ECLI:NL:GHARL:2013:BZ2828

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
TBS P13/0021
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Y.A.J.M. van Kuijck
  • E.G. Smedema
  • F.G. Bauduin
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging terbeschikkingstelling na geweldsmisdrijven en beoordeling van behandeltraject

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 februari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van de terbeschikkinggestelde, die in 1998 door de rechtbank 's-Hertogenbosch was opgelegd voor geweldsmisdrijven. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de Hoge Raad van 12 februari 2013 in acht genomen, waarin werd vastgesteld dat de terbeschikkingstelling niet automatisch kan worden beëindigd na vier jaar, mits deze is opgelegd ter zake van geweldsmisdrijven. De terbeschikkinggestelde heeft een lange geschiedenis van veroordelingen voor ernstige seksuele misdrijven tegen minderjarigen en heeft in de afgelopen jaren verschillende behandelingen ondergaan in verschillende klinieken.

Het hof heeft vastgesteld dat de terbeschikkinggestelde sinds zijn plaatsing in de kliniek in 2010 over een machtiging voor onbegeleid verlof beschikte, maar dat zijn gedrag in 2012 aanleiding gaf tot herplaatsing en verdere diagnostiek. De kliniek heeft twijfels geuit over de betrouwbaarheid van de terbeschikkinggestelde, vooral na incidenten met drugs en ongepast gedrag. Het hof oordeelt dat de terbeschikkingstelling niet in duur gemaximeerd is, omdat de terbeschikkinggestelde is veroordeeld voor geweldsmisdrijven. Het hof heeft de behandeling van de zaak heropend en verzocht om een rapport van de Reclassering Nederland over de mogelijkheden voor een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de behandel- en resocialisatiemogelijkheden van de terbeschikkinggestelde, waarbij ook de beschermende factoren in de samenleving in overweging moeten worden genomen. Het hof heeft de zaak geschorst en zal op een later tijdstip verder beslissen, waarbij de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouw opnieuw zullen worden gehoord.

