ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0746
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Geldvordering en verrekening in zakelijke relatie met stelplicht en eindafrekening
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 februari 2013, gaat het om een geschil tussen twee partijen die in de jaren 2005-2008 een zakelijke relatie hebben onderhouden. Na beëindiging van deze samenwerking heeft de appellante, [appellante], facturen gestuurd aan de geïntimeerde, [geïntimeerde], ter hoogte van € 37.024,34. De appellante heeft in een brief van 14 december 2008 een laatste aanmaning gestuurd, waarin zij aankondigde dat bij uitblijven van betaling de vordering ter incasso zou worden uitbesteed. De geïntimeerde heeft hierop gereageerd met een overzicht van zijn eigen vorderingen, waarbij hij een bedrag van € 8.838,99 noemde dat hij aan de appellante verschuldigd zou zijn.
Tijdens de comparitie bleek dat het geschil onduidelijk was en dat de appellante niet aan haar stelplicht had voldaan. Het hof oordeelde dat de appellante onvoldoende had onderbouwd welke werkzaamheden zij had verricht en dat zij niet had voldaan aan de verplichting om haar vordering te specificeren. De geïntimeerde had op zijn beurt ook geen afdoende betwisting van de vordering van de appellante gepresenteerd. Het hof concludeerde dat de appellante alsnog aan haar verplichtingen had voldaan door een spreadsheet over te leggen met een gedetailleerde berekening van haar vordering.
Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank te Leeuwarden van 6 juli 2011, behoudens de proceskostenveroordeling, en veroordeelde de geïntimeerde om aan de appellante een bedrag van € 35.385,57 te betalen, vermeerderd met rente. De proceskosten in hoger beroep werden eveneens aan de geïntimeerde opgelegd. Dit arrest werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof bekrachtigde het vonnis voor het overige.