ECLI:NL:GHARL:2013:BZ6230

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
200.069.898/02
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in civiele procedure en niet-ontvankelijkheid van het verzoek

In deze zaak heeft verzoekster op 19 december 2012 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. K.E. Mollema, die als rolraadsheer betrokken was bij een civiele procedure tussen verzoekster en Interwerk B.V. Het verzoek tot wraking werd op 1 februari 2013 officieel ingediend, nadat een ondertekend exemplaar door de advocaat van verzoekster was ingediend. De verschoningskamer van het hof heeft op 19 februari 2013 het verzoek van mr. Mollema om zich te mogen verschonen toegewezen. Op 28 februari 2013 heeft verzoekster vragen aan de wrakingskamer voorgelegd, waarna zij uitstel heeft gekregen om haar beslissing over het al dan niet handhaven van het wrakingsverzoek te overdenken. Uiteindelijk heeft verzoekster op 18 maart 2013 laten weten het wrakingsverzoek te handhaven.

De wrakingskamer heeft echter vastgesteld dat verzoekster op grond van de omstandigheden niet-ontvankelijk is in haar verzoek. De wrakingskamer heeft geoordeeld dat toewijzing van een wrakingsverzoek geen effect heeft op eerder door de gewraakte rechter genomen beslissingen. Aangezien mr. Mollema zich inmiddels heeft verschoond, heeft verzoekster geen belang meer bij haar verzoek tot wraking. De wrakingskamer heeft daarom besloten om af te zien van een mondelinge behandeling en heeft verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken op 28 maart 2013 door de leden van de wrakingskamer, H.J. Deuring, J.D.S.L. Bosch en M.W. Zandbergen, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
Wrakingskamer
zaaknummer gerechtshof 200.069.898/02
Beschikking van 28 maart 2013
Op het schriftelijke verzoek van:
[verzoekster],
wonende te Almere,
advocaat: mr. S. Mangal, kantoorhoudende te Almere,
verzoeker,
dat strekt tot wraking ingevolge artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van:
mr. K.E. Mollema,
raadsheer in dit hof.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Bij de sector civiel van het hof is een procedure aanhangig tussen [verzoekster] als
appellante en Interwerk B.V. als geïntimeerde.
1.2 Op 19 december 2012 is ter griffie van het hof het verzoekschrift van [verzoekster] ontvangen dat strekt tot wraking van mr. Mollema. Op 1 februari 2013 is alsnog een door de advocaat van [verzoekster] ondertekend exemplaar van dit verzoekschrift ter griffie van het hof binnengekomen.
1.3 Bij beschikking van 19 februari 2013 van de verschoningskamer van dit hof is het verzoek van mr. Mollema zich in bovenstaande zaak te mogen verschonen toegewezen.
1.4 Bij faxbericht van 28 februari 2013 heeft [verzoekster] een aantal vragen ter beantwoording aan de wrakingskamer voorgelegd, waarvan de beantwoording haar in staat zou stellen een weloverwogen besluit te nemen over het al dan niet handhaven van haar wrakingsverzoek, en heeft zij uitstel verzocht dat haar ook is verleend.
1.5 Bij brief van mr. Mangal van 18 maart 2013 heeft [verzoekster] uiteindelijk bericht dat het wrakingsverzoek wordt gehandhaafd.
2. De beoordeling van het verzoek
2.1 Uit voormelde brief van mr. Mangal van 18 maart 2013 blijkt dat [verzoekster] haar verzoek tot wraking heeft gehandhaafd omdat zij wil bereiken dat de door mr. Mollema als
rolraadsheer genomen beslissingen niet in stand zullen blijven. Toewijzing van een wrakingsverzoek heeft echter geen effect op in het verleden door de gewraakte rechter genomen (rol)beslissingen. Met een verzoek tot wraking kan slechts worden bereikt dat de zaak niet meer door de gewraakte rechter zal worden behandeld. Nu mr. Mollema zich inmiddels heeft verschoond, heeft [verzoekster] geen belang meer bij haar wrakingsverzoek en is zij in dat verzoek kennelijk niet-ontvankelijk.
2.2 Nu aanstonds duidelijk is dat [verzoekster] op grond van het vorenstaande niet-ontvankelijk is in haar wrakingsverzoek, zal worden afgezien van een mondelinge behandeling van dit verzoek.
2.3 De wrakingskamer zal [verzoekster] niet-ontvankelijk verklaren in haar wrakingsverzoek.
3. De beslissing
Het hof (de wrakingskamer): verklaart [verzoekster] niet-ontvankelijk in haar wrakingsverzoek.
Aldus gegeven door mrs. H.J. Deuring, J.D.S.L. Bosch en M.W. Zandbergen, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2013.