Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 24-001305-12
Uitspraak d.d.: 28 februari 2013
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 29 mei 2012 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, in eerste aanleg geregistreerd onder het parketnummer 07-650150-11, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1988],
thans in preventieve hechtenis verblijvende in [verblijfplaats].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 16 juli 2012 en 14 februari 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis van de eerste rechter, vrijspraak ter zake van het onder 5 primair ten laste gelegde en veroordeling van de verdachte ter zake van het onder 1 tot en met 4 en
5 subsidiair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden,
met aftrek van de tijd die door de verdachte in voorarrest is doorgebracht. Tevens heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering na voorwaardelijke veroordeling wordt toegewezen.
Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] geheel wordt toegewezen en dat daarbij de schadevergoedings-maatregel wordt opgelegd. De advocaat-generaal heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof met betrekking tot de beslissing op de vorderingen tot schadevergoeding die zijn ingediend door de benadeelde partijen [benadeelde 2], [benadeelde 3] en [benadeelde 4].
Met betrekking tot de in beslag genomen Samsung flatscreen televisie heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de teruggave daarvan aan de verdachte zal gelasten.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman,
mr. C.S.P.M. de Kock, ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd.
Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht
Het hof zal het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht vernietigen omdat het hof op onderdelen tot een andere bewijsbeslissing komt dan de rechtbank. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 10 januari 2012 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [straat]) heeft weggenomen sieraden en/of munten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, valse sleutel en/of inklimming;
2:
hij op of omstreeks 20 september 2011 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een rijbewijs en/of één of meer identiteitspapieren en/of één of meer telefoons en/of één of meer camera's en/of een tas en/of een portemonnee en/of één of meer USB-sticks en/of één of meer pas-bankbescheiden en/of één of meer klantenpas-waardepapieren en/of een geldbedrag van ongeveer 295 euro en/of parfum en/of medicijnen en/of foto's, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3:
hij op of omstreeks 23 juli 2010 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [straat]) heeft weggenomen een telefoon en/of een geldkistje (inhoudende enig muntgeld), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, valse sleutel en/of inklimming;
4:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 juli 2010 tot en met
30 januari 2012 in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, een geheugenkaart en/of een waardebon (Schweigmann) en/of een harde schijf/digitale USB-ontvanger en/of twee DVD-schermen en/of een tegoedbon van Esprit en/of een Ipod en/of een Tomtom en/of een laptop en/of een digitale fotocamera (merk Olympus) en/of een fotocamera (merk Fujifilm) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van een geheugenkaart en/of die waardebon (Schweigmann) en/of harde schijf/digitale USB-ontvanger en/of twee DVD-schermen en/of tegoedbon van Esprit en/of Ipod en/of Tomtom en/of laptop en/of digitale fotocamera (merk Olympus) en/of fotocamera (merk Fujifilm) wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
5 primair:
hij op of omstreeks 29 januari 2012 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [straat]) heeft weggenomen een mini laptop (merk Asus) en/of een voetbaltas (merk Hummel) en/of één of meer computerspellen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
5 subsidiair:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 januari 2012 tot en met
30 januari 2012 in de gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, een mini laptop (merk Asus) en/of een voetbaltas (merk Hummel) en/of één of meer computerspellen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die mini laptop en/of voetbaltas en/of computerspellen wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder 2, 3 en 5 primair aan hem ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot de vrijspraak van het onder 2 en 3 ten laste gelegde overweegt het hof als volgt.
De verdachte heeft ontkend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 2 en
3 aan hem ten laste gelegde diefstallen. In het strafdossier bevinden zich foto-afdrukken waarop een persoon is afgebeeld, bij een pinautomaat en op een fiets, van wie de politie op in het strafdossier aangegeven gronden het vermoeden heeft dat deze persoon zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van de onder 2 en 3 ten laste gelegde diefstallen.
Ter terechtzitting van het hof van 14 februari 2013 zijn deze foto-afdrukken getoond aan de verdachte. De verdachte heeft daarop verklaard dat hij niet de persoon is die op die foto-afdrukken is afgebeeld. Het hof heeft ter terechtzitting van 14 februari 2013 waargenomen dat de verdachte gelijkenis vertoont met de persoon die op bedoelde foto’s is afgebeeld.
De op die foto-afdrukken afgebeelde persoon is in het opsporingsonderzoek door een zestal medewerkers van de politie herkend als zijnde de verdachte.
Door géén van deze politiemedewerkers is echter aangegeven op grond van welke specifieke, onderscheidende persoonskenmerken zij de door hen geconstateerde herkenning van de verdachte hebben gebaseerd. Zonder redengevende motivering zijn deze herkenningen niet boven redelijke twijfel verheven.
