ECLI:NL:GHARL:2013:BZ2602
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens onvoldoende goeder trouw bij ontstaan schulden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 februari 2013, hebben appellanten [A] en [B], gehuwd in gemeenschap van goederen, een verzoek ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Hun totale schuldenlast bedraagt € 323.146,85, en het hof diende te beoordelen of zij te goeder trouw waren ten aanzien van het ontstaan van deze schulden in de vijf jaar voorafgaand aan hun verzoek. Het hof oordeelde dat [A] en [B] niet voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat zij te goeder trouw waren. Ze hadden in 1998 een huis gekocht met een hypothecaire lening van € 266.000 en daarnaast een lening van € 39.500 afgesloten in 2009. Tijdens de zitting gaven zij aan dat een aanzienlijk deel van hun schulden was ontstaan door betalingen aan een man in Afrika voor het brengen van offers, maar deze claim was onvoldoende onderbouwd.
Het hof merkte op dat de appellanten niet konden verklaren waar het resterende bedrag van hun schulden vandaan kwam en dat hun verklaringen over de betalingen naar Afrika niet overtuigend waren. Het hof verwees naar het vonnis van de rechtbank Almelo van 11 december 2012, waarin hun verzoek om schuldsanering was afgewezen. In hoger beroep herhaalden [A] en [B] hun verzoek, maar het hof concludeerde dat zij niet aannemelijk hadden gemaakt dat zij de omstandigheden die tot hun schulden hadden geleid onder controle hadden gekregen. Ondanks hun deelname aan budgetbeheer en het feit dat zij beiden werkten, oordeelde het hof dat het nog te vroeg was om te concluderen dat zij hun financiële situatie hadden verbeterd. Het hof bekrachtigde daarom het vonnis van de rechtbank en wees het verzoek tot schuldsanering af.