 3 B/C/D van de Opiumwet, en/of
- het overtreden van artikel 420ter, althans 420 bis, althans 420 quater Wetboek van Strafrecht,
welke organisatie bestond uit een groep samenwerkende personen, (bestaande naast verdachte uit [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 8] en/of [medeverdachte 9] en/of [medeverdachte 10] en/of [medeverdachte 11] en/of [medeverdachte 12] en/of één of meer andere perso(o)n(en));
en/of
hij, in of omstreeks de periode van 01 juli 2006 tot en met 11 juni 2009, te [plaats 8], [gemeente 1] en/of [plaats 10], [gemeente 2] en/of [plaats 12] en/of [plaats 5] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3[ en/of [plaats 1] en/of [plaats 4] en/of [plaats 6] en/of [plaats 7] en/of [plaats 13] en/of [plaats 14] en/of [plaats 15] en/of [plaats 16] en/of [plaats 17] en/of [plaats 18] en/of [plaats 19] en/of [plaats 20] en/of (elders) in Nederland en/of in het Verenigd Koninkrijk en/of in Ierland en/of in België en/of Luxemburg en/of in de Verenigde Staten van Amerika en/of in Spanje, heeft deelgenomen, aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid, en/of artikel 10a eerste lid en/of artikel 11, derde, vierde en vijfde lid van de
Opiumwet, te weten;
- het overtreden van artikel 3A van de Opiumwet (uitvoer), en/of
- het overtreden van artikel 2A van de Opiumwet (uitvoer amfetamine en/of
MDMA, althans middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a vijfde lid van Opiumwet), en/of
- het overtreden van artikel 10a Opiumwet, en/of
- het (in de uitoefening van een beroep of bedrijf) overtreden van artikel 3 B/C/D van de Opiumwet,
welke organisatie bestond uit een groep samenwerkende personen, (bestaande naast verdachte uit [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 8] en/of [medeverdachte 9] en/of [medeverdachte 10] en/of [medeverdachte 11] en/of [medeverdachte 12] en/of één of meer andere perso(o)n(en)).
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof acht het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 10 en 11 tenlastegelegde niet bewezen wegens gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Feit 1 – 3
Het hoger beroep van de officier van justitie richt zich niet tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraken voor de feiten 1, 2 en 3. Het hof komt niet tot andere conclusies dan de rechtbank.
Feit 4 en 5
Voor wat betreft de vrijspraak van de feiten 4 en 5 overweegt het hof in het bijzonder als volgt.
Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat niet buiten redelijke twijfel is komen vast te staan dat in [plaats 3] naast de [adres] geen andere kwekerij gevestigd is geweest. Derhalve kan – bij gebreke van aanwijzingen dat het specifiek over de onderhavige kwekerij gaat – niet worden uitgesloten dat verdachte in de OVC-gesprekken van onder andere 12 en 25 oktober 2008 over een andere kwekerij in [plaats 3] dan de locatie [adres] spreekt. Naast de OVC-gesprekken is er geen ander bewijs voorhanden. Wel heeft verdachte -zoals hij ook ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard- één maal knippers naar de [adres] in [plaats 3] gebracht. Naar het oordeel van het hof kan dit aandeel van verdachte niet worden gekwalificeerd als medeplegen van hetgeen onder 4 en 5 ten laste is gelegd.
Gelet op het vorenstaande acht het hof -anders dan de advocaat-generaal- niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij deze locatie. Het hof spreekt verdachte vrij van feit 4 en in het verlengde van het vorenstaande ook van feit 5.
Feit 6 en 7
Voor wat betreft de vrijspraak van de feiten 6 en 7 overweegt het hof in het bijzonder als volgt.
Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat uit diverse OVC-gesprekken niet volgt dat verdachte betrokken is geweest bij deze locatie. In de door de rechtbank voor het bewijs gebezigde gesprekken van 25 en 27 oktober 2008, waaraan verdachte ook deelneemt, wordt weliswaar gesproken over deze locatie, althans over “Flat”. Hieruit volgt echter niet dat verdachte ook betrokken is geweest bij deze locatie op de in de tenlastelegging bedoelde wijzen. Het enkele feit dat hij over de locatie spreekt is daarvoor onvoldoende. Hetzelfde geldt voor het door de advocaat-generaal aangehaalde OVC-gesprek van 6 november 2008, waarin onder andere door verdachte over verschillende locaties, waaronder “Flat” wordt gesproken. In het door de rechtbank voor het bewijs gebezigde gesprek van 28 oktober 2008 alsmede in het door de advocaat-generaal aangehaalde OVC-gesprek van 21 november 2008 wordt door anderen gesproken over [verdachte] en “Flat”. Ook uit deze gesprekken volgt niet dat verdachte op de in de tenlastelegging bedoelde wijzen betrokken is geweest bij deze locatie. Het enkele feit dat anderen over verdachte in combinatie met deze locatie spreken is daarvoor ook onvoldoende. Uit het door de advocaat-generaal aangehaalde OVC-gesprek van 26 oktober 2008 volgt niet de betrokkenheid van verdachte. Hij maakt daar in zijn algemeenheid een opmerking en relateert deze niet specifiek aan de tenlastegelegde locatie. Naast de OVC-gesprekken is er geen ander bewijs voorhanden.
Gelet op het vorenstaande acht het hof -anders dan de advocaat-generaal- niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte werkzaamheden heeft verricht met betrekking tot deze locatie. Het hof spreekt verdachte vrij van feit 6 en in het verlengde van het vorenstaande ook van feit 7.
Feit 10 en 11
Voor wat betreft de vrijspraak van de feiten 10 en 11 overweegt het hof in het bijzonder als volgt.
Het hof is van oordeel dat alleen de medeverdachte, [medeverdachte 13] verdachte direct koppelt aan deze locatie. De rechtbank heeft weliswaar ook de verklaring van [getuige 1] voor het bewijs gebezigd, maar zij verklaart niet specifiek over de rol van verdachte met betrekking tot deze locatie. Haar verklaring kan dan ook niet voor het bewijs van dit feit gebezigd worden. Tot slot blijkt uit de peilbakengegevens dat de auto van verdachte, in de maanden september en oktober 2008 20 keer in de omgeving van de [adres] in [plaats 5] is geweest. Dat verdachte daar is geweest, past in zijn verklaring inhoudende dat hij met regelmaat op dit adres kwam, omdat zijn vrienden [naam] en [naam] daar met hun kinderen woonden. Dit enkele gegeven zegt dan ook niets over verdachtes betrokkenheid bij deze henneplocatie. De enkele verklaring van [medeverdachte 13] wordt derhalve niet ondersteund door enig ander bewijsmateriaal. Het hof overweegt nog dat de advocaat-generaal in het requisitoir heeft verwezen naar de door de rechtbank gebezigde OVC-gesprekken. De rechtbank heeft evenwel in het geheel geen OVC-gesprekken voor het bewijs gebezigd ten aanzien van dit feit.
Gelet op het vorenstaande acht het hof -anders dan de advocaat-generaal- niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte werkzaamheden heeft verricht met betrekking tot deze locatie. Het hof spreekt verdachte vrij van feit 10 en in het verlengde van het vorenstaande ook van feit 11.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Het hof acht de feiten 8, 9, 12, 13, 14 en 15 bewezen op grond van de bewijsmiddelen bewezen. Het hof overweegt naar aanleiding van de gevoerde verdediging in het bijzonder nog als volgt.
Betrouwbaarheid [getuige 2]
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat [getuige 2] een onbetrouwbare getuige is. Het hof begrijpt het verweer van de raadsvrouw aldus dat de verklaringen van [getuige 2] als ongeloofwaardig terzijde dienen te worden geschoven.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Het hof zal telkens per feit bekijken of ten aanzien van de verklaring van [getuige 2[ voldoende steunbewijs voorhanden is. In het bevestigende geval, kan de verklaring van [getuige 2] in zoverre voor het bewijs gebezigd worden.
Feiten 8, 9, 12, 13, 14
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot de feiten 8, 9, 12, 13 en 14 op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde periode in de bewezenverklaring ingekort dient te worden.
Gelet op het bewijs is het hof van oordeel dat de genoemde feiten in ieder geval zijn gepleegd in de periode zoals tenlastegelegd. Het hof zal de tenlastegelegde periode dan ook niet inkorten, maar bij de strafmaat rekening houden met de duur/periode van verdachtes handelen.
Feit 15
Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 15 tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Uit de bewijsmiddelen leidt het hof af dat verdachte deel heeft uitgemaakt van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur onder leiding van [medeverdachte 1], welke organisatie zich bezig hield met onder meer handel in hennep/hashiesj en witwassen. Verdachtes deelname bestond met name in hennep en hasjiesj betreffende handelsactiviteiten, in nauwe samenwerking met [medeverdachte 1], en in het onderhouden van contacten met een netwerk van personen die met de hennephandel te maken hadden in de periode waarin [medeverdachte 1] was gedetineerd.
