ECLI:NL:GHARL:2013:BZ2701

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 januari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
200.108.781
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Roelvink-Verhoeff
  • C.J. Laurentius-Kooter
  • R. Krijger
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging kinderalimentatie en onderhoudsplicht stiefouder na overlijden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 januari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van kinderalimentatie en de onderhoudsplicht van een stiefouder na het overlijden van de moeder van de kinderen. De vader van [kind 2] verzocht het hof om de eerder vastgestelde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van zijn zoon te verlagen naar € 94,11 per maand, met ingang van 1 mei 2011. Dit verzoek werd gedaan na de wijziging van omstandigheden, waaronder de meerderjarigheid van [kind 2] en het overlijden van de moeder. De vader had in eerste aanleg geen zelfstandig verzoek gedaan, waardoor het hof oordeelde dat hij niet-ontvankelijk was in zijn verzoek om de bijdrage te verlagen.

De moeder van [kind 2] was overleden, en de vader was belast met het ouderlijk gezag. [kind 2] woonde bij zijn stiefvader [B]. Het hof overwoog dat de stiefouder alleen onderhoudsplichtig is tijdens het huwelijk met de ouder van de kinderen. Aangezien het huwelijk van de moeder met [B] was ontbonden door haar overlijden, eindigde de onderhoudsplicht van [B]. Het hof concludeerde dat de vader, voor zover zijn draagkracht dat toelaat, verantwoordelijk is voor de bijdrage in de kosten van levensonderhoud van [kind 2].

Het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank Arnhem vernietigd en bepaald dat de vader met ingang van de meerderjarigheid van [kind 2] een bijdrage van € 250,- per maand dient te betalen. De vader had geen grieven aangevoerd tegen zijn draagkracht, waardoor het hof aannam dat hij deze bijdrage kon voldoen. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
zittingsplaats Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.108.781
(zaaknummer rechtbank 219583)
beschikking van de familiekamer van 31 januari 2013
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen “de vader”,
advocaat: mr. R. Plieger te Arnhem,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen “[kind 2]”,
advocaat: mr. B.F.M. Bos te Nijmegen.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
mr. B.F.M. Bos,
kantoorhoudende te Nijmegen,
in zijn hoedanigheid van bijzonder curator over [kind 2] tot diens meerderjarigheid.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Arnhem van 26 maart 2012, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 25 juni 2012, is de vader in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. De vader verzoekt het hof die beschikking, zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te vernietigen en opnieuw beschikkende te bepalen dat hij met ingang van 1 mei 2011 aan [kind 2] een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding dient te voldoen van € 94,11 per maand, dan wel een zodanige bijdrage te bepalen als het hof juist acht.
2.2 Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 11 september 2012, heeft [kind 2] het verzoek in hoger beroep van de vader bestreden. [kind 2] verzoekt het hof de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep dan wel het beroep als zijnde ongegrond af te wijzen.
2.3 Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 12 september 2012, heeft de bijzonder curator het verzoek in hoger beroep van de vader bestreden. De bijzonder curator verzoekt het hof de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep dan wel het beroep als zijnde ongegrond af te wijzen.
2.4 Ter griffie van het hof zijn binnengekomen:
- op 14 november 2012 een brief van mr. Bos van 13 november 2012 met bijlagen;
- op 16 november 2012 een brief van mr. Plieger van dezelfde datum met bijlagen.
2.5 De mondelinge behandeling heeft op 27 november 2012 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten.
2.6 Gelet op artikel CIII van de Wet herziening gerechtelijke kaart (Staatsblad 2012, 313) wordt in deze voor 1 januari 2013 aanhangig gemaakte zaak uitspraak gedaan door het hof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem.
3. De vaststaande feiten
Ten aanzien van partijen
3.1 Uit het door echtscheiding ontbonden huwelijk van de vader en [A] (hierna te noemen "de moeder") zijn geboren:
- [kind 1], op [geboortedatum] 1991, en
- [kind 2], op [geboortedatum] 1994.
