ECLI:NL:GHARL:2013:BZ5934

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 april 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
200.096.601
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing naar ander gerechtshof wegens betrokkenheid van het hof bij een van de partijen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, is op 2 april 2013 een arrest gewezen in hoger beroep. De zaak betreft een geschil tussen een vrouw en een man, waarbij de vrouw in eerste aanleg is vertegenwoordigd door advocaat mr. R.P. Zwarts en de man door advocaat mr. G. Altena. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw werkzaam is bij de rechtbank Arnhem, waar ook de raadsheren en de griffier van het hof werkzaam zijn. Dit heeft geleid tot de conclusie dat er sprake is van een mogelijke belangenverstrengeling, waardoor het hof heeft besloten de zaak te verwijzen naar het gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling. De beslissing is genomen op basis van artikel 62b van de Wet op de rechterlijke organisatie en het zaaksverdelingsreglement van het hof. Het hof heeft de zaak ter verdere behandeling verwezen naar het gerechtshof Amsterdam, om zo een objectieve en onpartijdige behandeling van de zaak te waarborgen. Dit arrest is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.096.601
(zaaknummer rechtbank Arnhem 205577; zaaknummer rechtbank Utrecht 294887)
arrest van de eerste kamer van 2 april 2013
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
appellante in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
hierna: de vrouw,
advocaat: mr. R.P. Zwarts,
tegen:
[de man],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellant in het incidenteel hoger beroep,
hierna: de man,
advocaat: mr. G. Altena.
1. Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van
6 oktober 2010 van de rechtbank Arnhem en de vonnissen van 26 januari 2011 en
13 juli 2011 van de rechtbank Utrecht gewezen tussen de man als eiser in conventie tevens verweerder in reconventie enerzijds en de vrouw als gedaagde in conventie tevens eiseres in reconventie anderzijds.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 7 oktober 2011,
- het herstelexploot d.d. 26 oktober 2011,
- de memorie van grieven, met producties,
- de memorie van antwoord tevens van incidenteel hoger beroep, met producties,
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep, met producties,
- een akte van de man van 28 augustus 2012 en een antwoordakte van de vrouw van
11 september 2012.
2.2 Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
3. De motivering van de beslissing
In voornoemd vonnis van de rechtbank Arnhem staat vermeld dat de vrouw werkzaam is in dienst van de rechtbank. Volgens de ambtshalve door het hof geraadpleegde lijst van personen werkzaam binnen het Paleis van Justitie in Arnhem, is de vrouw evenals de raadsheren en de griffier van het hof werkzaam binnen dat Paleis van Justitie. Gelet op die betrokkenheid van het hof bij een van partijen oordeelt het hof het gewenst dat een ander gerechtshof de zaak behandelt. Gelet op het bepaalde in artikel 62b van de Wet op de rechterlijke organisatie alsmede het bepaalde in het zaaksverdelingsreglement van het hof (Staatscourant 2013 nr. 565) zal het hof de zaak dan ook ter verdere behandeling verwijzen naar het gerechtshof Amsterdam.
4 De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
verwijst de zaak ter verdere behandeling naar het gerechtshof Amsterdam.
Dit arrest is gewezen door mrs. van P.H. van Ginkel, S.B. Boorsma en H.L. Wattel en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 2 april 2013.