Over de inhoud van een aantal voor het bewijs gebezigde OVC-gesprekken overweegt het hof nog als volgt.
Enerzijds zijn er een aantal OVC-gesprekken waarin verdachte uitlatingen doet die wijzen op een gezamenlijke onderneming met [medeverdachte 1]. In die gesprekken worden afspraken gemaakt en spreekt verdachte veelal in de “we”-vorm.
Het hof wijst op het OVC-gesprek van 11 september 2008 (ordner 72, p. 24), onder meer inhoudende:
[medeverdachte 1]: Het lijkt wel buitenweed.
[verdachte]: Het eerste wat ik tegen hem zei. Het lijkt wel buitenweed vriend. En het is echt, het is een goeie kweker he... Hij wil d’r vanaf. Hé, maar als jij zegt, niet doen [verdachte], dan doen we het nie. Kijk sommige heb ik schoongemaakt. Dan ziet het er veel mooier uit. (…..)
[verdachte]: Daarom is het aan jou van.
[medeverdachte 1]: Ja, maar dat legt aan de prijs.
[verdachte]: Dat is aan jou.
[verdachte]: Ja, ik weet het niet eh. Ja, ik wou voor dat, Ik wou het eerst aan jou laten zien. Maar anders laat ik het aan iemand anders voor hem zien, weet je. Maar eerst aan jou, weet je, want we kunnen er best wel een lage prijs voor bieden. (…..)
[medeverdachte 1]: Ik zou 26 meier bieden. En dan gewoon eh, net wat je zegt, opknappen. Dingetjes. Nalopen en dan gewoon op twee kilo op de 40 50 kilo er doorheen gooien.
[verdachte]: Wat jij wil.
Het hof wijst voorts op het OVC-gesprek van 26 september 2008 (ordner 93, p. 563), onder meer inhoudende:
[medeverdachte 1]: Ja, maar 150, Zoek je wat brokken en dingen uit, eerst de slechtste.
[verdachte]: Ja.
[medeverdachte 1]: Ja. En 125.
[verdachte]: Kun je niet hele. In één keer alles? Dat alles weg is.
[medeverdachte 1]: Dan moet je bijhalen bij hoe heet ie. Bij [naam]. En hoe ken je [naam] bereiken?
(…)
[medeverdachte 1]: Bij hem leggen nog +- 95 platen. Moet je ophalen dan. Want die kunnen we met die laatste zepen doen, snap je.
[verdachte 1] : Ja.
Het hof wijst verder op het OVC-gesprek van 18 september 2008 (ordner 93, p. 536-537), onder meer inhoudende:
[medeverdachte 1]: Vorige keer is er geld afgepakt.
[verdachte]: Ik pak er geen geld af zonder jouw toestemming.
(…)
[medeverdachte 1: Weet je nog wel wat wat is allemaal….hoeveelheden en zo…..
[verdachte]: Ja, Heb met rode stift erop geschreven en op mijn lijstje heb ik het staan onder elkaar met prijs en weet ik van wie het komt allemaal.
Anderzijds zijn er een aantal OVC-gespekken waarin [medeverdachte 2] tegen [medeverdachte 1]zegt dat zij verdachte overal heeft geïntroduceerd, hij haar enige hulp is en hem als contactpersoon laat.
Het hof wijst op het OVC-gesprek van 19 oktober 2007 (ordner 92, p. 72), onder meer inhoudende:
[medeverdachte 2]: [verdachte] kan je echt op bouwen man. (ovn) kan ik echt op vertrouwen man. Da’s me enige echt mog m’n hulp.
Het hof wijst voorts op het OVC-gesprek van 24 oktober 2007 (ordner 92, p. 83), onder meer inhoudende:
[medeverdachte 2]: Weet je, ik heb hier [verdachte] en [naam] als punt, we nemen samen een telefoon, een sms-systeem dus niet praten, alleen sms en nou hij kan hier de boel nog in eh snap je, ik heb [verdachte] overal al geïntroduceerd dus het is, snap je. Het is geen punt.
