ECLI:NL:GHARL:2013:BZ6239

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
200.116.475
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van vorderingen in het kader van CMR-vervoer en de toepasselijkheid van artikel 32 lid 1

In deze zaak gaat het om de verjaring van vorderingen die voortvloeien uit een transportovereenkomst onder het CMR-verdrag. Pacton Trailers B.V. heeft in maart 2010 vier containerchassis verkocht aan T&T Srl in Italië en heeft Rotra Forwarding B.V. ingeschakeld voor het transport van drie chassis. Tijdens het transport op 17 maart 2010 zijn de chassis beschadigd geraakt. Interpolis, de goederentransportverzekeraar van Pacton, heeft de schade vergoed en heeft Rotra gedagvaard op basis van subrogatie. De rechtbank heeft de vorderingen van Interpolis afgewezen op grond van verjaring, wat heeft geleid tot het hoger beroep.

Het hof heeft de feiten uit de eerdere vonnissen van de rechtbank Arnhem overgenomen en zich gebogen over de vraag of de verjaringstermijn moet worden bepaald aan de hand van artikel 32 lid 1 sub a of sub c van het CMR-verdrag. De rechtbank oordeelde dat de verjaringstermijn was gaan lopen op de geplande afleverdatum, maar het hof is van mening dat de feitelijke aflevering bepalend is voor het begin van de verjaringstermijn. Dit is in lijn met de tekst van het CMR-verdrag, dat spreekt over de datum van feitelijke aflevering.

