ECLI:NL:GHARL:2013:BZ1887
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Raadkamer
- A.E. Harteveld
- R.W. van Zuijlen
- W.R. Rosingh
- Rechtspraak.nl
Vordering tot gevangenneming en opheffing voorlopige hechtenis
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 februari 2013 uitspraak gedaan over de vordering van de advocaat-generaal tot gevangenneming van de verdachte, die zich in voorlopige hechtenis bevond. De vordering was ingediend op 19 februari 2013, na het aan het licht komen van een termijnverzuim bij de verlenging van de voorlopige hechtenis. De verdachte was eerder door de Rechtbank Utrecht veroordeeld tot een gevangenisstraf van tweeënvijftig maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis. De advocaat-generaal stelde dat de voorlopige hechtenis moest worden voortgezet, maar het hof oordeelde dat artikel 66a van het Wetboek van Strafvordering niet van toepassing was, omdat de feiten niet met een gevangenisstraf van tenminste acht jaar waren bedreigd. Daarnaast kon de gevangenneming niet worden bevolen op basis van artikel 75, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering, omdat er geen nieuwe ernstige bezwaren tegen de verdachte waren gerezen. Het hof concludeerde dat er geen wettelijke grond was voor de vordering van de advocaat-generaal en heeft deze afgewezen. De voorlopige hechtenis werd opgeheven, waarmee de verdachte werd vrijgelaten.