De moeder is na de ontbinding van het huwelijk gehuwd met [B] (hierna te noemen “[B]”). De moeder is op [datum] 2009 overleden. Na het overlijden van de moeder is de vader belast met het ouderlijk gezag over [kind 2]. [kind 2] woont bij [B].
3.2 Bij beschikking van 21 april 1997 heeft de rechtbank Almelo bepaald dat de vader een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 1] en [kind 2] dient te voldoen van € 61,26 per kind per maand.
3.3 Bij beschikking van 25 maart 2009 heeft de rechtbank Almelo de beschikking van 21 april 1997 gewijzigd en, voor zover van belang, bepaald dat de vader met ingang van 23 mei 2008 een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen dient te voldoen van € 180,- per kind per maand, en het meer of anders verzochte afgewezen.
3.4 Bij beschikking van 2 mei 2011 heeft de rechtbank Arnhem naar aanleiding van een verzoek van [B] mr. Y.L.L. van Zutphen tot bijzonder curator benoemd over [kind 2].
3.5 Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank Arnhem op 9 augustus 2011, heeft mr. Van Zutphen, in haar (toenmalige) hoedanigheid van bijzonder curator van [kind 2], de rechtbank verzocht de vader te veroordelen tot betaling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 2] van € 250,- per maand, ingaande 1 mei 2011.
3.6 Bij beschikking van 15 maart 2012 heeft dit hof de beschikking van de rechtbank Arnhem van 2 mei 2011 vernietigd en mr. B.F.M. Bos tot bijzonder curator benoemd
over [kind 2].
3.7 Bij de bestreden, uitvoerbaar bij voorraad verklaarde, beschikking heeft de rechtbank bepaald dat de vader met ingang van 1 mei 2011 dient bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 2] met € 250,- per maand, in de toekomst bij vooruitbetaling te voldoen en het meer of anders verzochte afgewezen.
De vader heeft in eerste aanleg inhoudelijk geen verweer gevoerd tegen de verzoeken die namens [kind 2] zijn gedaan.
Ten aanzien van de vader
3.8 De vader, geboren op [geboortedatum] 1963, woont samen met [C], die in eigen levensonderhoud voorziet. Het belastbare loon van de vader bedraagt volgens de jaaropgave 2011 in dat jaar € 37.135,-. Het inkomen van de vader bedraagt blijkens de salarisspecificaties van augustus, september en oktober 2012 € 2.839,- bruto per maand, te vermeerderen met vakantietoeslag en de belaste vergoeding van de inkomensafhankelijke bijdrage ZVW van € 193,69 per maand (augustus en september) en € 184,10 (oktober 2012).
3.9 De lasten van de vader bedragen per maand:
- € 1.242,50 aan/hypotheekrente, en
- € 97,17 aan hypotheekrente;
- € 25,69 aan aflossing/premie levensverzekering gekoppeld aan de hypotheek;
- € 95,- aan overige eigenaarslasten;
- € 81,72 aan ziektekosten in 2012:
- € 99,52 premie basisverzekering ZVW,
- € 31,20 premie aanvullende verzekering,
verminderd met het in de bijstandsnorm begrepen nominale deel premie ZVW
van € 49,- per maand;
De WOZ waarde van de woning bedraagt € 231.000,- per jaar.
Ten aanzien van [kind 2]
3.10 [kind 2] woont bij [B] en volgt aan het ROC Helicon te Nijmegen een MBO land- en tuinbouwopleiding. Hij ontvangt sinds augustus 2012 studiefinanciering van € 75,39 per maand.
