ECLI:NL:GHARL:2013:BZ5907

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
21-000556-12
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging en zelf afdoen van hoger beroep in een hennepzaak met bijzondere strafmotivering

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 februari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Arnhem. De verdachte was eerder vrijgesproken van verschillende tenlastegelegde feiten, maar heeft hoger beroep ingesteld tegen de vrijspraken. Het hof verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraken. Het hof heeft de zaak onderzocht op meerdere terechtzittingen en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. J.I.M.G. Jahae.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte meerdere hennephokken heeft gehad en heeft hem voor een aantal feiten vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs. Voor de bewezenverklaring van andere feiten heeft het hof voldoende wettig en overtuigend bewijs gevonden. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 470 dagen, gelijk aan de tijd die hij al in voorarrest heeft doorgebracht. Het hof heeft bijzondere strafmotivering toegepast, waarbij het de ernst van de feiten en de schadelijkheid van hennep voor de volksgezondheid in overweging heeft genomen. De verdachte heeft eerder strafbare feiten gepleegd en het hof heeft dit in zijn oordeel betrokken. De strafoplegging is in overeenstemming met de aard en ernst van de feiten, en het hof heeft de ontwikkeling van de verdachte in zijn persoonlijke leven meegewogen, wat heeft geleid tot een straf die gelijk is aan de duur van het voorarrest.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000556-12
Uitspraak d.d.: 4 februari 2013
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Arnhem van 22 december 2011 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] op [1958],
wonende te [woonplaats],[adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Verdachte is bij vonnis waarvan beroep vrijgesproken van het onder 2, 3, 12 en 13 tenlastegelegde. Hoger beroep tegen deze gegeven vrijspraken staat niet open. Het hof zal verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep verklaren.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 4 juli 2012, 19 november 2012, 26 november 2012, 30 november 2012, 7 december 2012, 15 januari 2013 en 21 januari 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr J.I.M.G. Jahae, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen omdat het deels tot een andere bewijsbeslissing en voorts tot een andere strafoplegging komt.
Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is -na aanpassing omschrijving tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen tenlastegelegd dat:
1.
hij, op één of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 30 oktober 2006, te Zwartebroek, (gemeente Barneveld), althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft/hebben bewerkt en/of verwerkt en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad in (een) pand(en) (pand) gelegen aan de [adres] (nummer [nr]) een (grote) hoeveelheid hennep en/of delen van hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep en/of een grote hoeveelheid hasj, in elk geval een grote hoeveelheid van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hennep en/of hasj (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij, op één of meer tijstip(pen), in of omstreeks de periode van 1 december 2005 tot en met 30 juli 2006, te Lunteren, althans in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen (telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, in (een) pand(en) gelegen aan de [adres] (nummer [nr]), een (grote) hoeveelheid hennep en/of delen van hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep en/of een grote hoeveelheid hasj, in elk geval een grote hoeveelheid van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hennep en/of hasj (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij, op of omstreeks 31 juli 2006 te Lunteren, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, in (een) pand(en) gelegen aan de [adres] (nummer [nr]) een (grote) hoeveelheid (75,7 kilogram) hasj, althans een (grote) hoeveelheid hasj, in elk geval een grote hoeveelheid van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasj, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
6.
hij, op één of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 1 februari 2008 tot en met 2 december 2008 te Alkmaar, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, in (een) pand(en) gelegen aan de [adres] (nummer [nr]), (locatie) een (grote) hoeveelheid hennepplanten, althans een (grote) hoeveelheid hennep en/of delen van hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
7.
hij, op of omstreeks 3 december 2008, te Alkmaar, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, in (een) pand(en) gelegen aan de [adres] (nummer [nr]) een (grote) hoeveelheid van (ongeveer) 221 hennepplanten, althans een (grote) hoeveelheid hennep en/of delen van hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
8.
hij, op één of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 1 augustus 2008 tot en met 2 december 2008, te Huizen, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad in (een) pand(en) gelegen aan de [adres] (nummer [nr]) (Huizen) een (grote) hoeveelheid hennepplanten, althans een (grote) hoeveelheid hennep en/of delen van hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
9.
hij, op of omstreeks 3 december 2008, te Huizen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, in (een) pand(en) gelegen aan de [adres] (nummer [nr]) een (grote) hoeveelheid van (ongeveer) 212 hennepplanten, althans een (grote) hoeveelheid hennep en/of delen van hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
10.