Rotra heeft in de memorie van antwoord aangevoerd dat er wel degelijk aflevering heeft plaatsgevonden, en dat de beschadigde goederen op 1 april 2010 aan Pacton zijn teruggeleverd. Het hof heeft Interpolis in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit betoog. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling, waarbij het hof de beslissing heeft uitgesteld tot na de akte van Interpolis.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.116.475
(zaaknummer rechtbank Arnhem 221548)
arrest van de zesde kamer van 9 april 2013
in de zaak van
de naamloze vennootschap
Achmea Schadeverzekeringen N.V.,
h.o.d.n. Interpolis,
gevestigd te Apeldoorn,
appellante,
hierna: Interpolis,
advocaat: mr. M. Bouman,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Rotra Forwarding B.V.,
gevestigd te Doesburg,
geïntimeerde,
hierna: Rotra,
advocaat: mr. R.W.J.M. te Pas.
1 Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 2 november 2011 en 4 april 2012 die de rechtbank Arnhem tussen Interpolis als eiseres, tevens gedaagde in het verzet en Rotra als gedaagde, tevens eiseres in het verzet heeft gewezen.
2 Het geding in hoger beroep
2.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 21 juni 2012,
- de memorie van grieven,
- de memorie van antwoord.
2.2 Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overge-legd en heeft het hof arrest bepaald.
2.3 Gelet op artikel CIII van de Wet herziening gerechtelijke kaart (Staatsblad 2012, 313) wordt in deze vóór 1 januari 2013 aanhangig gemaakte zaak uitspraak gedaan door het hof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem.
3 De vaststaande feiten
Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.7 van het bestreden vonnis.
4 De motivering van de beslissing in hoger beroep
4.1 Het gaat in dit geding kort samengevat over het volgende. Pacton Trailers B.V. (hier-na: Pacton) heeft in maart 2010 vier containerchassis verkocht aan T&T Srl, gevestigd in Reggio Emilia, Italië. Voor het vervoer van drie containerchassis van Ommen naar T&T Srl heeft Pacton Rotra ingeschakeld. Toen de chauffeur van Rotra op 17 maart 2010 bij Pacton arriveerde, stonden de drie chassis op elkaar gestapeld en voorzien van spanbanden klaar voor transport. De onderste van de drie chassis is aan het voertuig van Rotra gekoppeld. Bij het oprijden van de E31 in Duitsland zijn de bovenste twee chassis gaan schuiven en van de onderste afgevallen. De chassis en twee kisten met onderdelen zijn beschadigd geraakt.
4.2 Interpolis is de goederentransportverzekeraar van Pacton en heeft de schade vergoed. Op grond van subrogatie is zij in de rechten van Pacton getreden en zij heeft uit dien hoofde Rotra gedagvaard. Rotra is bij verstek veroordeeld tot betaling van de hoofdsom van
€ 24.386,16, vermeerderd met rente en kosten waaronder de buitengerechtelijke incassokos-ten. De bij akte vermeerderde eis heeft de rechtbank, oordelend in de verstekzaak, buiten beschouwing gelaten. In het bestreden eindvonnis in verzet heeft de rechtbank het verstek-vonnis vernietigd en de vorderingen van Interpolis alsnog afgewezen omdat de vordering zou zijn verjaard. Daartegen richt zich het hoger beroep.
4.3 Kern van het geschil tussen partijen is of in de onderhavige zaak de aanvang van de verjaring moet worden bepaald aan de hand van artikel 32 lid 1 sub a of sub c CMR. Vast staat dat het transport op 17 maart 2010 is aangevangen, dat de goederen diezelfde dag be-schadigd zijn geraakt, dat Interpolis Rotra heeft gedagvaard op 25 juli 2011 en dat de verja-ringstermijn tussen 4 november 2010 en 13 december 2010 is geschorst in verband met cor-respondentie over de aansprakelijkheid.
4.4 Artikel 32 lid 1 CMR (Nederlandse versie) luidt voor zover van belang:
1. De rechtsvorderingen, waartoe een aan dit Verdrag onderworpen vervoer aanleiding geeft, verjaren door verloop van een jaar. (…) De verjaring loopt:
a) in geval van gedeeltelijk verlies, beschadiging of vertraging, vanaf de dag, waarop de goederen zijn afgeleverd;
b) in geval van volledig verlies, vanaf de dertigste dag na afloop van de bedongen termijn of, bij gebreke van zulk een termijn, vanaf de zestigste dag na de inontvangstneming van de goederen door de vervoerder;
c) in alle andere gevallen, na afloop van een termijn van drie maanden na de sluiting der
vervoerovereenkomst.
De hierboven als begin van de verjaring aangegeven dag wordt niet begrepen in de verjaringstermijn.
4.5 De rechtbank heeft geoordeeld dat "louter het uitblijven van aflevering" niet ertoe dwingt de verjaringstermijn in het geval van beschadiging niet bij het in artikel 32 lid 1 on-der a CMR bedoelde moment te laten beginnen maar bij het in artikel 32 lid 1 onder c CMR bedoelde moment. Vervolgens heeft de rechtbank geconcludeerd dat de verjaringstermijn op de voet van artikel 32 lid 1 onder a CMR is gaan lopen op de voor levering beoog-de/geplande datum die zou hebben gelegen rond 20 maart 2010. Gelet op de schorsing en de datum van de dagvaarding, is de vordering volgens de rechtbank alsdan verjaard.
4.6 Anders dan de rechtbank acht het hof voor toepasselijkheid van artikel 32 lid 1 onder a CMR nodig dat aflevering feitelijk heeft plaatsgevonden. Steun daarvoor vindt het hof in de tekst van het CMR. Ook in de officiële versies van het verdrag wordt uitgegaan van een da-tum van feitelijke aflevering. In de Engelse versie luidt artikel 32 lid 1 onder a: in the case of partial loss, damage or delay in delivery, from the date of delivery en in de Franse versie: dans le cas de perte partielle, d’avarie ou de retard, à partir du jour où la marchandise a été livrée. Verder is in artikel 32 lid 1 onder b bij volledig verlies, waarbij geen aflevering plaatsvindt, voorzien in de mogelijkheid dat partijen geen voor de aflevering bepaalde ter-mijn hebben afgesproken, maar artikel 32 lid 1 onder a kent die voorziening in het geval van beschadiging niet. De feitelijke afleverdatum is voor de ladingbelanghebbenden – zowel de afzender als de ontvanger – bovendien kenbaar en eenduidig. Het zijn ook de ladingbelang-hebbenden die bij een eenduidig begin van de verjaringstermijn belang hebben opdat zij niet onverhoeds met de verjaring van hun vordering geconfronteerd worden. Vanwege de daaraan verbonden onzekerheden, staat hiermee op gespannen voet aan te nemen dat de verjaring ook op een beoogde of verwachte afleverdatum kan beginnen . Dit alles klemt temeer in het geval van vertraging, welk geval artikel 32 lid 1 onder a CMR ook bestrijkt.
4.7 In de memorie van antwoord heeft Rotra – voor het eerst – aangevoerd dat er is afge-leverd in de zin van de CMR. Zij stelt dat de beschadigde goederen, al dan niet via het ber-gingsbedrijf in Duitsland, aan de afzender, zijnde Pacton, zijn afgeleverd. Die aflevering heeft uiterlijk op 1 april 2010 plaatsgevonden waardoor er aan de vervoersovereenkomst een einde is gekomen, aldus Rotra. Uitgaande van die datum is de vordering verjaard.
4.8 Uit het rapport van expertise van CED Transport (productie 4 bij inleidende dagvaar-ding) is inderdaad op te maken dat de beschadigde chassis aan Pacton zijn ‘teruggeleverd’ en in elk geval op 1 april 2010 bij Pacton aanwezig waren voor onderzoek. Het hof zal Interpo-lis in de gelegenheid stellen te reageren op het betoog van Rotra dat aflevering heeft plaats-gevonden.
Slotsom
4.9 Interpolis wordt in de gelegenheid gesteld een akte te nemen. Verder houdt het hof iedere beslissing aan.
5 De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
verwijst de zaak naar de roldatum 7 mei 2013 voor akte aan de zijde van Interpolis voor het onder 4.8 vermelde doel;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.J. de Kerpel-van de Poel, K.J. Haarhuis en
Th.C.M. Willemse en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 9 april 2013.