De verbalisant [verbalisant 1] heeft bij een aanvullend proces-verbaal van bevindingen van
2 september 2012 verklaard dat hij op 31 januari 2012 de persoon die op een foto is afgebeeld op een fiets heeft herkend als de verdachte [verdachte], die hij een dag eerder (het hof begrijpt: op 30 januari 2012) heeft aangehouden. Daarnaast heeft verbalisant [verbalisant 1] verklaard dat het hem ambtshalve bekend is dat de verdachte uiterlijke gelijkenis vertoont met zijn broer (het hof begrijpt: halfbroer) [halfbroer]].
Verbalisant [verbalisant 1] is - gelet op zijn verklaring over de gelijkenis van de verdachte met zijn halfbroer [halfbroer] - ter terechtzitting van het hof van 14 februari 2013 gehoord als getuige.
[verbalisant 1] heeft in dat kader onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik heb destijds een foto gezien waarop [verdachte] was afgebeeld terwijl hij op een fiets zat. Ik dacht dat dit [verdachte] was. Ik heb me afgevraagd of het [halfbroer] was die op die foto is afgebeeld. Ik had [verdachte] eerder die dag aangehouden en ik meende hem zeker te herkennen. Ik ken ook [halfbroer], zij het dat ik hem meer dan een jaar geleden heb gezien.
[verdachte] en [halfbroer] lijken op elkaar, maar ze lijken niet als twee druppels water op elkaar. Ik kan niet benoemen welke kenmerkende uiterlijke verschillen er zijn tussen [verdachte] en [halfbroer].
De voorzitter heeft de getuige [verbalisant 1] de zich in het strafdossier bevindende foto-afdrukken van een persoon bij een pinautomaat getoond. De getuige [verbalisant 1] heeft daarop als volgt gereageerd, zakelijk weergegeven:
Ik durf niet te zeggen of de persoon die op deze foto’s is afgebeeld [verdachte] of [halfbroer] of een andere persoon is.
Het hof stelt voorop dat het hof de door de verbalisant [verbalisant 1] genoemde gelijkenis tussen de verdachte en zijn halfbroer [halfbroer] niet zelfstandig kan beoordelen, bij gebreke van een foto van [halfbroer] in het strafdossier. Aan het verzoek van het hof om een foto van [halfbroer] mee te nemen naar de zitting van 14 februari 2013 is geen gevolg gegeven. Derhalve kan het hof niet vaststellen in welke mate [halfbroer] lijkt op de verdachte. Gelet daarop kan het hof niet met voldoende mate van zekerheid vaststellen of de verdachte dan wel genoemde broer op de aangehaalde foto’s is afgebeeld.
Het bovenstaande dient te leiden tot vrijspraak van het onder 2 en 3 aan de verdachte ten laste gelegde.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen dat de verdachte het onder 1, 4 en 5 subsidiair aan hem ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1:
hij op 10 januari 2012 in [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [straat] heeft weggenomen sieraden en munten, toebehorende [slachtoffer 1], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
4:
hij op tijdstippen in de periode van 19 juli 2010 tot en met 30 januari 2012 in [plaats] een geheugenkaart, een waardebon (Schweigmann), een harde schijf/digitale USB-ontvanger, twee DVD-schermen, een tegoedbon van Esprit, een Ipod, een Tomtom, een laptop, een digitale fotocamera (merk Olympus) en een fotocamera (merk Fujifilm) heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
5 subsidiair:
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 januari 2012 tot en met 30 januari
2012 in [plaats] een mini laptop (merk Asus), een voetbaltas (merk Hummel) en computerspellen heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
opzetheling, meermalen gepleegd.
Het onder 5 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
opzetheling, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van de bewezen verklaarde delicten en de omstandigheden waaronder die delicten zijn begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van diverse vormen van vermogenscriminaliteit. De door de verdachte gepleegde inbraak is een ergerlijk delict, aangezien daarmee hinder, schade en ergernis is veroorzaakt voor de gedupeerden.
De verdachte heeft enkel en alleen gehandeld vanuit het oogpunt van financieel gewin en zich van deze mogelijke gevolgen geen rekenschap gegeven. De verdachte heeft door zijn handelen er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendomsrechten van een ander. Het hof hanteert een landelijk oriëntatiepunt voor straftoemeting inzake woninginbraak, dat in beginsel - nu de verdachte voldoet aan de status van veelpleger, zoals dat begrip in het kader van dit oriëntatiepunt is gedefinieerd - de oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf voor de duur van zes maanden indiceert.
Dit uitgangspunt kan onder de omstandigheden van het specifieke geval leiden tot een hogere straf.
De verdachte heeft zich daarnaast meerdere keren schuldig gemaakt aan het plegen van opzetheling. Door het plegen van deze delicten heeft de verdachte bijgedragen aan het in stand houden en faciliteren van het circuit van vermogenscriminaliteit.
Voorts blijkt uit het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van
7 september 2012 dat de verdachte vele keren eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van het plegen van onder meer soortgelijke vermogensdelicten. Daarnaast zijn de bewezen verklaarde feiten gepleegd gedurende een proeftijd. Dit pleit in het nadeel van de verdachte.