hij, op één of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 1 juli 2008 tot en met 2 december 2008, te Purmerend, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, in (een) pand(en) gelegen aan de [adres] (nummer [nr]) (locatie 3) een (grote) hoeveelheid hennepplanten, althans een (grote) hoeveelheid hennep en/of delen van hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
11.
hij, op of omstreeks 3 december 2008, te Purmerend, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, in (een) pand(en) gelegen aan de [adres] (nummer [nr]) een (grote) hoeveelheid van (ongeveer) 138 hennepplanten, althans een (grote) hoeveelheid hennep en/of delen van hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
14.
hij, op één of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 1 april 2007 tot en met 2 december 2008, te Zeewolde, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, in (een) pand(en) gelegen aan de [adres] (nummer [nr]) een (grote) hoeveelheid hennep en/of delen van hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep en/of een (grote) hoeveelheid hasj, in elk geval een grote hoeveelheid van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hennep en/of hasj (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
15.
hij, op of omstreeks 3 december 2008, te Zeewolde, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, in (een) pand(en) gelegen aan de [adres] (nummer [nr]) een (grote) hoeveelheid van (ongeveer) 17,26 kilo hennep, althans een (grote) hoeveelheid hennep en/of delen van hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
16.
hij, op één of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 1 maart 2008 tot en met 2 december 2008, te Heiloo, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad in (een) pand(en) gelegen aan de [adres] (nummer [nr]) (locatie 1) een (grote) hoeveelheid hennepplanten, althans een (grote) hoeveelheid hennep en/of delen van hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
17.
hij, op of omstreeks 3 december 2008, te Heiloo, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, in (een) pand(en) gelegen aan de [adres] (nummer [nr]) (locatie 1) een (grote) hoeveelheid van (ongeveer) 209 hennepplanten, althans een (grote) hoeveelheid hennep en/of delen van hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
18.
hij, op één of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 23 juli 2008 tot en met 2 december 2008, te Heemskerk, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, in (een) pand(en) gelegen aan de [adres] (nummer [nr]) (locatie 2) een (grote) hoeveelheid hennepplanten, althans een (grote) hoeveelheid hennep en/of delen van hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
19.
hij, in of omstreeks de periode van 01 januari 2004 tot en met 11 juni 2009, te Zwartebroek, (gemeente Barneveld) en/of Barneveld en/of Kesteren, (gemeente Neder-Betuwe) en/of Heerenveen en/of Arnhem en/of Zeewolde en/of Alkmaar en/of Huizen en/of Purmerend en/of Wilp en/of Heiloo en/of Heemskerk en/of Amsterdam en/of Bussum en/of Rijnsburg en/of Noordwijk en/of Zutphen en/of Zwolle en/of Nijkerk en/of Waddinxveen en/of (elders) in Nederland en/of in het Verenigd Koninkrijk en/of in Ierland en/of in België en/of Luxemburg en/of in de Verenigde Staten van Amerika en/of in Spanje, heeft deelgenomen, aan een organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten
- het overtreden van artikel 3A van de Opiumwet (uitvoer), en/of
- het overtreden van artikel 2A van de Opiumwet (uitvoer amfetamine en/of MDMA, althans middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a vijfde lid van Opiumwet), en/of
- het overtreden van artikel 10a Opiumwet, en/of
- het overtreden van artikel 3 B/C/D van de Opiumwet, en/of
- het overtreden van artikel 420ter, althans 420 bis, althans 420 quater Wetboek van Strafrecht,
welke organisatie bestond uit een groep samenwerkende personen, (bestaande naast verdachte) uit [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4] en/of [betrokkene 5] en/of [betrokkene 6] en/of [betrokkene 7] en/of [betrokkene 8] en/of [betrokkene 9] en/of [betrokkene 10] en/of [betrokkene 11] en/of [betrokkene 12] en/of één of meer andere perso(o)n(en);
en/of