4. De motivering van de beslissing
4.1 De vader verzoekt om met ingang van 1 mei 2011 een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 2] vast te stellen van € 94,11 per maand. De vader heeft in eerste aanleg geen zelfstandig verzoek gedaan. Het verzoek van de vader om een lagere bijdrage vast te stellen is te beschouwen als een zelfstandig tegenverzoek in de procedure waarin om verhoging van de bijdrage wordt gevraagd. Een zelfstandig tegenverzoek kan ingevolge het bepaalde in artikel 362 Rv in verbinding met artikel 282 lid 4 Rv niet voor het eerst in hoger beroep worden gedaan. Op grond hiervan is de vader niet ontvankelijk in zijn verzoek de bijdrage op een lager bedrag vast te stellen dan de door de rechtbank Almelo vastgestelde en geïndexeerde bijdrage van € 188,21 per maand.
4.2 Het hof gaat voorbij aan de stelling van mr. Bos dat het hoger beroep zich alleen richt tegen [kind 2] voor de periode vanaf zijn meerderjarigheid. Gebleken is immers dat mr. Bos in de aanhef van het beroepschrift genoemd wordt “als advocaat, in hoedanigheid van bijzonder curator over de zoon.” Het hof leidt daaruit af dat het beroepschrift ook betrekking heeft op de periode vóór het meerderjarig worden van [kind 2] en dus op de hele periode met ingang van 1 mei 2011.
4.3 Voorts is aan de orde de vraag of zich een relevante wijziging van omstandigheden heeft voorgedaan in de zin van artikel 1:401 lid 1 BW. Omdat gebleken is dat de moeder van [kind 2] is overleden, de positie van [B] als stiefvader met ingang van die gebeurtenis is gewijzigd, [kind 2] een ANW-uitkering heeft ontvangen en hij op [geboortedatum] 2012 meerderjarig is geworden, is naar het oordeel van het hof in dit geval sprake van een relevante wijziging van omstandigheden in de zin van artikel 1:401 lid 1 BW die een hernieuwde beoordeling van de behoefte en de draagkracht rechtvaardigt.
De behoefte
4.4 Naar aanleiding van het verzoek om een bijdrage van € 250,- per maand betwist de vader de behoefte van [kind 2] aan een dergelijke bijdrage. Hij stelt dat de behoefte van [kind 2] de door de rechtbank Almelo bij beschikking van 25 maart 2009 vastgestelde en geïndexeerde bijdrage van € 188,21 per maand bedraagt. [kind 2] betwist deze stelling van de vader. Hij stelt dat zijn behoefte door tijdsverloop hoger is geworden.
4.5 Bij de beoordeling van het verzoek onderscheidt het hof twee periodes, te weten de periode tot het bereiken van de 18-jarige leeftijd van [kind 2] op [geboortedatum] 2012 en de periode daarna. Het hof zal de stellingen van appellant op zodanige wijze behandelen dat de meest verstrekkende stellingen als eerste worden beoordeeld.
De behoefte tot meerderjarigheid
4.6 Het hof overweegt allereerst dat de stelplicht van de onderbouwing van de behoefte bij [kind 2] ligt. Naar het oordeel van het hof heeft [kind 2] tegenover de betwisting van de vader, en mede gelet op de omstandigheid dat ten behoeve van [kind 2] tot zijn meerderjarigheid een ANW-uitkering is ontvangen, onvoldoende onderbouwd dat zijn behoefte hoger is geworden dan de door de rechtbank Almelo vastgestelde en geïndexeerde bijdrage van € 188,21 per maand. De enkele stelling dat sprake is van tijdsverloop is daartoe onvoldoende. Dit betekent dat het hof tot aan de meerderjarigheid van [kind 2] zal uitgaan van de door de rechtbank Almelo bij beschikking van 25 maart 2009 vastgestelde en inmiddels geïndexeerde behoefte van € 188,21 per maand.
4.7 Het inleidend verzoek van de bijzonder curator van [kind 2] om de vader te veroordelen tot betaling aan [kind 2] van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 2] van € 250,- per maand ingaande 1 mei 2011, voor zover het de periode tot [geboortedatum] 2012 betreft, zal het hof dan ook alsnog afwijzen.
