ECLI:NL:GHARL:2013:BZ2714

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 januari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
200.113.442
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag over minderjarigen na wijziging van omstandigheden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 januari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezamenlijk gezag van de ouders over hun minderjarige kinderen. De ouders, die op 17 juni 2009 zijn gescheiden, hebben samen het gezag over hun kinderen, geboren in 2000 en 2002. De rechtbank Arnhem had eerder een zorgregeling vastgesteld, maar de communicatie tussen de ouders is inmiddels ernstig verslechterd. De moeder heeft in hoger beroep verzocht om alleen het gezag over de kinderen te verkrijgen, omdat de vader niet bereid is om samen te werken en er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen klem raken tussen de ouders.

Tijdens de mondelinge behandeling op 8 januari 2013 is de situatie besproken. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de moeder alleen het gezag te geven, gezien de sociaal-emotionele kwetsbaarheid van de kinderen en de ernstige conflicten tussen de ouders. Het hof heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders vrijwel onmogelijk is geworden, wat leidt tot een onaanvaardbaar risico voor de kinderen. De vader heeft in het verleden toestemming geweigerd voor belangrijke zaken, zoals het verkrijgen van een identiteitsbewijs voor [kind 1].

Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd en bepaald dat de moeder alleen het gezag over de kinderen toekomt. De proceskosten worden gecompenseerd, aangezien de partijen gewezen echtgenoten zijn en de procedure de uit hun relatie geboren kinderen betreft. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof heeft het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
zittingsplaats Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.113.422
(zaaknummer rechtbank Arnhem 213341)
beschikking van de familiekamer van 31 januari 2013
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R. Kamphuis te Ravenstein, gemeente Oss,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.H.J. Joosten te Arnhem.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Arnhem van 8 juli 2011, 15 februari 2012 en 12 juli 2012, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift, ingekomen op 18 september 2012;
- het verweerschrift;
- een brief van mr. Kamphuis van 18 december 2012 met bijlage, ingekomen op 19 december 2012.
2.2 Op 7 januari 2013 is [kind 1] verschenen, die buiten aanwezigheid van de ouders en de raad door het hof is gehoord.
2.3 De mondelinge behandeling heeft op 8 januari 2012 plaatsgevonden. De ouders zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de raad) is mr. B. Rijkse verschenen. Namens Stichting Lindenhout te Arnhem (verder: Lindenhout) zijn verschenen R.J.M van Gerwen en M. Nijssen.
2.4 Gelet op artikel CIII van de Wet herziening gerechtelijke kaart (Staatsblad 2012, 313) wordt in deze voor 1 januari 2013 aanhangig gemaakte zaak uitspraak gedaan door het hof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem.
3. De vaststaande feiten
3.1 Het huwelijk van de ouders is op 17 juni 2009 ontbonden door echtscheiding.
3.2 De vader en de moeder zijn de ouders van [kind 1], geboren op [geboortedatum] 2000, en [kind 2], geboren op [geboortedatum] 2002, over wie partijen gezamenlijk het gezag uitoefenen.
3.3 Bij de echtscheidingsbeschikking van 24 april 2009 heeft de rechtbank tevens bepaald, voor zover hier van belang, dat de kinderen hun gewone verblijfplaats bij de moeder hebben, waarna bij beschikking van 14 oktober 2010 een zorgregeling is vastgesteld in die zin dat de kinderen éénmaal per veertien dagen op zaterdag van 13.00 uur tot 19.00 uur bij de vader verblijven, alsmede de helft van de feestdagen in onderling overleg.
4. De omvang van het geschil
4.1 Tussen partijen zijn in geschil het gezag over de kinderen en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders.
4.2 Bij tussenbeschikking van 8 juni 2011 heeft de rechtbank de vader het recht op omgang met de kinderen ontzegd voor een termijn van negen maanden en iedere verdere beslissing aangehouden, waarna de rechtbank bij tussenbeschikking van 15 februari 2012 de raad heeft verzocht te rapporteren en te adviseren en iedere verdere beslissing heeft aangehouden. Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de moeder te bepalen dat zij alleen het gezag over de kinderen uitoefent afgewezen en een voorlopige regeling ter verdeling van de zorg- en opvoedingstaken zoals vermeld in deze beschikking vastgesteld en iedere verdere beslissing aangehouden.
4.3 De moeder is met een grief in hoger beroep gekomen tegen de bestreden beschikking van 12 juli 2012. De grief is gericht tegen de afwijzing van haar verzoek het gezamenlijk gezag te beëindigen en haar alleen met het gezag over de kinderen te belasten.
5. De motivering van de beslissing
5.1 Ingevolge artikel 1:253n BW kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond van waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2 Het hof stelt vast dat sinds de echtscheiding van partijen sprake is van een wijziging van omstandigheden, in die zin dat hun communicatie sterk is verslechterd en dat communicatie tussen hen inmiddels amper mogelijk is. Ter mondelinge behandeling heeft ook de raad geconcludeerd dat partijen inmiddels niet meer in staat zijn op een behoorlijke wijze te communiceren. De moeder kan daarom op grond van het bepaalde in artikel 1:253n BW in haar verzoek worden ontvangen.