hij, in of omstreeks de periode van 01 juli 2006 tot en met 11 juni 2009, te Zwartebroek, (gemeente Barneveld) en/of Kesteren, (gemeente Neder-Betuwe) en/of Heerenveen en/of Arnhem en/of Zeewolde en/of Alkmaar en/of Huizen en/of Purmerend en/of Wilp en/of Heiloo en/of Heemskerk en/of Amsterdam en/of Bussum en/of Rijnsburg en/of Noordwijk en/of Zutphen en/of Zwolle en/of Nijkerk en/of Waddinxveen en/of (elders) in Nederland en/of in het Verenigd Koninkrijk en/of in Ierland en/of in België en/of Luxemburg en/of in de Verenigde Staten van Amerika en/of in Spanje, heeft deelgenomen, aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid, en/of artikel 10a eerste lid en/of artikel 11, derde, vierde en vijfde lid van de
Opiumwet, te weten
- het overtreden van artikel 3A van de Opiumwet (uitvoer), en/of
- het overtreden van artikel 2A van de Opiumwet (uitvoer amfetamine en/of MDMA, althans middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a vijfde lid van Opiumwet), en/of
- het overtreden van artikel 10a Opiumwet, en/of
- het (in de uitoefening van een beroep of bedrijf) overtreden van artikel 3 B/C/D van de Opiumwet,
welke organisatie bestond uit een groep samenwerkende personen, (bestaande naast verdachte) uit [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4] en/of [betrokkene 5] en/of [betrokkene 6] en/of [betrokkene 7] en/of [betrokkene 8] en/of [betrokkene 9] en/of [betrokkene 10] en/of [betrokkene 11] en/of [betrokkene 12] en/of één of meer andere perso(o)n(en);
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof acht het onder 5, 14, 15, 16, 17, 18 en 19 tenlastegelegde niet bewezen wegens gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Feit 5
Voor wat betreft de vrijspraak van feit 5 overweegt het hof in het bijzonder als volgt.
Anders dan de advocaat-generaal acht het hof niet buiten redelijke twijfel bewezen dat verdachte als (mede)pleger de op 31 juli 2006 aangetroffen hoeveelheid hasjiesj aanwezig heeft gehad. Uit het dossier blijkt allereerst niet aan wie de aangetroffen hoeveelheid drugs toebehoorde. Dat verdachte samen met anderen op meerdere tijdstippen op deze locatie hennepwerkzaamheden heeft verricht (feit 4), is verder onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen van het aanwezig hebben van de aangetroffen hoeveelheid drugs op die bewuste dag.
Gelet op het vorenstaande acht het hof -anders dan de advocaat-generaal- niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aangetroffen hoeveelheid aanwezig heeft gehad. Het hof spreekt verdachte vrij van feit 5.
Feit 14 en 15
Voor wat betreft de vrijspraak van de feiten 14 en 15 overweegt het hof in het bijzonder als volgt.
Verdachte heeft met betrekking tot deze locatie verklaard dat hij af en toe naar [betrokkene 13] (hierna: [betrokkene 13] ) reed om weed af te nemen om het vervolgens te verkopen, dat zij op een carpoolplaats in Zeewolde afspraken en dat hij nooit op deze locatie is geweest.
De advocaat-generaal is van oordeel dat deze alternatieve lezing wordt weersproken door aannemelijke bewijsmiddelen.
Het hof is van oordeel dat de voor verdachte belastende verklaring van [betrokkene 13] onvoldoende wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal om aan te nemen dat verdachte betrokken was bij de hennepkwekerij. Getuige [getuige 1] heeft weliswaar verklaard dat verdachte in de garage bezig was met hennep, maar direct hierna heeft zij verklaard: “Ik heb niet gezien wat [verdachte] bij ons in de garage deed maar aangezien er dozen en sealapparaat en andere spullen voor het inpakken van hennep in onze garage op de [adres] stonden, denk ik dat [verdachte] bezig was met het inpakken van hennep.” Het hof begrijpt de verklaring van [getuige 1] aldus dat zij vermoedde of concludeerde dat verdachte bezig was met (het inpakken van) hennep. Nu andere mogelijkheden redelijkerwijs open blijven, kan het hof niet zonder meer tot dezelfde conclusie komen. Dan is er nog een observatie op 3 november 2008 geweest, waarbij door een verbalisant is waargenomen dat een (cursivering hof) Nissan Sunny (kleur grijs) op het erf van de [adres] te Zeewolde stond. Verdachte is niet waargenomen tijdens deze observatie en zelfs kan niet zonder meer worden gezegd dat het de auto van verdachte was die is waargenomen op het erf. Tot slot blijkt uit de peilbakengegevens dat de auto waarin verdachte zou rijden, op meerdere momenten in augustus, september, november en december 2008 op de [adres] in Zeewolde is geweest. Dat verdachte daar zou zijn geweest, is niet onverenigbaar met zijn verklaring dat hij in de buurt van deze locatie (een carpoolplaats in Zeewolde) afsprak om weed van [betrokkene 13] af te nemen. Nog los daarvan bewijst deze omstandigheid alleen de enkele aanwezigheid van verdachte in de buurt van deze locatie. Dit enkele gegeven bevestigt derhalve de verklaring van [betrokkene 13] niet.
