ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4908
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in vervolging van suïcidaal meisje wegens overtreding Spoorwegwet
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 maart 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in Leeuwarden. De zaak betreft een 16-jarig meisje dat op 13 mei 2011 langs het spoor liep, wat een overtreding van artikel 43 van de Spoorwegwet 1875 opleverde. De politie constateerde dat het meisje mogelijk suïcidaal was en dit leidde tot een strafbeschikking van het CJIB, waarbij een geldboete van € 100 werd opgelegd. De verdachte heeft verzet aangetekend tegen deze beschikking, waarbij zij haar psychische problemen en suïcidale neigingen uiteenzette. De kantonrechter verklaarde het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging, een beslissing die door het openbaar ministerie werd aangevochten in hoger beroep.
Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat de omstandigheden van de verdachte, waaronder haar geestelijke gezondheid, een belangrijke rol spelen. Het hof oordeelde dat de vervolging in dit geval niet in overeenstemming was met de beginselen van een goede procesorde en dat er geen redelijk belang gediend was bij de vervolging. De verdachte was ten tijde van de overtreding geestelijk ziek en had concrete suïcidale neigingen, wat het opleggen van een geldboete absurd deed lijken. Het hof benadrukte dat de reactie van de politie en het openbaar ministerie in dit geval niet passend was, gezien de ernst van de situatie van de verdachte.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de kantonrechter vernietigd en het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging. Dit arrest benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de belangen in strafzaken, vooral wanneer het gaat om jeugdigen en kwetsbare personen.