ECLI:NL:GHARL:2013:BZ1832

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
200.109.389/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake alimentatie en draagkracht in de zaak tussen man en vrouw

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een hoger beroep van de man tegen de beschikkingen van de rechtbank Assen met betrekking tot de alimentatie voor de kinderen [kind 1] en [kind 2]. De rechtbank had in eerdere beschikkingen de man veroordeeld tot het betalen van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen. De man verzocht het hof om deze beschikkingen te vernietigen en de door de vrouw verzochte onderhoudsbijdragen af te wijzen, of in ieder geval te verlagen. De man stelde dat de rechtbank onjuiste of onvolledige gegevens had gebruikt en dat hij niet in staat was om de opgelegde alimentatie te betalen vanwege een ernstige teruggang in zijn bedrijfsresultaten.

Het hof heeft de feiten en argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen. De man had geen draagkrachtberekening overgelegd, wat volgens de procesreglementen vereist is. De jaarstukken die hij had overgelegd, gaven geen duidelijk beeld van zijn financiële situatie en leidden tot meer vragen dan antwoorden. Het hof kon niet vaststellen of de jaarstukken een getrouw beeld gaven van het inkomen van de man. De vrouw betwistte de stellingen van de man en stelde dat hij in staat was de alimentatie te betalen.

Uiteindelijk concludeerde het hof dat de man niet voldoende bewijs had geleverd om zijn grieven te onderbouwen. Het hof bekrachtigde de eerdere beschikkingen van de rechtbank, waarbij de man werd verplicht om de alimentatie voor de kinderen te blijven betalen. De beslissing van het hof werd genomen in het bijzijn van de griffier tijdens de openbare terechtzitting op 5 februari 2013.

