ECLI:NL:GHARL:2013:BY9392
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs van velling van inlandse eiken
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 januari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Zutphen. De verdachte, directeur van een landgoed, was beschuldigd van het onrechtmatig vellen van een aantal inlandse eiken zonder de vereiste kennisgeving volgens de Boswet. De tenlastelegging betrof het vellen van ongeveer dertien eiken in de periode van 1 december 2008 tot en met 6 februari 2009, waarbij de verdachte stelde dat hij handelde volgens het beheersplan en dat er geen sprake was van velling, maar van dunning.
Tijdens de rechtszittingen zijn verschillende getuigen-deskundigen gehoord, waaronder inspecteur Cruijsen, die de kap van de bomen als velling kwalificeerde, en andere deskundigen die stelden dat er geen sprake was van velling, maar van goed bosrandbeheer. Het hof heeft vastgesteld dat er geen melding was gedaan van de kap van de bomen en dat de deskundigen verschillende visies hadden over de situatie. Het hof oordeelde dat de bewijsvoering onvoldoende was om te concluderen dat de verdachte het tenlastegelegde had begaan.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen. Het hof concludeerde dat niet buiten redelijke twijfel kon worden gesteld dat er sprake was van velling, anders dan door dunning, en dat de verdachte daarom niet strafbaar was. De uitspraak is gedaan door een collegiaal hof, met mr. J.A.W. Lensing als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.