VEILIGHEIDSBEPALINGEN NEN 1010 (bladzijde 30 van het rapport):
(…)
Blijkens de informatie heeft tot het moment van het ontstaan van de brand geen inspectie conform de NEN 1010 plaatsgevonden. Gelet op het destructieve karakter kon niet meer worden vastgesteld of aan de richtlijnen van de NEN 1010 is voldaan. Gezien de niet deugdelijk bevestigde aardleidingen wordt vermoed dat de installatie minimaal ten aanzien van een deugdelijke aarding in gebreke was.
(…)
RESUMÉ (bladzijde 31 van het rapport)
Gelet op de resultaten van het technisch onderzoek en de ingewonnen informatie wordt gesteld dat:
* De plaats voor het ontstaan van de brand is gelegen op de zolderverdieping in het midden van het pand, direct onder de plaats waar het vuur als eerst door de dakbedekking naar buiten trad dan wel ter hoogte van deze plaats onder het hellende dakvlak.
* Niet kan worden uitgesloten dat de oorzaak voor het ontstaan van deze brand is gelegen in het ontstaan van een elektrotechnisch mankement in de stroomvoerende bedrading van de laagspanningsinstallatie.
* Indien blijkt dat de motoren van de afzuiginstallatie op dezelfde bedrading als de hotelkamerverlichting is aangesloten en middels een veiligheid in de groepenonderverdeling in de meterkast beveiligd is geweest, wordt het ontstaan van een elektrotechnisch mankement als oorzaak voor de brand niet aannemelijk geacht.
* Gezien de aangetroffen losse bedrading (aarding) in een aansluitblokje getwijfeld kan worden aan de deugdelijkheid van de elektrische laagspanningsinstallatie.
* Er kennelijk geen inspectie conform de NEN 1010 richtlijnen heeft plaatsgevonden.
* Er door zowel installatiebureaus alsmede klusjesmannen aan de elektrische installatie werkzaamheden werden uitgevoerd.
* Bij het brandonderzoek residuen van motorbenzine en lampolie in de vloerbedekking van de Droomkamer op de eerste verdieping zijn aangetroffen.
* De oorzaak voor het ontstaan van deze brand kan zijn gelegen in het opzettelijk bijbrengen en/of achterlaten van vuur. (brandstichting)
* Voorafgaande aan de brandstichting kan gelet op de analyse van de brandmonsters motorbenzine en/of lampolie zijn bijgebracht, ten einde het brandproces te doen versnellen.
* Indien op de zolderverdieping motorbenzine en of lampenolie opgeslagen is geweest, zou deze bij de blussing van de brand als gevolg van overvloedig bluswater door aanwezige kieren en openingen naar de onderliggende verdieping kunnen zijn verplaatst.
* Bij brandstichting tevens een combinatie van genoemde factoren kan hebben plaatsgevonden, te weten; brandstichting met gebruikmaking van reeds aanwezige opgeslagen brandversnellende middelen.
* Bij de combinatie van een elektrotechnisch mankement als oorzaak voor het ontstaan van de brand in relatie tot de opslag op de zolderverdieping van motorbenzine en of lampenolie wordt bezien kan als gevolg van overvloedig bluswater dit door aanwezige kieren en openingen vaar de onderliggende verdieping zijn verplaatst.
* Andere dan genoemde oorzaken voor het ontstaan van deze brand of verklaring en voor de aangetroffen omstandigheden niet werden aangetroffen en worden uitgesloten. ”
1.9. De voorlopige conclusie van het rapport van Compander van het tactisch onderzoek van
10 december 2008 sluit hierbij aan (bladzijde 24 van het rapport), waarbij onder meer is opgenomen:
"(…)
* Uit de veiliggestelde brandmonsters is gebleken van aanwezigheid van brandversnellende middelen zoals motorbenzine en lampolie waarvan de herkomst nog niet is vastgesteld; althans is er nog geen verklaring voor de aanwezigheid hiervan.