Uitspraak

Beschikking d.d. 5 februari 2013
Zaaknummer 200.109.389
HET GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Locatie Leeuwarden
Beschikking in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. Y. van Maarwijck,
kantoorhoudende te Meppel,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vrouw,
mr. M.B. Beerentsen,
kantoorhoudende te Zwolle.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 8 februari 2012 (zaaknummer 88801 / FA RK 11-2497) heeft de rechtbank Assen een verhoor van partijen ter terechtzitting met gesloten deuren bepaald met betrekking tot de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderj[kind 1]kind 1], geboren [in 2003],[kind 2]kind 2], geboren [in 2004].
Bij beschikking van 4 april 2012 (zaaknummer 88801 / FA RK 11-2497) heeft de rechtbank Assen de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 1] en [kind 2] met ingang van 20 september 2011 bepaald op € 543,02 per kind per maand.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 4 juli 2012, heeft de man verzocht
de beschikkingen van 8 februari 2012 en/of 4 april 2012 te vernietigen en opnieuw beslissende primair de door de vrouw verzochte onderhoudsbijdragen ten laste van de man en ten gunste van [kind 1] en [kind 2] af te wijzen en subsidiair de door de vrouw verzochte onderhoudsbijdragen ten laste van de man en ten gunste van [kind 1] en [kind 2] met ingang van 20 september 2011 te bepalen op een bedrag van € 250,- per kind per maand, voor wat betreft komende termijnen bij vooruitbetaling te voldoen, althans de bedoelde onderhoudsbijdragen te bepalen met ingang van een datum en te stellen op het bedrag dat het hof vermeent te behoren; kosten rechtens.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 14 september 2012, heeft de vrouw het verzoek bestreden en verzocht het verzoek van de man in hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel af te wijzen en de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen, althans de kinderalimentatie op een zodanig bedrag vast te stellen als door het hof mocht worden bepaald.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een viertal brieven met bijlagen van mr. Van Maarwijck van 6 en 23 juli 2012 en 24 en
27 december 2012.
Ter zitting van 8 januari 2013 is de zaak behandeld. Verschenen zijn partijen, bijgestaan door hun advocaat.
De beoordeling
De feiten
1. [kind 1] en [kind 2] zijn geboren uit de affectieve relatie van partijen. Sinds het uiteengaan van partijen wonen zij bij de vrouw.
2. Op 20 september 2011 heeft de vrouw zich tot de rechtbank gewend met het verzoek de man te veroordelen om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 1] en [kind 2] aan haar te betalen van € 1.185,- per maand.
De man heeft zich hiertegen verweerd.
3. Bij beschikkingen van 8 februari 2012 en 4 april 2012 heeft de rechtbank beslist als hiervoor vermeld onder "Het geding in eerste aanleg". Tegen deze beslissing heeft de man tijdig appel ingesteld.
De overwegingen
4. De man heeft als algemene grief aangevoerd dat de rechtbank Assen - zakelijk weergegeven - is uitgegaan van onjuiste of onvolledige gegevens, althans van zodanige feiten en omstandigheden dat de rechtbank in redelijkheid niet tot de beslissing waarvan beroep had kunnen komen. Daarnaast heeft de man als specifieke grief (en ter toelichting op de algemene grief) aangevoerd - zo begrijpt het hof althans - dat de rechtbank bij tussenbeschikking van 8 februari 2012 de zaak niet had mogen aanhouden maar het verzoek van de vrouw had moeten afwijzen.
5. Wat de zogeheten specifieke grief betreft overweegt het hof dat uit de beschikking van rechtbank van 8 februari 2012 blijkt dat de rechtbank van oordeel was dat zij de vrouw ten onrechte niet een oproeping had gezonden waarbij, zoals wel gebruikelijk, gericht was aangegeven welke stukken en gegevens nog dienden te worden overgelegd voor de mondelinge behandeling. Het hof acht het juist dat de rechtbank die omissie heeft willen herstellen door de vrouw alsnog in de gelegenheid te stellen de bedoelde stukken en gegevens over te leggen en de zaak opnieuw mondeling te behandelen. Niet valt in te zien dat hier sprake zou zijn van een procedurele fout die tot gevolg zou moeten hebben dat de beschikking waarvan appel niet in stand kan blijven. Overigens geldt in het algemeen dat het hoger beroep onder meer ten doel heeft fouten uit de eerste aanleg te herstellen, van welke gelegenheid ook thans door partijen gebruik kan worden gemaakt. Daarom heeft een partij over het algemeen geen rechtens te respecteren belang bij de behandeling van een grief tegen de gang van zaken in de rechtbankprocedure. Dat dat in dit geval anders zou zijn is het hof niet gebleken. De specifieke grief is ongegrond.
6. Wat de algemene grief betreft heeft de man - zo begrijpt het hof althans - ter toelichting aangevoerd dat de rechtbank niet (voldoende) rekening heeft gehouden met wezenlijke aspecten van de samenwoning/relatie tussen partijen, het destijds besteedbare gezinsinkomen, hun vermogensrechtelijke betrekkingen en de omstandigheid dat de man nog steeds aanmerkelijke betalingen ten behoeve van de vrouw verricht terwijl de vrouw haar financiële verplichtingen niet nakomt. Ook had de rechtbank acht moeten slaan op door een accountant opgestelde kasstroomoverzichten die namens de man ter zitting van 12 maart 2012 zijn overgelegd. Omdat de inkomsten uit het bedrijf van de man door de crisis onder druk staan wenst hij door het hof uitdrukkelijk in de gelegenheid te worden gesteld om voorafgaand aan de mondelinge behandeling alle benodigde gegevens over te leggen.