Het hof wijst tot slot op het OVC-gesprek van 14 november 2007 (ordner 92, p. 251), onder meer inhoudende:
[medeverdachte 2]:Nee, want weet je waarom ik, [medeverdachte 1], die zit in zulke rare dingen. Ik wil daar niet mee gezien worden, dus ik laat [verdachte] als contactpersoon. Ik wil niet nu met [betrokkene] gezien worden.
Verdachtes rol tijdens de detentieperiode van [medeverdachte 1] zoals deze uit de OVC-gesprekken naar voren komt, wordt onder meer ondersteund door de verklaringen van [medeverdachte 12].
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat verdachte heeft bijgedragen aan de verwezenlijking van de drugsactiviteiten van en door de criminele organisatie onder leiding van [medeverdachte 1].
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 8, 9, 12, 13, 14 en 15 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
8.
hij, op tijdstippen, in de periode van 1 juli 2008 tot en met 2 december 2008, te [plaats 4], telkens tezamen en in vereniging met anderen telkens opzettelijk heeft geteeld en bewerkt in een pand gelegen aan de [adres, naam], een hoeveelheid hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
9.
hij, op 3 december 2008, te [plaats 4], tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad, in panden gelegen aan de [adres, naam], een grote hoeveelheid van (ongeveer) 308 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
12.
hij, op tijdstippen, in de periode van 1 april 2008 tot en met 2 december 2008, te [plaats 6], telkens tezamen en in vereniging met anderen telkens opzettelijk heeft geteeld en bewerkt in panden gelegen aan de [adres, naam] een hoeveelheid hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
13.
hij, op 3 december 2008, te [plaats 6], tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad, in een pand gelegen aan de [adres] een grote hoeveelheid van (ongeveer) 209 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
14.
hij, op tijdstippen, in de periode van 23 juli 2008 tot en met 2 december 2008, te [plaats 7], telkens tezamen en in vereniging met anderen telkens opzettelijk heeft geteeld en bewerkt in een pand gelegen aan de [adres, naam] een hoeveelheid hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
15.
hij, in of omstreeks de periode van 01 januari 2004 tot en met 11 juni 2009, te [plaats 8], [gemeente 1] en/of [plaats 9] en/of [plaats 10], [gemeente 2] en/of [plaats 11] en/of [plaats 12] en/of [plaats 5] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 1] en/of [plaats 4] en/of [plaats 6] en/of [plaats 7] en/of [plaats 13] en/of [plaats 14] en/of [plaats 15] en/of [plaats 16] en/of [plaats 17] en/of [plaats 18] en/of [plaats 19] en/of [plaats 20] en/of (elders) in Nederland en/of in het Verenigd Koninkrijk en/of in Ierland en/of in België en/of Luxemburg en/of in de Verenigde Staten van Amerika en/of in Spanje, heeft deelgenomen, aan een organisatie die tot oogmerk had het plegen van
misdrijven, te weten:
- het overtreden van artikel 3A van de Opiumwet (uitvoer), en/of
- het overtreden van artikel 2A van de Opiumwet (uitvoer amfetamine en/of
MDMA, althans middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a vijfde lid van Opiumwet), en/of
- het overtreden van artikel 10a Opiumwet, en/of
- het overtreden van artikel 3 B/C/D van de Opiumwet, en/of
- het overtreden van artikel 420ter, althans 420 bis, althans 420 quater Wetboek van Strafrecht,
welke organisatie bestond uit een groep samenwerkende personen, (bestaande naast verdachte uit [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] en/of één of meer andere perso(o)n(en));
en
hij, in of omstreeks de periode van 01 juli 2006 tot en met 11 juni 2009, te [plaats 8], [gemeente 1] en/of [plaats 10], [gemeente 2] en/of [plaats 12] en/of [plaats 5] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3[ en/of [plaats 1] en/of [plaats 4] en/of [plaats 6] en/of [plaats 7] en/of [plaats 13] en/of [plaats 14] en/of [plaats 15] en/of [plaats 16] en/of [plaats 17] en/of [plaats 18] en/of [plaats 19] en/of [plaats 20] en/of (elders) in Nederland en/of in het Verenigd Koninkrijk en/of in Ierland en/of in België en/of Luxemburg en/of in de Verenigde Staten van Amerika heeft deelgenomen, aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid, en/of artikel 10a eerste lid en/of artikel 11, derde, vierde en vijfde lid van de
Opiumwet, te weten;
- het overtreden van artikel 3A van de Opiumwet (uitvoer), en/of
- het overtreden van artikel 2A van de Opiumwet (uitvoer amfetamine en/of
MDMA, althans middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a vijfde lid van Opiumwet), en/of
- het overtreden van artikel 10a Opiumwet, en/of
- het (in de uitoefening van een beroep of bedrijf) overtreden van artikel 3 B/C/D van de Opiumwet,
welke organisatie bestond uit een groep samenwerkende personen, (bestaande naast verdachte uit [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] en/of één of meer andere perso(o)n(en)).