Gelet op het vorenstaande acht het hof -anders dan de advocaat-generaal- niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte werkzaamheden heeft verricht met betrekking tot deze locatie. Het hof spreekt verdachte vrij van feit 14 en in het verlengde van het vorenstaande ook van feit 15.
Feit 16 en 17
Voor wat betreft de vrijspraak van de feiten 16 en 17 overweegt het hof in het bijzonder als volgt.
Het hof is van oordeel dat de voor verdachte belastende verklaring van [betrokkene 14] onvoldoende wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal om aan te nemen dat verdachte betrokken was bij de hennepkwekerij. Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat uit diverse OVC/tap-gesprekken niet volgt dat verdachte betrokken is geweest bij deze locatie op de in de tenlastelegging bedoelde wijzen. In de door de rechtbank voor het bewijs gebezigde OVC-gesprekken van 26 oktober 2008 en 15 november 2008 wordt door anderen gesproken over “[verdachte]” en “[locatie 1]”. Uit deze gesprekken volgt niet dat verdachte betrokken is geweest bij deze locatie. Het enkele feit dat anderen over verdachte en deze locatie, althans “[locatie 1]” spreken is daarvoor onvoldoende. Het voorgaande geldt evenzo voor het door de advocaat-generaal aangehaalde tapgesprek van 26 september 2008 tussen verdachte en [naam]. Het gesprek is te vaag en voor velerlei uitleg vatbaar. Het door de advocaat-generaal aangehaalde OVC-gesprek van 6 november 2008, waarin Lee zegt: “nu rijden we gelijk naar [locatie 2], van [locatie 2] naar [locatie 1], van [locatie 1] naar (locatie) nemen we direct de A1” levert evenmin het positieve bewijs voor verdachtes betrokkenheid bij deze locatie op. Het enkele feit dat verdachte over deze locatie, althans “[locatie 1]”, spreekt is daarvoor onvoldoende.
Gelet op het vorenstaande acht het hof -anders dan de advocaat-generaal- niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte werkzaamheden heeft verricht met betrekking tot deze locatie. Het hof spreekt verdachte vrij van feit 16 en in het verlengde van het vorenstaande ook van feit 17.
Feit 18
Voor wat betreft de vrijspraak van feit 18 overweegt het hof in het bijzonder als volgt.
Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat op basis van de observatie van verdachte bij dit pand op 19 november 2008 (waarbij hij na tien minuten weer naar buiten is gekomen), de peilbakengegevens waaruit blijkt dat de auto waarin verdachte zou rijden op meerdere momenten is gesignaleerd bij de [adres] (nummer [nr]) te Heemskerk en diverse OVC-gesprekken (en een sms-bericht aan verdachte op 23 juli 2008) verdachtes betrokkenheid bij deze locatie op een of meer van de in de tenlastelegging bedoelde wijzen niet buiten redelijke twijfel is komen vast te staan. Er wordt in die OVC-gesprekken en het sms-bericht weliswaar gesproken over deze locatie, althans over “[locatie 2](s)”. Hieruit volgt echter niet dat verdachte ook betrokken is geweest bij deze locatie. Aan de door de rechtbank voor het bewijs gebezigde OVC-gesprekken van 17 oktober 2008 en 15 november 2008 heeft verdachte zelf niet deelgenomen. Het enkele feit dat anderen spreken over “[verdachte]” en “[locatie 2](s)” is onvoldoende om te concluderen dat verdachte betrokken is geweest bij deze locatie op de in de tenlastelegging omschreven wijze. Het voorgaande geldt evenzo voor het door de advocaat-generaal aangehaalde OVC-gesprek van 6 november 2008 waarin [verdachte] zegt: “nu rijden we gelijk naar [locatie 2], van [locatie 2] naar [locatie 1], van [locatie 1] naar (locatie) nemen we direct de A1” en het door verdachte ontvangen sms-bericht met de inhoud: “Was je nog in [locatie 2] geweest”. Het enkele feit dat hier door verdachte en in de richting van verdachte over deze locatie, althans “[locatie 2]” wordt gesproken is onvoldoende om tot verdachtes betrokkenheid in de in de tenlastelegging bedoelde zin te concluderen. Ook de enkele eenmalige observatie en de peilbakengegevens als voornoemd leveren het positieve bewijs van verdachtes betrokkenheid niet op.
