ECLI:NL:GHARL:2013:BZ1824

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
200.117.821 en 200.117.823
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de wettelijke schuldsaneringsregeling wegens ernstige schending van de informatieverplichting en de sollicitatieverplichting

In deze zaak gaat het om de tussentijdse beëindiging van de wettelijke schuldsaneringsregeling voor de appellanten [X] en [Y]. De rechtbank Almelo had op 27 november 2012 de schuldsaneringsregeling beëindigd, omdat [X] en [Y] in ernstige mate hun inlichtingenplicht en sollicitatieplicht hadden geschonden. Het hof heeft op 14 februari 2013 in hoger beroep de zaak behandeld. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 februari 2013 zijn beide appellanten verschenen, bijgestaan door hun advocaat mr. I. Mercanoglu. De bewindvoerder was niet ter zitting aanwezig.

De appellanten hebben een relatie gehad en samen drie minderjarige kinderen. [X] heeft sinds januari 2013 zelfstandige woonruimte en heeft in het verleden parttime gewerkt. [Y] heeft in december 2011 kort gewerkt en is vrijgesteld van de sollicitatieplicht in het kader van de WWB tot maart 2013. Beide appellanten hebben psychische problemen en hebben ondersteuning nodig bij hun financiële administratie.

De rechtbank had eerder al kansen geboden om de schuldsaneringsregeling weer op de rails te krijgen, maar [X] en [Y] hebben deze kansen niet benut. Het hof concludeert dat zij onvoldoende hebben gesolliciteerd en niet aan hun informatieplicht hebben voldaan. De persoonlijke omstandigheden van de appellanten, zoals gezondheidsklachten en een verbroken relatie, doen naar het oordeel van het hof onvoldoende af aan de ernst van hun verzuimen. Het hof bekrachtigt daarom het vonnis van de rechtbank en beëindigt de schuldsaneringsregeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM -LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof: 200.117.821 en 200.117.823
(insolventienummers rechtbank Almelo: R/130-131/11)
arrest van de eerste civiele kamer van 14 februari 2013
inzake
[X],
wonende te Zutphen,
appellant,
en
[Y],
wonende te Enschede,
appellante,
advocaat: mr. I. Mercanoglu.
1. Het geding in eerste aanleg
1.1 Bij vonnissen van de rechtbank Almelo van 1 maart 2011 is ten aanzien van appellanten (hierna te noemen: [X] en [Y]) de toepassing van de wettelijke schuld-saneringsregeling uitgesproken. Hierbij is tot rechter-commissaris benoemd mr. A.E. Zweers en tot bewindvoerder B.B. Oude Middendorp.
1.2 Bij vonnis van de rechtbank Almelo van 27 november 2012 is de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling ten aanzien van [X] en [Y] tussentijds beëindigd.
Het hof verwijst naar dat vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 Bij ter griffie van het hof op 3 december 2012 ingekomen verzoekschriften zijn [X] en [Y] in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis van 27 november 2012 en hebben zij het hof verzocht dat vonnis te vernietigen en, opnieuw recht doende, de wettelijke schuldsaneringsregeling voort te zetten.
2.2 Het hof heeft kennisgenomen van de verzoekschriften met bijlagen, de brief met bijlagen van 21 december 2012 in de zaak [Y] en de brief met bijlagen van 4 januari 2013 in de zaak [X], beide afkomstig van de bewindvoerder, de faxberichten met één bijlage van 29 januari 2013 en het faxbericht met bijlagen van 6 februari 2013, alle van mr. Mercanoglu en het faxbericht van 6 februari 2013 van de bewindvoerder.
2.3 De mondelinge behandeling van beide zaken heeft gevoegd plaatsgevonden op
7 februari 2013, waarbij [X] en [Y] in persoon zijn verschenen, bijgestaan door mr. Mercanoglu. De bewindvoerder is, na kennisgeving vooraf, niet ter zitting verschenen.
2.4 Gelet op artikel CIII van de Wet herziening gerechtelijke kaart (Staatsblad 2012, 313) wordt in deze voor 1 januari 2013 aanhangig gemaakte zaken uitspraak gedaan door het hof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem.
3. De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.1 Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is het hof het volgende gebleken.
[X], geboren op [geboortedatum], en [Y], geboren op [geboortedatum], hebben een relatie met elkaar gehad en tot (in) september 2012 met drie - thans nog minderjarige - kinderen een gezin gevormd. Deze kinderen wonen thans bij [Y].