Uitspraak

TBS P13/0021
Beslissing d.d. 28 februari 2013
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
(naam terbeschikkinggestelde),
geboren te (plaats) op (datum),
verblijvende in (kliniek).
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 5 december 2012, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 24 augustus 1998, waarbij de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege werd opgelegd;
- het verlengingsadvies van 20 september 2012 van (kliniek);
- de vordering van de officier van justitie, ingekomen op 16 oktober 2012;
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van hoger beroep van de terbeschikkinggestelde van 13 december 2012;
- de aanvullende informatie van (kliniek) van 30 januari 2013.
Het hof heeft ter terechtzitting van 14 februari 2013 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr Y.H.G. van der Hut, advocaat te ’s-Gravenhage, deskundige (naam deskundige 1), als assistent behandelcoördinator en orthopedagoog verbonden aan (kliniek), deskundige (naam deskundige 2), als gespecialiseerd systeemtherapeut seksuologie verbonden aan (kliniek) en de advocaat-generaal mr J.W. Rijkers.
Overwegingen ten aanzien van de duur van de maatregel
Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouw
De rechtbank Den Bosch heeft in het strafvonnis van 24 augustus 1998 niet gemotiveerd overwogen ex artikel 359 lid 7 Sv, dat sprake is van een ‘geweldsmisdrijf’ als bedoeld in artikel 38e, lid 1 Sr. De uitspraak van het EHRM in de zaak Van der Velden laat geen ruimte voor interpretatie door de verlengingsrechter. Evenmin is het evident dat er sprake is van een geweldsmisdrijf althans van een evidente oplegging van de TBS met dwangverpleging voor langere duur dan vier jaren. De terbeschikkingstelling is in duur gemaximeerd. De vordering van de officier van justitie dient te worden afgewezen. Subsidiair is mede gelet op de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege bepleit, en meer subsidiair een verlenging van de terbeschikkingstelling met slechts een jaar.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de terbeschikkinggestelde is veroordeeld voor misdrijven als bedoeld in artikel 38e lid 1 Sr. De terbeschikkingstelling is derhalve niet in duur gemaximeerd. De verwachting is dat de terbeschikkinggestelde wegens een vertrouwensbreuk tussen hem en de (kliniek) op korte termijn wordt overgeplaatst naar (kliniek 2). Om te bezien of deze overplaatsing daadwerkelijk plaats vindt, zou het hof de behandeling van de zaak voor een korte tijd kunnen aanhouden. Indien deze overplaatsing niet plaats vindt, zal naar andere mogelijkheden gezocht moeten worden. Subsidiair heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot een verlenging met een jaar en mogelijk een overweging dat het van belang is dat de verdere behandeling voortvarend geschiedt.
Het oordeel van het hof
Gemaximeerde tbs?
Bij arrest van de Hoge Raad van 12 februari 2013, LJN BY8434, is overwogen dat de enkele omstandigheid dat de opleggingsrechter in zijn motivering niet met zoveel woorden heeft vermeld dat de TBS is opgelegd ter zake van een geweldsmisdrijf, nog niet meebrengt dat de maatregel niet meer voor verlenging vatbaar is indien haar totale duur een periode van vier jaren te boven gaat. Artikel 38e, eerste lid, Sr stelt als voorwaarde voor verlenging van de TBS enkel dat de maatregel moet zijn opgelegd ter zake van een geweldsmisdrijf. Of daarvan sprake is, kan ook worden afgeleid uit de – al dan niet in onderling verband en samenhang gelezen – overige inhoud van de einduitspraak van de opleggingsrechter, zoals bewezenverklaring, bewijsmiddelen, kwalificatie, motivering van de weerlegging van gevoerde verweren en motivering van de opgelegde sanctie(s). Als op grond daarvan evident is dat sprake is van een geweldsmisdrijf, kan in elk geval niet
worden gezegd dat de mogelijkheid van verlenging van de maatregel na vier jaren voor de terbeschikkinggestelde niet voorzienbaar was.
Het hof stelt vast dat de terbeschikkinggestelde – blijkens de uitgestreepte tenlastelegging en kwalificatie – is veroordeeld voor
1) het plegen van seksuele handelingen met iemand die nog geen 12 jaar was, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die persoon;
2) het plegen van seksuele handelingen met iemand die nog geen 16 jaar was, bestaande uit het in de mond nemen van de penis en/of het betasten en/of strelen van de penis van die persoon;
3) het plegen van seksuele handelingen met iemand die nog geen 12 jaar was, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die persoon.
Op grond van het vorenstaande oordeelt het hof dat in het vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 24 augustus 1998 besloten ligt dat de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van geweldsmisdrijven en derhalve niet kan worden gezegd dat de mogelijkheid van verlenging van de maatregel na vier jaren voor de terbeschikkinggestelde in redelijkheid niet voorzienbaar was. Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
Schorsing van het onderzoek
Uit de informatie van de kliniek is het volgende naar voren gekomen.