Gelet op het vorenstaande acht het hof -anders dan de advocaat-generaal- niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte werkzaamheden heeft verricht met betrekking tot deze locatie. Het hof spreekt verdachte vrij van feit 18.
Feit 19
Aan verdachte is deelneming aan een criminele organisatie tenlastegelegd. Voor wat betreft de eerste periode, de periode tot 31 oktober 2006, leidt het hof uit de bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde af dat verdachte inpakwerkzaamheden met betrekking tot hennep in Zwartebroek heeft verricht. Uit diverse verklaringen van onder meer [naam] en [naam] blijkt dat verdachte vanaf mei 2008 diverse inpakwerkzaamheden heeft verricht op de henneplocaties Lunteren en Barneveld. Uit de bewijsmiddelen blijkt niet van activiteiten in de tussenliggende periode (november 2006-mei 2008). Het hof is van oordeel dat het enkele verrichten van inpakwerkzaamheden in Zwarteboek, Lunteren en/of Barneveld (voor 31 oktober 2006 en vanaf mei 2008) onvoldoende is om gekwalificeerd te kunnen worden als deelneming aan een criminele organisatie met [betrokkene 1] aan het hoofd. De rechtbank en advocaat-generaal hebben voor de periode vanaf mei 2008 weliswaar verschillende OVC-gesprekken aangehaald waaruit verdachtes grotere rol met betrekking tot de organisatie van [betrokkene 1] zoals tenlastegelegd, zou moeten blijken. Het hof is echter van oordeel dat uit deze gesprekken niet meer blijkt dan dat informatie en advies over en weer zijn uitgewisseld, welke ermee in verband stonden dat ieder voor zich een aantal “hennephokken” had. Dat verdachte zou hebben bijgedragen aan de verwezenlijking van de drugsactiviteiten van en door de criminele organisatie onder leiding van [betrokkene 1] kan hieruit dan ook niet volgen. Het hof is tot slot van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat de “hokken” van verdachte zelf te linken zijn aan (activiteiten van/voor) [betrokkene 1]. Het hof spreekt verdachte dan ook vrij van deelneming aan een criminele organisatie.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Het hof acht de feiten 1, 4, 6, 7, 8, 9, 10 en 11 bewezen op grond van de bewijsmiddelen bewezen. Met betrekking tot feit 1 overweegt het hof naar aanleiding van het door de verdediging gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak in het bijzonder als volgt. Zowel [betrokkenen 6] als [naam] verklaren over verdachtes rol met betrekking tot Zwartebroek. [Betrokkene 6] heeft verklaard dat verdachte wiet en hasjiesj heeft gesorteerd, bewerkt en ingepakt. Zijn verklaring wordt ondersteund door de verklaring van [naam] die verdachte zeepjes heeft zien persen in de kazerne. Voor zover de verdachte heeft aangevoerd dat in Nederland geen zeepjes worden geperst, leest het hof de verklaring van [naam] zo dat daaruit in ieder volgt dat verdachte werkzaamheden met betrekking tot hennep heeft verricht. Het hof komt tot een bewezenverklaring.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1, 4, 6, 7, 8, 9, 10 en 11 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij, op tijdstippen, in de periode van 1 januari 2006 tot en met 15 oktober 2006, te Zwartebroek, (gemeente Barneveld), telkens tezamen en in vereniging met anderen telkens opzettelijk heeft bewerkt en verwerkt in een pand [pand] gelegen aan de [adres] (nummer [nr]) een hoeveelheid hennep en/of delen van hennep, en/of een hoeveelheid hasj, zijnde hennep en/of hasj middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
4.
hij, op tijstippen, in de periode van 1 december 2005 tot en met 30 juli 2006, te Lunteren, telkens tezamen en in vereniging met anderen telkens opzettelijk heeft geteeld en bewerkt in een pand gelegen aan de [adres] (nummer [nr]), een hoeveelheid hasj, zijnde hasj middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
6.