[X] beschikt naar eigen zeggen sinds 2 januari 2013 over zelfstandige woonruimte.
Bij aanvang van de schuldsaneringsregeling is [X] een fulltime inspanningsplicht opgelegd. [Y] is toegestaan zich, in verband met de zorg voor drie kinderen onder de leeftijd van vijf jaar, bij haar inspanningen om betaalde arbeid te verwerven te richten op arbeid met flexibele werktijden, zoals de bezorging van kranten en folders, thuiswerken en werkzaamheden in de horeca. [X] heeft van 16 augustus 2011 tot in december 2011 (parttime) gewerkt voor Timing Uitzendbureau. [Y] heeft in december 2011 gedurende twee weken een parttime dienstverband gehad bij een schoonmaakorganisatie. Bij besluit van 20 november 2012 heeft de gemeente Enschede [Y] in het kader van de WWB tot
16 maart 2013 vrijgesteld van de sollicitatieplicht (en dus niet in het kader van de wettelijke schuldsaneringsregeling).
3.2 [X] heeft vanaf begin 2012 ondersteunende gesprekken gevoerd met een sociaal psychiatrisch verpleegkundige in verband met langdurige psychische problematiek. Daarna heeft een screenend psychologisch onderzoek plaatsgehad bij Mediant. [X] staat onder behandeling van een psychiater, die hem naar eigen zeggen ook behulpzaam is bij het beheer van zijn (financiële) administratie.
Ter zitting van het hof heeft [X] verklaard dat hem in oktober 2012 met terugwerkende kracht tot 6 januari 2012 een ZW-uitkering is toegekend.
[Y] staat sinds kort onder frequente behandeling (ten minste één keer per week) van een psychiater. Ten behoeve van [Y] is een indicatiebesluit voor 2 tot 3,9 uur Awbz-zorg per week afgegeven.
3.3 Bij tussenvonnis van 19 juni 2012 heeft de rechtbank Almelo, naar aanleiding van een verzoek van de bewindvoerder van 1 mei 2012 strekkende tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van [X] en [Y], het volgende geconcludeerd.
[X] en [Y] hebben in ieder geval hun inlichtingenplicht in ernstige mate geschonden door niet te reageren op verzoeken van de bewindvoerder om informatie te verstrekken en de bewindvoerder uit zichzelf niet te informeren over de voor de schuldsaneringsregeling van belang zijnde zaken, zoals het verwerven, zij het voor een korte periode, van betaalde arbeid door zowel [X] als [Y], en de behandeling van de psychische klachten van [X].
Om vast te kunnen stellen of [X] en [Y] eveneens hun inspanningsplicht niet zijn nagekomen of dat er psychische, psychosociale of lichamelijke klachten aan de nakoming ervan in de weg hebben gestaan en wellicht nog staan, heeft de rechtbank de zaak aangehouden tot de zitting van 18 september 2012, bij welke zitting zij nader wenst te worden geïnformeerd over de uitkomst van de onderzoeken door Mediant van [X] en over de voortgang van de behandeling van [Y]. Daartoe heeft de rechtbank [X] opgedragen uiterlijk 11 september 2012 de uitslag van de onderzoeken door Mediant van [X] en het behandelplan dat aan de hand daarvan is opgesteld over te leggen, alsmede een schriftelijke verklaring van een therapeut over de voortgang van de behandeling van de rugklachten van [Y]. Daarnaast heeft de rechtbank Logos verzocht uiterlijk
11 september 2012 de schriftelijke visie van Logos over te leggen over het functioneren van [X] en [Y], onder andere in hun gezinssituatie, en de mogelijkheden van [X] en [Y] om betaalde arbeid te verrichten.
3.4 Voorafgaande aan de zitting bij de rechtbank op 18 september 2012 heeft Logos kenbaar gemaakt dat de hulpverlening van Logos aan [X] en [Y] in april 2012 is overgedragen aan PITT Twente en dat Bureau Jeugdzorg de thuissituatie zal gaan observeren.
Op 6 augustus 2012 heeft PACT (Psychodiagnostiek en Advies Centrum Twente) een verslag uitgebracht omtrent een psychologisch onderzoek van [X]. Eén van de conclusies uit dat rapport is dat ten aanzien van [X] sprake is van complexe problematiek, bestaande uit een cognitief, gedragsmatig en sociaal-emotioneel aspect. Als advies heeft het PACT een verwijzing van [X] naar de ‘VG-poli’ gegeven.