Op 22 december 2010 is de terbeschikkinggestelde op de resocialisatieafdeling van de kliniek geplaatst. Sinds januari 2011 beschikte hij over een machtiging onbegeleid verlof. Het traject verliep over het algemeen naar wens. In november 2011 werd besloten om toe te werken naar een overplaatsing naar de Transmurale Voorziening (TMV) van de kliniek. De machtiging transmuraal verlof werd op 27 december 2011 toegekend en op 9 januari 2012 werd de overplaatsing naar de TMV geëffectueerd. Op verdenking van invoer van en handel in softdrugs wordt de terbeschikkinggestelde op 23 januari 2012 naar binnen geplaatst. Vervolgens blijkt dat de terbeschikkinggestelde beschikt over twee rekeningen waar de kliniek geen weet van heeft en heeft hij een camera gekocht waarmee hij zijn kleine neefje wil filmen wanneer deze in bad gaat. Ook blijkt hij in het bezit te zijn van een film waarin erotische scènes met kinderen te zien zijn. Gevolg hiervan is dat de terbeschikkinggestelde niet teruggaat naar de TMV maar wordt geplaatst op een doorstroomafdeling. De kliniek doet vervolgens aangifte wegens drugshandel maar wil geen bewijsstukken leveren aan de politie vanwege het geldende beroepsgeheim.
Vanuit de kliniek wordt getwijfeld of dit ‘onbetrouwbare gedrag’ voortkomt uit autisme (ASS) problematiek dan wel persoonlijkheidsproblematiek. De kliniek acht daarom verdere diagnostiek en behandeling noodzakelijk. Medewerking aan diagnostisch onderzoek wordt vervolgens door de terbeschikkinggestelde geweigerd.
Bij brief van 5 november 2012 is een overplaatsingsverzoek aan het ministerie gestuurd. Eind december is de terbeschikkinggestelde op intake geweest bij (kliniek 2). Hij zal naar verwachting op 26 februari 2013 overgeplaatst worden. Aldus de informatie van de kliniek.
Ter terechtzitting zijn de deskundigen (deskundige 1) en (deskundige 2) gehoord. Uit hun verklaringen blijkt dat de terbeschikkinggestelde met de seksuoloog heeft gesproken over de aanschaf en het gebruik van een camera zodat de kliniek dit niet langer ziet als een onbetrouwbare handeling. Met de seksuoloog is echter niet besproken dat hij opnamen van zijn neefje in bad wilde maken, welke intentie zou zijn gebleken uit anonieme gespreksopnames. Voorts is de aangifte van de kliniek wegens drugshandel geseponeerd. De aangetroffen film met erotische scènes met kinderen is niet meegewogen bij het aannemen van ‘onbetrouwbaar gedrag’. De kliniek is niettemin van mening dat het recidiverisico is verhoogd. De seksuoloog is echter van mening dat het recidiverisico niet is verhoogd. De kliniek meent dat er nader diagnostisch onderzoek plaats dient te vinden zodat de verdere behandeling op de uitkomst daarvan kan worden afgestemd.
Dat het voorgaande heeft geleid tot een impasse in de behandeling is naar het oordeel van het hof niet alleen aan de terbeschikkinggestelde te wijten.
De terbeschikkingstelling duurt thans meer dan veertien jaren. Van maart 2000 tot oktober 2006 heeft de terbeschikkinggestelde in (kliniek 3) verbleven. Vanuit daar is hij overgeplaatst naar (kliniek), waar hij tot op heden verblijft, thans in afwachting van zijn overplaatsing naar (kliniek 2). Nu er aanleiding wordt gezien nader diagnostisch onderzoek te doen, zal de terbeschikkinggestelde – indien plaatsing in (kliniek 2) doorgang zal vinden – onder meer daardoor verdere vertraging oplopen in zijn behandeltraject aangezien eerst aan de hand van de resultaten van nader diagnostisch onderzoek zal moeten worden bezien hoe het verdere behandel- en resocialisatietraject er uit gaat zien.
Bij het onderzoek in raadkamer is gebleken dat het hof zich op basis van de thans voorhanden zijnde stukken onvoldoende voorgelicht acht om op goede gronden tot een beslissing te komen.
Mede gelet op de reeds lange duur van de maatregel, het feit dat de terbeschikkinggestelde tot voor kort reeds transmuraal verlof had en het feit dat de ontstane impasse niet alleen aan hem te wijten is, acht het hof het voor de vorming van zijn eindoordeel noodzakelijk dat de Reclassering Nederland een rapport opstelt omtrent de (on)mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege van de terbeschikkinggestelde, en tevens rapporteert over de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de terugkeer van de terbeschikkinggestelde in de samenleving zou kunnen geschieden. Naar het oordeel van het hof dient in het rapport ook aandacht te worden besteed aan de thans bestaande beschermende factoren.
Het hof merkt nadrukkelijk op dat aan het vorenstaande niet de verwachting kan worden ontleend dat de verpleging van overheidswege ook daadwerkelijk onder voorwaarden zal worden beëindigd.
Tussenbeslissing
Het hof:
Heropent de behandeling van de zaak om vermelde redenen en schorst het onderzoek tot (tijdstip).
Verzoekt de advocaat-generaal zorg te dragen voor een maatregelrapport, zoals hiervoor overwogen.
Beveelt voorts de oproeping van (naam terbeschikkinggestelde) tegen voormelde zitting, met tijdige kennisgeving hiervan aan de raadsvrouw.
Aldus gedaan door
mr Y.A.J.M. van Kuijck als voorzitter,
mr E.G. Smedema en mr F.G. Bauduin als raadsheren,
en drs. M. van Weers en drs. G. Mensing als raden,
in tegenwoordigheid van mr A.H. Hettema als griffier,
en op 28 februari 2013 in het openbaar uitgesproken.
mr F.G. Bauduin en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.