* Vooralsnog is niet vastgesteld kunnen worden of het pand voldeed aan de NEN 1010 normen.
(…)"
1.10. Het daartoe door [appellante] ingeschakelde adviesbureau DGMR Bouw B.V. heeft een onderzoek uitgevoerd naar de omstandigheden waaronder de brand heeft gewoed en hiervan rapport uitgebracht op 18 februari 2009 met als conclusie:
"Ondergetekende heeft met stijgende verbazing kennis genomen van de rapportages van Compander. Vanaf aanvang was duidelijk dat door het brandweeroptreden geen betrouwbaar technisch sporenonderzoek meer mogelijk was. De verbazing richt zich met name op de omvang van de technische en tactische inzet van Compander in deze zaak.
(…)
De inzet van Compander leidt echter niet tot informatie waarmee het ontstaan van de brand met enige mate van zekerheid kan worden verklaard. Dit weerhoudt Compander echter niet met stelligheid de brandoorzaak dusdanig te beschrijven dat er geen dekking voor de brand bestaat.
(…)
Locaties die bij de brand volledig zijn verwoest of bij panden die tijdens de brand gewild of ongewild instorten, zijn per definitie niet of zeer moeilijk te onderzoeken, waarbij de betrouwbaarheid van de analyse afneemt naarmate het verwoestend niveau toeneemt.
De door Compander opgestelde rapportage van het technisch onderzoek, is naar de mening van ondergetekende dan ook niet van het niveau wat hieraan zou mogen worden gesteld en is dan ook niet gericht op waarheidsvinding.
De in deze zaak bekend zijnde gegevens geven naar de mening van ondergetekende geen aanleiding te veronderstellen dat de brand is ontstaan door of op instigatie van de eigenaresse van het pand. Ook zijn er geen aanwijzingen aangetroffen dat de elektrische installatie niet aan de daaraan te stellen eisen zou voldoen."
1.11. Aan de hand van de in opdracht van Univé ingestelde onderzoeken kon niet worden vastgesteld dat sprake is geweest van brandstichting.
1.12. Op 16 maart 2009 heeft Compander rapport uitgebracht van een aanvullend technisch onderzoek naar de aanwezige elektrische laagspanningsinstallatie dat zij op 6 februari 2009 ter plaatse - buiten aanwezigheid van [appellante] - heeft verricht. Bij dit rapport hoort een fotomap van technisch onderzoek van de aanwezige brandrestanten.
1.13. Compander heeft [toezichthouder], toezichthouder bij Inspexx, verzocht aan de hand van deze fotomap de componenten van de elektrische installatie te toetsen aan de NEN 1010. Deze heeft op 8 april 2009 rapport uitgebracht aan Compander. De samenvatting van dit rapport is:
"De wijze van aanleg van de installatie en het gebruik van de installatiematerialen geeft aan dat de installatie op meerdere punten niet voldoet aan vigerende voorschriften. Door de diversiteit van de gebruikte componenten en installatiematerialen ontstaat de indruk dat de werkzaamheden door verschillende personen zijn uitgevoerd. Het is aannemelijk dat zij niet op de hoogte waren van elkaars werkzaamheden. Uit navraag bij de heer Overtoom bleek dat van de installatie geen tekeningen aanwezig zijn. Voor uitbreidingen en wijzigingen van installaties zijn deze noodzakelijk en worden vanuit de NEN 1010 dan ook vereist. (…)"
1.14. Compander heeft op 31 maart 2009 een rapport uitgebracht met daarin een reactie op het de rapportage van DGMR en is daarin tot de conclusie gekomen dat die rapportage geen aanleiding voor haar vormt om de bevindingen ten aanzien van de oorzaak, de brandontwikkeling, het brandverloop en de omstandigheden voor het ontstaan van de brand te herzien.