7. De vrouw heeft gesteld dat deze grief van de man zo ruim en allesomvattend is geformuleerd dat niet duidelijk is waarop het concrete bezwaar van de man tegen de beschikking waarvan beroep nu precies is gebaseerd. Zij constateert dat de man de hoogte van het gezinsinkomen, waar de door de rechtbank vastgestelde behoefte van de kinderen op is gebaseerd, niet weersproken heeft. Zij ontkent dat de man uitgaven te haren behoeve doet. De rechtbank heeft terecht de eerst ter zitting overgelegde kasstroomoverzichten buiten beschouwing gelaten, nog daargelaten dat de rechtbank ook op inhoudelijke, in de beschikking weergegeven gronden, aan deze overzichten voorbij is gegaan. Naar het inzien van de vrouw is de man wel in staat de opgelegde bijdrage te betalen.
8. Het hof overweegt op dit punt het volgende.
9. Uit hetgeen in een beroepschrift wordt gesteld moet duidelijk zijn, voor de wederpartij en het hof, op welke gronden de appellant van mening is dat de beroepen beschikking onjuist is, en een dergelijke grond dient naar behoren te worden onderbouwd voor zover dat niet reeds in de rechtbankprocedure is gebeurd. Wat de man thans in appel heeft aangevoerd schiet, gelet op die maatstaven, tekort. Het hof wijst in dit verband op de volgende punten:
- De man heeft geen draagkrachtberekening overgelegd, terwijl dit ingevolge de betreffende procesreglementen zowel bij de rechtbank als bij het hof voorgeschreven is. Hij heeft evenmin voldoende kenbaar de benodigde gegevens overgelegd om - zo het hof daartoe gehouden zou zijn - het hof in de gelegenheid te stellen zelf een voldoende betrouwbare draagkrachtberekening op te stellen. Het overleggen van enkele jaarstukken, al dan niet in concept, is daartoe, mede gelet op het volgende, niet voldoende.
- De door de man overgelegde stukken roepen meer vragen op dan zij beantwoorden. Zo wordt uit het jaarrapport 2011 over het bedrijf van de man (Fleurette Super Service v.o.f. (hierna: Fleurette)) niet duidelijk waarom de "Algemene kosten", die in 2010 € 16.935,- beliepen, in 2011 zijn opgelopen tot € 42.476,- (concept) dan wel € 37.286,- (definitief). Uit productie 3 bij de brief van mr. Van Maarwijck van 24 december 2012 komt overigens naar voren dat deze kosten over de eerste drie kwartalen van 2011 slechts € 3.942,- beliepen, hetgeen uitleg (die ontbreekt) vraagt over wat er te dien aanzien in het laatste kwartaal van 2011 is gebeurd. Ook blijkt daaruit dat deze kosten over de eerste drie kwartalen van 2012 zijn opgelopen tot € 38.166,-, hetgeen wederom (aanzienlijk) hoger zou zijn dan in 2011 het geval was. Ook hier ontbreekt een toelichting. Evenmin wordt duidelijk wat de bestemming is geweest van de privéopnamen door de man in 2011 tot een bedrag van € 251.031,-. Desgevraagd heeft mr. Van Maarwijck ter zitting gesteld dat deze opnamen zijn besteed aan bedrijfsactiviteiten in Fleurette, maar er zijn geen stukken overgelegd waaruit dat blijkt. Ook blijkt uit de overgelegde "Toelichting inkomen 2011" dat de waarde van de aandelen, die kennelijk via de bank/vermogensbeheerder Alex werden gehouden, in dat jaar met
€ 242.067,- is afgenomen, terwijl de rekening-courantschuld bij Alex met slechts € 150.308,- is verminderd; zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is niet duidelijk of en in hoeverre het verschil tussen beide bedragen als opname door de man is genoten of koers-/beleggingsverlies is.
10. Onder deze omstandigheden kan het hof niet vaststellen of de door de man overgelegde jaarstukken een getrouw beeld geven van hetgeen hij uit zijn bedrijf aan inkomen heeft genoten dan wel redelijkerwijs had kunnen genieten. Met name valt niet te beoordelen of er daadwerkelijk - zoals de man stelt - sprake is van een ernstige teruggang van de bedrijfsresultaten.
11. De man heeft weliswaar in zijn beroepschrift verzocht uitdrukkelijk in de gelegenheid te worden gesteld de benodigde gegevens voorafgaand aan de mondelinge behandeling over te leggen, maar dat verzoek is overbodig: uit de wet en het procesreglement volgt reeds dat de man die gelegenheid heeft, hetzij door overlegging van de benodigde gegevens bij het beroepschrift, hetzij later, doch uiterlijk tien dagen voor de mondelinge behandeling. De man heeft van die gelegenheid ook in zekere mate gebruik gemaakt, maar, zoals uit het bovenstaande blijkt, niet in voldoende mate. Dat blijft voor zijn rekening.
12. Waar de man voor het overige niet concreet heeft aangeduid waarom de berekening van de rechtbank van zijn draagkracht onjuist zou zijn ziet het hof geen aanleiding om van die berekening af te wijken. Volledigheidshalve stelt het hof nog vast dat de kasstroomoverzichten waarop de man zich beroept, die ter zitting van 12 maart 2012 zouden zijn overgelegd, zich niet bij de stukken bevinden en niet aan het overgelegde proces-verbaal van die zitting zijn gehecht. Deze omissie dient voor rekening van de man te blijven.
13. De man heeft geen kenbare grief geformuleerd tegen de vaststelling van de behoefte van de kinderen en van de draagkracht van de vrouw en tegen de draagkrachtvergelijking zoals door de rechtbank vastgesteld. Het hof neemt die dan ook over.
Slotsom
14. Op grond van het voorgaande dient de beschikking waarvan beroep te worden bekrachtigd.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikkingen waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, voorzitter, J.D.S.L. Bosch en A.W. Beversluis, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van
5 februari 2013 in het bijzijn van de griffier.