3.5 Ter zitting van de rechtbank van 18 september 2012 heeft [Y] een rapport van A.H. Vrieler-Verwey, oefentherapeute Mensendieck, van 10 september 2012 overgelegd. Uit dat rapport blijkt dat de behandeling van [Y] voor lage rugklachten op 17 juli 2012 is afgerond, omdat de klachten van [Y] door de geboden ‘interventies’ zijn afgenomen en [Y] de haar geadviseerde oefeningen verder zelfstandig kan uitvoeren.
Volgens de verklaring van [Y] ter zitting van 18 september 2012 is er voor haar jongste twee kinderen (een tweeling) een aanvraag ingediend voor onderzoek door observatie bij Jarabee. [X] en [Y] hebben verklaard dat zij (nog) niet van PITT Twente hebben vernomen. [X] dient een arbeidsongeschiktheidsuitkering aan te vragen, maar hij heeft daarbij ondersteuning nodig.
Bij het naar aanleiding van de zitting van 18 september 2012 gewezen tussenvonnis van
2 oktober 2012 heeft de rechtbank haar beslissing aangehouden en de bewindvoerder verzocht uiterlijk 16 oktober 2012 de navolgende stukken over te leggen:
a) een schriftelijke verklaring over de ondersteuning bij het financieel beheer, die [X] en
[Y] reeds wordt geboden;
b) een schriftelijk oordeel of de reeds geboden ondersteuning bij het financieel beheer
voldoende is;
c) een schriftelijke verklaring over de stand van zaken ten aanzien van het aanvragen van
een arbeidsongeschiktheidsuitkering door [X];
d) een schriftelijk oordeel over de haalbaarheid van het nakomen door [Y] van de
inspanningsplicht en over de eventuele voorwaarden die moeten zijn vervuld, voordat
nakoming van de inspanningsplicht van [Y] gevergd kan worden.
3.6 Naar aanleiding van het tussenvonnis van 2 oktober 2012 heeft de bewindvoerder de rechtbank meegedeeld dat:
- de ondersteuning van [Y] (en in haar kielzog [X]) door PITT Twente op het gebied
van financieel beheer ontoereikend is en dat volgens hem beschermingsbewind [X] en
[Y] de benodigde ondersteuning bij het financieel beheer zou bieden;
- hij [X] heeft opgedragen hem uiterlijk 15 oktober 2012 te berichten over de aanvraag van
een arbeidsongeschiktheidsuitkering en dat hij niet van [X] heeft vernomen;
- hij [Y], vanwege haar stelling dat lichamelijke klachten en de zorg voor haar drie
kinderen haar verhinderen betaalde arbeid te verrichten, heeft opgedragen hem uiterlijk
15 oktober 2012 te berichten over een door [Y] aan de gemeente te richten verzoek om
verlening van een (tijdelijke) vrijstelling van de sollicitatieplicht en dat hij niet van
[Y] heeft vernomen.
3.7 De rechtbank heeft bij het thans bestreden vonnis van 27 november 2012 de wettelijke schuldsaneringsregeling ten aanzien van [X] en [Y] tussentijds beëindigd en daarbij het volgende overwogen.
[X] en [Y] zijn, hoewel deugdelijk opgeroepen, niet ter zitting van 20 november 2012 verschenen. Door onder andere niet bij die zitting te verschijnen en een reactie te geven op hetgeen de bewindvoerder heeft gesteld, hebben [X] en [Y] in ernstige mate hun inlichtingenplicht geschonden. Deze plicht zijn zij eveneens niet nagekomen door de bewindvoerder, in het geval van [X], niet te informeren over de aanvraag van een arbeidsongeschiktheidsuitkering, en, in het geval van [Y], door de bewindvoerder niet te informeren over het verwerven van een sollicitatievrijstelling.
Hoewel [X] en [Y] - nog steeds volgens de rechtbank - wellicht niet in staat zijn hun financieel beheer zelfstandig uit te voeren, dienen zij in ieder geval te voldoen aan de inlichtingenplicht uit de schuldsaneringsregeling. Bovendien lag het op de weg van [X] en [Y] om (ook) zelf op zoek te gaan naar extra ondersteuning bij het voeren van hun financieel beheer.