1.15. Op verzoek van [appellante] heeft Elekdent onderzoek verricht op het schadeadres. In het daarvan op 10 juni 2009 uitgebrachte rapport heeft Elekdent geconcludeerd dat er geen sprake was van een schending van NEN 1010: 2003.
1.16. Inspexx heeft bij brief van 8 juli 2009 op dit rapport van Elekdent gereageerd.
1.17. In opdracht van [appellante] heeft C+B advies en expertise de verslagen van Inspexx en Elekdent vergeleken. C+B advies en expertise heeft hiervan op 29 september 2009 rapport uitgebracht en geconcludeerd dat het rapport van Inspexx terzijde moet worden gelegd als ongeschikt voor waarheidsvinding, dat het rapport van Elekdent kan worden gebruikt voor waarheidsvinding en dat de elektrische installatie geheel voldeed aan NEN1010:2003 (bladzijde 44 van het rapport).
1.18. Univé heeft de bedragen tot betaling waarvan zij bij het bestreden vonnis is veroordeeld voldaan.
1.19. Bij rapport van arbitrage van 24 oktober 2011 is de schadeomvang ter zake van de opstal, inventaris/goederen, electronica en bijkomende kosten, bindend vastgesteld op:
€ 1.242.689,- op basis herbouw-/nieuwwaarde;
€ 806.639,- op basis verkoop-/dagwaarde.
1.20. De NEN 1010 norm bevat veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties die worden gebruikt door de elektrotechnische installatiebranche.
1.21. In de Gedragscode Verzekeraars van het Verbond van Verzekeraars van september 2002 is opgenomen:
"Professionaliteit
P.f) Wij dragen zorg voor een voortvarende zorgvuldige en rechtvaardige schadebehandeling alsmede een tijdige uitbetaling van gelden, een en ander overeenkomstig de polisvoorwaarden"
1.22. In de Gedragscode Persoonlijk Onderzoek van het Verbond van Verzekeraars van januari 2004 is opgenomen.
"Uitgangspunten
1.5 De verzekeraar maakt bij het instellen van een persoonlijk onderzoek steeds een zorgvuldige afweging tussen de diverse belangen die dit onderzoek indiceren en de mate waarin er sprake kan zijn dat de persoonlijke levenssfeer van betrokkene wordt geraakt. Bij deze belangenafweging dienen alle ter zake relevante aspecten betrokken te worden, zoals het privacybelang van betrokkene, het (financiële) belang van de claim, de zwaarte van de verdenking van fraude en het belang van betrokkene op een snelle en zorgvuldige besluitvorming"
1.23. In de Gedragscode Expertiseorganisaties van het Verbond van Verzekeraars van 1 februari 2003 is onder meer opgenomen dat:
"Betrouwbaarheid
* (…)
* Een expertiseorganisatie en haar medewerkers onthouden zich van het verstrekken van informatie waarvan zij weten dat deze onjuist is.
(…)
Professionaliteit
* (…)
* Een expertiseorganisatie voert de verstrekte opdracht zorgvuldig, discreet en naar beste weten en kunnen uit. Daarbij ziet een expertiseorganisatie erop toe dat haar experts zich in de uitoefening van hun beroep gedragen zoals een zorgvuldig expert betaamt. Zij zijn daarbij steeds objectief en laten zich slechts leiden door de feiten en niet door enig belang.
* (…)
* Een expertiseorganisatie draagt zorg voor een voortvarende, zorgvuldige en objectieve schadevaststelling dan wel schaderegeling, met als doelstelling een snelle dossierafhandeling.
Helderheid
* Een expertiseorganisatie geeft de verzekerde en/of verzekeraar en desgewenst andere belanghebbenden regelmatig informatie over de gang van zaken bij de behandeling van het dossier.
* (…)
* De behandeling van een opdracht dient voor de opdrachtgever en andere belanghebbenden op een inzichtelijke en overzichtelijke wijze te verlopen."