De behoefte vanaf meerderjarigheid
4.8 Met ingang van [geboortedatum] 2012 zoekt het hof ter bepaling van de behoefte van [kind 2] aansluiting bij de totaal door [kind 2] begrootte, en door de vader deels betwiste, uitgaven van € 499,05 per maand en bij de norm van de Wet Studiefinanciering, verder te noemen”WSF”. In dat verband is van belang dat [kind 2] inwonend is bij [B] en dat hij een MBO opleiding aan het ROC Helicon te Nijmegen volgt. Uit het overzicht betreffende bedragen studiefinanciering beroepsonderwijs blijkt dat het maximale bedrag aan studiefinanciering voor een thuiswonende in 2012 € 550,83 per maand bedraagt. Blijkens de op de site van de Informatie Beheer Groep voorkomende informatie zijn in deze normbedragen de volgende posten verdisconteerd: (een deel van) het levensonderhoud, de premie ZVW, de studiekosten (studieboeken e.d.) en onderwijsbijdrage (les- of collegegeld). Onder de gegeven omstandigheden is de behoefte van [kind 2] aan een bijdrage van € 499,05 per maand voldoende aannemelijk geworden. Op deze behoefte brengt het hof in mindering de door [kind 2] (te) ontvangen studiefinanciering van € 75,39 per maand. Gelet op het voorgaande becijfert het hof de behoefte van [kind 2] aan een bijdrage van zijn vader in de kosten van zijn levensonderhoud en studie met ingang van [geboortedatum] 2012 op € 423,66 per maand.
4.9 De door [kind 2] gevraagde bijdrage van € 250,- per maand met ingang van [geboortedatum] 2012 gaat zijn behoefte niet te boven.
Samenloop onderhoudsverplichtingen
4.10 De vader stelt (voorts) dat [B] ook dient bij te dragen in de behoefte van [kind 2]. [kind 2] betwist en stelt dat [B] geen stiefouder is in de zin van
artikel 1:392 BW die tot het verstrekken van levensonderhoud verplicht is, nu aan het huwelijk van de heer [B] met zijn moeder een einde is gekomen door het overlijden van de moeder.
4.11 Het hof overweegt als volgt. Ingevolge artikel 1:395 BW is een stiefouder verplicht gedurende zijn huwelijk levensonderhoud te verstrekken aan de tot zijn gezin behorende kinderen van zijn echtgenoot. Dit betekent dat de stiefouder alleen tijdens het huwelijk met de ouder van de kinderen onderhoudsplichtig is. Wordt het huwelijk door overlijden ontbonden dan eindigt daarmee de onderhoudsplicht van de stiefouder. Het hof is dan ook met [kind 2] van oordeel dat [B] niet hoeft bij te dragen in de behoefte van [kind 2] en dat alleen de vader, voor zover zijn draagkracht dat toelaat, dient te voorzien in zijn behoefte.
Draagkracht
4.12 Nu de vader geen grieven heeft aangevoerd tegen zijn draagkracht, zoals ter mondelinge behandeling door mr. Plieger is bevestigd, gaat het hof er vanuit dat de vader de door [kind 2] verzochte bijdrage in de kosten van zijn levensonderhoud en studie van € 250,- per maand met ingang van [geboortedatum] 2012 kan voldoen.
5. De slotsom
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen dient het hof de bestreden beschikking, te vernietigen en te beslissen als volgt.
6. De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 2] met ingang van 1 mei 2011 op een lager bedrag vast te stellen dan de door de rechtbank Almelo bij beschikking van 25 maart 2009 vastgestelde en geïndexeerde bijdrage van € 188,21 per maand;
vernietigt de beschikking van de rechtbank Arnhem van 26 maart 2012, en opnieuw beschikkende:
wijzigt de beschikking van de rechtbank Almelo van 25 maart 2009 en bepaalt dat de vader aan [kind 2] met ingang van [geboortedatum] 2012 als bijdrage in de kosten van zijn levensonderhoud en studie € 250,- per maand zal betalen, de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A. Roelvink-Verhoeff, C.J. Laurentius-Kooter en
R. Krijger, bijgestaan door F.E. Knoppert als griffier, en is op 31 januari 2013 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.