Het hof kan de vader niet volgen in zijn stelling dat latere, na het geven van de bestreden beschikking, gewijzigde of bijkomende omstandigheden buiten beschouwing dienen te worden gelaten, omdat deze volgens de vader enkel relevant zijn in het kader van de omgang en het hof geen sturing mag geven aan of niet vooruit mag lopen op de door de rechtbank te nemen beslissing inzake de omgang tussen de vader en de kinderen, waarin de rechtbank nog geen eindbeschikking heeft gegeven. Bij de beoordeling van het onderhavige verzoek dient het hof alle relevante en - ook na het geven van de bestreden beschikking - gewijzigde omstandigheden in aanmerking te nemen. Van strijd met het recht of met de goede procesorde is dan ook geen sprake.
5.3 Uit de stukken en hetgeen ter mondelinge behandeling is besproken, is gebleken dat communicatie tussen partijen inmiddels vrijwel onmogelijk is. Gebleken is dat de moeder de vader slechts sporadisch informatie met betrekking tot de kinderen verstrekt en hem uitsluitend consulteert over beslissingen waarvoor hij toestemming dient te verlenen. Het hof acht het voorstelbaar dat de vader zich vaak voor voldongen feiten gesteld voelt, maar evenzeer is gebleken dat de vader slechts wenst mee te werken aan de uitoefening van het ouderlijk gezag wanneer het hem uitkomt en indien aan de door hem gestelde voorwaarden wordt voldaan. Zo heeft de vader lange tijd geweigerd toestemming te verlenen voor de verkrijging van een identiteitsbewijs voor [kind 1]. De vader heeft weliswaar verklaard dat hij in het geval van (spoedeisende) medische hulp voor de kinderen altijd zijn medewerking en toestemming zal verlenen (en dat hij dat in het geval van de behandeling van [kind 2] ook heeft gedaan, overigens zonder de moeder daarvan op de hoogte te brengen), maar daartegenover staat dat hij uitdrukkelijk heeft verklaard niet met de moeder aan één tafel te willen zitten, bijvoorbeeld tijdens de gesprekken op de school van de kinderen. Daarbij heeft de vader de stelling van de moeder dat hij tegenover de schoolleiding heeft verklaard dat hij niet kan instaan voor de veiligheid van de moeder indien zij beiden tegelijk op school zouden verschijnen, niet weersproken. Voorts neemt het hof bij zijn beoordeling in aanmerking dat de vader zich in zijn e-mailverkeer tussen hem en [kind 1] uitlaat op een wijze die niet aansluit bij de leeftijd van [kind 1] en die niet getuigt van enig begrip voor diens positie tussen beide ouders.
5.4 De raad heeft ter zitting in hoger beroep, in tegenstelling tot zijn in eerste aanleg gegeven advies, het hof geadviseerd de moeder met het eenhoofdig gezag over de kinderen te belasten, gelet op de sociaal-emotionele kwetsbaarheid van de kinderen en de ernstige strijd tussen de ouders. Volgens de raad is wijziging van het gezag in het belang van het kinderen noodzakelijk. Lindenhout, dat de omgang tussen de vader en de kinderen heeft begeleid, heeft besloten te stoppen met die begeleiding, omdat het verschil in visie tussen de ouders te groot is, er doorlopend discussies en conflicten tussen hen zijn en het vertrouwen van de ouders in elkaar ontbreekt. Lindenhout heeft de vader uitgelegd dat het in het belang van de kinderen is om hun wensen en grenzen serieus te nemen en hem geadviseerd strategische keuzes te maken en in te stemmen met voorstellen ook als hij daar gevoelsmatig niet achter kan staan, zoals de door [kind 1] zelf voorgestelde contactopbouw. De vader is daartoe kennelijk niet bereid of in staat, zoals hij ook uitdrukkelijk ter mondelinge behandeling heeft verklaard.
5.5 Door voormeld gebrek aan communicatie tussen de ouders en de wijze van communiceren van de vader met de kinderen is een onaanvaardbaar risico ontstaan dat [kind 1] en [kind 2] bij voortduring van het gezamenlijk gezag klem of verloren raken tussen hun ouders, te meer wanneer belangrijke beslissingen met betrekking tot de kinderen moeten worden genomen, zoals het maken van schoolkeuzes, het aanvragen of verlengen van hun paspoort of identiteitsbewijs en het beslissen over medische behandelingen. Niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt, zodat toewijzing van het verzoek van de moeder in het belang van de kinderen noodzakelijk is. Wel merkt het hof - ten overvloede - op dat de moeder gehouden is en blijft tot het verschaffen van informatie aan de vader over belangrijke kwesties met betrekking tot [kind 1] en [kind 2].
6. De slotsom
6.1 Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen slaagt de grief en dient het hof de bestreden beschikking voor zover aan zijn oordeel onderworpen te vernietigen en te beslissen als volgt.
6.2 Het hof zal de proceskosten in beide instanties compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn en de procedure de uit die relatie geboren kinderen betreft.
7. De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Arnhem van 12 juli 2012, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zoverre opnieuw beschikkende:
beëindigt het gezamenlijk gezag over de minderjarige [kind 1] en [kind 2] en bepaalt dat de moeder alleen het gezag over hen toekomt;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in beide instanties in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.L. van der Bel, C.J. Laurentius-Kooter en R. Krijger en is op 31 januari 2013 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.