ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4065

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
TBS P12/496
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling en beoordeling van artikel 8 EVRM in relatie tot resocialisatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 februari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van de terbeschikkinggestelde. De rechtbank Utrecht had eerder op 3 december 2012 besloten om de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen. De terbeschikkinggestelde, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], verblijft in [kliniek]. Het hof heeft de relevante stukken, waaronder het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg en de akte van hoger beroep, in overweging genomen. De terbeschikkinggestelde en haar raadsman hebben betoogd dat er geen adequate stappen worden ondernomen voor haar terugkeer in de samenleving en dat zij dichter bij haar familie behandeld zou moeten worden. De deskundigen hebben echter geen eenduidig oordeel gegeven over de noodzaak van resocialisatie dichter bij haar ouders, wat het hof als een tekortkoming beschouwt. Het openbaar ministerie heeft daarentegen gesteld dat de huidige behandeling in de kliniek noodzakelijk is vanwege het hoge recidiverisico en dat er geen schending van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) is. Het hof heeft geconcludeerd dat de voortzetting van de behandeling in de huidige kliniek noodzakelijk is voor de openbare veiligheid en ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten. Het hof heeft het verzoek tot het horen van de deskundigen afgewezen, omdat het hof zich voldoende voorgelicht achtte. Uiteindelijk heeft het hof de beslissing van de rechtbank bevestigd, met verbetering van de gronden.

Uitspraak

TBS P12/496
Beslissing d.d. 21 februari 2013
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[naam terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] [geboortedatum],
verblijvende in [kliniek].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Utrecht van 3 december 2012, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van hoger beroep van de terbeschikkinggestelde van 7 december 2012;
- de aanvullende informatie van [kliniek] van 29 januari 2013;
- de brief van mevrouw [moeder] van 19 januari 2013.
Het hof heeft ter terechtzitting van 7 februari 2013 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door haar raadsman mr J.K. Gaasbeek, advocaat te Haarlem, en de advocaat-generaal, mr E.J. Julsing-Nijenhuis.
Overwegingen
Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en haar raadsman
Op dit moment wordt er niet gewerkt aan een zo goed mogelijke terugkeer van de terbeschikkinggestelde in de samenleving. Het is van belang dat de terbeschikkinggestelde vertrouwde personen om haar heen heeft. De terbeschikkinggestelde zou daarom in de omgeving waar zij vandaan komt moeten worden behandeld.
De beide zesjaarsdeskundigen hebben dit probleem in hun rapportages benoemd. Zij geven vervolgens echter geen oordeel over de noodzaak dan wel wenselijkheid van resocialisatie van de terbeschikkinggestelde dichter bij haar ouders. Op dit punt zijn de rapportages onvolledig. Het is dan ook van belang dat de beide zesjaarsdeskundigen worden gehoord omtrent de vraag in hoeverre een plaatsing van de terbeschikkinggestelde dichter bij de woonplaats van haar ouders van belang is voor de resocialisatie van de terbeschikkinggestelde. Afhankelijk van de uitkomst hiervan zou het hof met één dan wel twee jaar kunnen verlengen. Voorts heeft de terbeschikkinggestelde op grond van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) recht op familieleven. Hoewel hierop uitzonderingen mogelijk zijn, dienen deze niet alleen wettelijk te zijn geregeld, maar ook noodzakelijk te zijn. Er bestaat geen noodzaak om de terbeschikkinggestelde in een kliniek ver van haar familie vandaan te behandelen. Nu de huidige plaatsing van de terbeschikkinggestelde feitelijk betekent dat zij niet door haar ouders kan worden bezocht en behandeling elders in het land en dichter bij haar ouders tot de mogelijkheden behoort, is thans sprake van schending van artikel 8 EVRM.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Uit de rapportages van de kliniek en de zesjaarsdeskundigen blijkt dat het langzaam beter gaat met de terbeschikkinggestelde. Het verdere behandel- en resocialisatietraject dient echter zorgvuldig te worden uitgevoerd. Van schending van artikel 8 EVRM is geen sprake, gelet op het aanwezige recidivegevaar en de nog aanwezige behandelnoodzaak in [kliniek]. Het verzoek tot het horen van de deskundigen dient te worden afgewezen, nu dit niet noodzakelijk is.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank.
Het oordeel van het hof
Afwijzing verzoek
Het hof zal het verzoek tot het horen van de zesjaarsdeskundigen afwijzen omdat het hof zich voldoende voorgelicht acht over de door de raadsman opgeworpen kwestie met betrekking tot de noodzaak dan wel wenselijkheid van een plaatsing van de terbeschikkinggestelde dichter bij de woonplaats van haar ouders.
Artikel 8 EVRM
Anders dan de verdediging heeft betoogd, is het hof van oordeel dat in de onderhavige zaak geen sprake is van schending van artikel 8 EVRM.
Op grond van artikel 8, eerste lid van het EVRM heeft eenieder recht op bescherming van zijn familie- en gezinsleven. Hierop is geen inmenging toegestaan, dan voor zover bij wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
Uit de rapportages van de kliniek en de zesjaarsdeskundigen blijkt dat het resocialisatiebeleid van de kliniek gericht is op een uiteindelijke overplaatsing van de terbeschikkinggestelde naar een 24-uursinstelling in de buurt van haar familie. Op dit moment is er echter geen instelling in de omgeving van haar familie voorhanden die in staat is om de specifieke problematiek van de terbeschikkinggestelde te behandelen.
De zesjaarsdeskundigen hebben in hun rapportages het belang van een stapsgewijze resocialisatie vanuit de huidige kliniek onderschreven. Indien de terbeschikkinggestelde op onzorgvuldige wijze zou worden overgeplaatst naar een andere instelling, bestaat het risico dat zij terugvalt in delictgedrag. Op dit moment schat de kliniek het recidiverisico buiten de huidige context van de kliniek in als hoog. Voortzetting van de behandeling in de huidige kliniek is derhalve naar het oordeel van het hof noodzakelijk in het belang van de openbare veiligheid en ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten.
Bevestiging
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom zal de beslissing waarvan beroep met overneming van die gronden worden bevestigd met verbetering van het volgende.
Bij vonnis van de rechtbank Utrecht van 25 oktober 2006 is de terbeschikkinggestelde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, is gelast dat zij ter beschikking zal worden gesteld en bevolen dat zij van overheidswege zal worden verpleegd. Blijkens de bewezenverklaring, de kwalificatie en de motivering van de oplegging van de straf en de maatregel, in onderling verband en samenhang bezien, is het evident dat de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van een misdrijf, gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten: poging tot zware mishandeling.
Het hof acht het van belang dat de terbeschikkinggestelde bij de uitoefening van haar verloven contact blijft onderhouden met haar ouders. Het hof gaat er van uit dat de kliniek hier aandacht aan zal besteden bij de verdere invulling van het behandel- en resocialisatietraject.
Beslissing
Het hof:
Wijst af het verzoek tot het horen van de zesjaarsdeskundigen.
Bevestigt met verbetering van gronden de beslissing van de rechtbank Utrecht van 3 december 2012 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde [naam terbeschikkinggestelde].
Aldus gedaan door
mr Y.A.J.M. van Kuijck als voorzitter,
mr A.W.M. Elders en mr E.G. Smedema als raadsheren,
en drs. R. Vecht-van den Bergh en drs. E. Harmsen als raden,
in tegenwoordigheid van mr C.M.M. van der Waerden als griffier,
en op 21 februari 2013 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.