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 8, 12 en 14 bewezen verklaarde levert op:
Telkens:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 9 en 13 bewezen verklaarde levert op:
Telkens:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Het onder 15 bewezen verklaarde levert op:
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
En
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid, 10a, eerste lid of 11, derde, vierde en vijfde lid van de Opiumwet.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wordt veroordeeld ter zake van alle tenlastegelegde feiten met uitzondering van feit 1 tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar en 6 maanden onvoorwaardelijk met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank Arnhem heeft de verdachte veroordeeld ter zake van alle tenlastegelegde feiten met uitzondering van de feiten 1, 2 en 3 tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld ter zake van de tenlastelegde feiten 4 tot en met 10 en 12 tot en met 15 tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar en 6 maanden onvoorwaardelijk met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof stelt voorop dat het minder feiten bewezen acht dan de rechtbank en de advocaat-generaal.
Verdachte heeft gedurende langere tijd meerdere “hennephokken” gehad, waarvoor hij diverse werkzaamheden heeft verricht. Daarnaast heeft hij deelgenomen aan de criminele organisatie, onder leiding van [medeverdachte 1] Met name in de periode dat [medeverdachte 1] gedetineerd was, heeft verdachte binnen dit samenwerkingsverband een aanzienlijke rol gehad. Er is sprake van ernstige feiten. Hennep is schadelijk voor de volksgezondheid, terwijl het een feit van algemene bekendheid is dat georganiseerde hennepteelt vaak gepaard gaat met geweld, witwassen en andere strafbare feiten.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 5 november 2012, is hij reeds eerder veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet. Deze veroordeling heeft verdachte er niet van weerhouden zich opnieuw op grote schaal en daarnaast binnen een criminele organisatie schuldig te maken aan overtreding van de Opiumwet.
Een en ander rechtvaardigt oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur.
Ten voordele van verdachte neemt het hof in aanmerking dat verdachte de strafwaardigheid van zijn handelen lijkt in te zien. Het hof neemt ten voordele van verdachte mede in aanmerking het tijdsverloop. Verdachte heeft lange tijd in onzekerheid moeten verkeren.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een onvoorwaardelijke een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden passend en geboden. Met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor een duur die gelijk is aan die van het ondergane voorarrest kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan.
Beslag
Het tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp van de inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een Jammer, agenda en verschillende trafo’s/verlichting. De opsporing van het tenlastegelegde en bewezenverklaarde is bovendien belemmerd met behulp van de inbeslaggenomen jammer. Hieraan doet niet af dat dit voorwerp mogelijk een sweeper zou zijn, waarvan het bezit niet strafbaar is. De voorwerpen behoren de veroordeelde toe. Zij zullen daarom worden verbeurd verklaard.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van veroordeelde.
Ten aanzien van de overige voorwerpen worden de in het dictum vermelde beslissingen genomen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 3, 11 en 11a van de Opiumwet en de artikelen 24, 33, 33a, 47, 57, 63 en 140 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 10 en 11 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 8, 9, 12, 13, 14 en 15 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 8, 9, 12, 13, 14 en 15 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 (eenentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- zendapparatuur, kleur zwart, KO116.1B.02.07: Interceptor/Jammer;
- agenda;
- KO116.2F.0401: 15 lampen, 15 trafo’s/schakelunits assimilatieverlichting;
- KO116.2F.04.01.01: 14 assimilatielampen;
- KO116.2F.04.01.02: 15 trafo’s/schakelunits assimilatieverlichting.
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- de overige onder hem inbeslaggenomen goederen en geld zoals vermeld op de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (bijlage II);
- geldtelmachine (KO116¬_SCH 286).
Gelast de teruggave aan [naam] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- KO116.1B.0201.01: een zwarte dames portemonnee.
De voorlopige hechtenis
Heft op het geschorste, tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door
mr J.A.W. Lensing, voorzitter,
mr P. van Kesteren en mr P.H.A.J. Cremers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr L. Gereke, griffier,
en op 4 februari 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.