Het hof heeft voorts gelet op hetgeen de verdachte en zijn raadsman ter terechtzitting van het hof hebben aangevoerd met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en met hetgeen daaromtrent overigens is gebleken uit het strafdossier.
De verdachte heeft ter terechtzitting van het hof van 14 februari 2013 onder meer verklaard dat hij niet meer zal vervallen in nieuw delictgedrag omdat hij zijn verantwoordelijkheid wil nemen als vader van zijn twee nog zeer jonge kinderen.
Het hof prijst op zich een dergelijk voornemen, maar merkt op dat de verdachte reeds vader van een kind was ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Kennelijk heeft de verdachte toch een sterkere impuls nodig om bij hem het besef te doen indalen dat hij zich niet meer moet vergrijpen aan de eigendommen van anderen.
Het hof is op grond van het bovenstaande en uit een oogpunt van normhandhaving en ter vergelding van de door de verdachte begane delicten van oordeel dat de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden, met aftrek van de tijd die door de verdachte is doorgebracht in voorarrest, noodzakelijk en geboden is.
De raadsman van de verdachte heeft in het kader van het door hem gevoerde strafmaat-verweer geen zodanig bijzondere of relevante feiten of omstandigheden aangevoerd dat het hof oplegging van een andere strafmodaliteit aangewezen acht. Ook overigens is het hof daarvan niet gebleken.
In beslag genomen voorwerp
Het hof acht gronden aanwezig te gelasten dat de onder de verdachte in beslag genomen flatscreen televisie van het merk Samsung wordt teruggegeven aan de rechthebbende, te weten de vriendin van de verdachte.
Vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 5] en [benadeelde 6]
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat deze benadeelde partijen zich in de strafzaak in eerste aanleg hebben gevoegd, dat deze benadeelde partijen in de vordering niet-ontvankelijk zijn verklaard en dat zij zich in de strafzaak in hoger beroep niet opnieuw hebben gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van de door deze benadeelde partijen in eerste aanleg gedane vorderingen tot schadevergoeding in de strafzaak in hoger beroep niet voort en kan het hof niet op die vorderingen beslissen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Deze benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De vordering is bij het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoe¬ding in de strafzaak in hoger beroep voort.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 2 ten laste gelegde handelen waardoor de door [benadeelde 1] gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij [benadeelde 1] kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.
Gelet op het vorenstaande dient deze benadeelde partij, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 4], [benadeelde 2] en [benadeelde 3]
Deze benadeelde partijen hebben zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze benadeelde partijen zijn bij het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht niet-ontvankelijk verklaard in de door hen ingediende vordering.
Deze benadeelde partijen hebben zich binnen de grenzen van de eerste vorde¬ring opnieuw gevoegd in de strafzaak in hoger beroep. Derhalve duurt de voeging ter zake van de door deze benadeelde partijen in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoe¬ding in de strafzaak in hoger beroep voort.
[benadeelde 4] -
Onvoldoende is gebleken dat de door de benadeelde partij [benadeelde 4] gestelde rechtstreeks schade door het onder 4 bewezen verklaarde handelen van de verdachte is veroorzaakt.
Deze benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.
Gelet op het vorenstaande dient deze benadeelde partij, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
[benadeelde 2] -
Onvoldoende is gebleken dat de door de benadeelde partij [benadeelde 2] gestelde rechtstreeks schade door het onder 4 bewezen verklaarde handelen van de verdachte is veroorzaakt.
Deze benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.
Gelet op het vorenstaande dient deze benadeelde partij, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
[benadeelde 3] -
Onvoldoende is gebleken dat de door de benadeelde partij [benadeelde 3] gestelde rechtstreeks schade door het onder 5 subsidiair bewezen verklaarde handelen van de verdachte is veroorzaakt.
Deze benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.
Gelet op het vorenstaande dient deze benadeelde partij, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering tot tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 18 augustus 2011 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, parketnummer 07-650150-11.
Deze vordering is in de strafzaak in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Anders dan de raadsman ter terechtzitting van het hof heeft aangevoerd, is voor een toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging niet noodzakelijk dat thans sprake is van een veroordeling ter zake van een soortgelijk strafbaar feit als het strafbaar feit waarop de voorwaardelijke veroordeling betrekking heeft gehad. Het hof verwerpt het door de raadsman op dit onderdeel gevoerde verweer, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2011, gepubliceerd onder het LJN-kenmerk BQ6758.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 57, 63, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 en 5 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 4 en 5 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 4 en 5 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan de rechthebbende van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een Samsung flatscreen televisie.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 4] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 18 augustus 2011, parketnummer 07-650150-11, te weten van:
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.
Aldus gewezen door
mr. G.M. Meijer-Campfens , voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. A.J. Rietveld, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Kingma, griffier,
en op 28 februari 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.