hij, op tijdstippen, in de periode van 1 februari 2008 tot en met 2 december 2008 te Alkmaar, telkens tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft geteeld en in een pand gelegen aan de [adres] (nummer [nr]) (locatie) een hoeveelheid hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
7.
hij, op 3 december 2008, te Alkmaar, opzettelijk aanwezig heeft gehad, in een pand gelegen aan de [adres] (nummer [nr]) een hoeveelheid van (ongeveer) 221 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
8.
hij, op tijdstippen, in de periode van 1 augustus 2008 tot en met 2 december 2008, te Huizen, telkens tezamen en in vereniging met anderen telkens opzettelijk heeft geteeld en bewerkt in een pand gelegen aan de [adres] (nummer [nr]) (Huizen) een hoeveelheid hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
9.
hij, op 3 december 2008, te Huizen, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad, in een pand gelegen aan de [adres] (nummer [nr]) een hoeveelheid van (ongeveer) 212 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
10.
hij, op tijdstippen, in de periode van 1 juli 2008 tot en met 2 december 2008, te Purmerend, telkens tezamen en in vereniging met anderen telkens opzettelijk heeft geteeld en bewerkt in een pand gelegen aan de [adres] (nummer [nr]) (locatie 3) een hoeveelheid hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
11.
hij, op 3 december 2008, te Purmerend, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad, in een pand gelegen aan de [adres] (nummer [nr]) een hoeveelheid van (ongeveer) 138 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1, 4, 6, 8 en 10 bewezen verklaarde levert op:
Telkens:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 7, 9 en 11bewezen verklaarde levert op:
Telkens:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wordt veroordeeld ter zake van alle tenlastegelegde feiten met uitzonderingen van de feiten 2 en 3 tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren onvoorwaardelijk met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank Arnhem heeft verdachte veroordeeld ter zake van alle tenlastegelegde feiten met uitzondering van de feiten 2, 3, 12 en 13 tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld ter zake van de feiten 1, 4 tot en met 11, 14 en 16 tot en met 19 tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren onvoorwaardelijk met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof stelt voorop dat het minder feiten bewezen acht dan de rechtbank en de advocaat-generaal.
Verdachte heeft gedurende langere tijd meerdere “hennephokken” gehad. Hiervoor heeft hij diverse werkzaamheden heeft verricht. Er is sprake van ernstige feiten. Hennep is schadelijk voor de volksgezondheid, terwijl het een feit van algemene bekendheid is dat georganiseerde hennepteelt vaak gepaard gaat met geweld, witwassen en andere strafbare feiten.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 5 november 2012, is hij reeds eerder veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet. Het hof neemt dit ten nadele van verdachte in aanmerking. Een en ander rechtvaardigt oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur.
Ten voordele van verdachte neemt het hof in aanmerking dat verdachte de strafwaardigheid van zijn handelen lijkt in te zien. Van groot belang is voorts dat verdachte zijn leven beter op orde heeft. Het hof verwijst hiertoe naar het reclasseringsrapport d.d. 25 oktober 2012 en naar de verklaring van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep afgelegd. Daaruit blijkt dat verdachte zijn toekomst anders wil inrichten en een goed voorbeeld voor zijn zoon wil zijn. Hij heeft op dit moment twee banen. Een en ander wordt bevestigd door het kennelijk uitblijven van nieuwe justitiecontacten. Verdachte heeft 470 dagen in voorarrest doorgebracht. Oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur dan de duur van het voorarrest zou deze gunstige ontwikkeling teniet doen. Het hof acht dit laatste ongewenst, niet alleen uit het perspectief van verdachte maar ook en vooral in het belang van de maatschappij, onder meer met het oog op het voorkomen van recidive. Het hof neemt daarbij mede in aanmerking het tijdsverloop. Verdachte heeft lange tijd in onzekerheid moeten verkeren.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor een duur die gelijk is aan het voorarrest passend en geboden. De strafdoelen van vergelding en preventie komen in deze strafoplegging voldoende tot hun recht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2, 3, 12 en 13 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 5, 14, 15, 16, 17, 18 en 19 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 4, 6, 7, 8, 9, 10 en 11 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 4, 6, 7, 8, 9, 10 en 11 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 470 (vierhonderdzeventig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
De voorlopige hechtenis
Heft op het geschorste, tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door
mr J.A.W. Lensing, voorzitter,
mr P. van Kesteren en mr P.H.A.J. Cremers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr L. Gereke, griffier,
en op 4 februari 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.