De rechtbank oordeelde voorts dat [Y] haar inspanningsplicht niet is nagekomen, nu zij geen bewijzen van inspanning om betaalde arbeid te verwerven en geen bewijzen van arbeidsongeschiktheid, bijvoorbeeld in de vorm van een sollicitatievrijstelling, van de gemeente, heeft overgelegd.
Vanaf het verzoek tot tussentijdse beëindiging tot op heden zijn diverse kansen geboden aan [X] en [Y] om hun schuldsaneringsregeling weer ‘op de rails te krijgen’, maar zij hebben deze kansen niet ‘gegrepen’, aldus de rechtbank.
3.8 Het hof is van oordeel dat mede op grond van de hiervoor onder 3.1 tot en met 3.6 genoemde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk is geworden dat [X] en [Y] vanaf het moment dat zij werden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsrege-ling niet, althans in onvoldoende mate, hebben gesolliciteerd, hoewel zij herhaaldelijk door de bewindvoerder en ook door de rechtbank zijn gewezen op hun sollicitatieverplichting en de wijze waarop zij aan deze verplichting inhoud dienden te geven. Daarbij is van belang dat gesteld noch gebleken is dat [X] en [Y] gedurende de looptijd van hun schuldsaneringsregeling een verzoek tot ontheffing van hun inspanningsverplichting in het kader van de wettelijke schuldsaneringsregeling hebben gedaan, zodat zij geacht werden beschikbaar te zijn voor de arbeidsmarkt en de sollicitatieactiviteiten zouden leveren die daarbij van hen verwacht mochten worden. Voorts is aan [X] en [Y] gedurende de looptijd van hun schuldsaneringsregeling menig kans geboden om alsnog op de voorgeschreven wijze aan hun sollicitatieplicht te voldoen. [X] en [Y] hebben deze kansen niet, dan wel in onvoldoende mate, gegrepen.
Naar het oordeel van het hof levert het voorgaande reeds voldoende grond op om de wettelijke schuldsaneringsregeling ten aanzien van [X] en [Y] tussentijds te beëindigen.
3.9 Voorts is het hof van oordeel dat [X] en [Y] hun uit de wettelijke schuldsaneringsregeling voortvloeiende informatieplicht niet naar behoren zijn nagekomen. Gelijk het hof hiervoor heeft overwogen ten aanzien van de sollicitatieplicht, geldt dat [X] en [Y] meermalen door de bewindvoerder en de rechtbank zijn gewezen op deze, voor de schuldsaneringsregeling essentiële, verplichting. Het hof acht in voldoende mate komen vast te staan dat [X] en [Y] niet, dan wel onvoldoende, gevolg hebben gegeven aan hun verplichting de bewindvoerder gevraagd én ongevraagd te informeren over zaken die voor een correct verloop van hun schuldsaneringsregeling van belang zijn. Ter zitting van het hof werd dit (ten aanzien van [X]) nog eens bevestigd door de verklaring van [X] dat hij de bewindvoerder niet in kennis heeft gesteld van het feit dat hij begin januari 2013 zelfstandige woonruimte heeft betrokken. Het daartoe opgestelde huurcontract heeft [X] evenmin aan de bewindvoerder doen toekomen.
Ook op grond van het voorgaande dient de wettelijke schuldsaneringsregeling ten aanzien van [X] en [Y] tussentijds te worden beëindigd.
3.10 De door [X] en [Y] aangevoerde persoonlijke omstandigheden - naast hun gezondheidsklachten hebben zij onder meer gewezen op hun verminderde intelligentie ([X] heeft een IQ van 72, [Y] een IQ van 82), hun in september 2012 verbroken relatie, de problemen ten aanzien van hun kinderen en de ernstig verstoorde verstandhouding tussen hen en de bewindvoerder - doen naar het oordeel van het hof onvoldoende af aan de ernst van de door [X] en [Y] begane verzuimen. Daarbij acht het hof van belang dat [X] en [Y] ondanks de eerder ten behoeve van hen ingezette hulp en begeleiding en de hen reeds geboden kansen niet in staat zijn gebleken zich te houden aan de uit de wettelijke schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen.
3.11 Het hoger beroep van [X] en [Y] faalt derhalve. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd.
4. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Almelo van 27 november 2012.
Dit arrest is gewezen door mrs. Ch.E. Bethlem, H.L. Wattel en J.P. Fokker, en is op
14 februari 2013 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.