ECLI:NL:GHARL:2013:BY9270

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.093.690
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding van werkgever aan werknemers in verband met tekort in geldautomaat

In deze zaak heeft G4S Cash Solutions B.V. (hierna: G4S) in hoger beroep een vordering ingesteld tegen [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] wegens een tekort van € 15.000,- in een geldautomaat, dat op 2 november 2009 is ontstaan. G4S heeft dit bedrag aan ING voldaan en vordert nu hoofdelijke terugbetaling van de geïntimeerden, die als medewerkers verantwoordelijk waren voor het vullen van de geldautomaat. De kantonrechter had in eerste aanleg de vordering van G4S afgewezen, wat G4S heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.

In het hoger beroep heeft G4S negen grieven aangevoerd, waarbij zij onder andere aanvoert dat de geïntimeerden zich niet aan de geldende procedures hebben gehouden, waaronder het 'vier-ogen principe' en de 'dubbele telling'. De geïntimeerden hebben verweer gevoerd en geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis van de kantonrechter. Het hof heeft vastgesteld dat G4S niet heeft aangetoond dat de geïntimeerden opzettelijk of roekeloos hebben gehandeld, en dat de schending van de interne regels niet als roekeloos kan worden gekwalificeerd. Het hof heeft daarbij verwezen naar artikel 7:661 BW, dat bepaalt dat een werknemer niet aansprakelijk is voor schade aan de werkgever, tenzij deze schade het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid.

Uiteindelijk heeft het hof de grieven van G4S verworpen en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd. G4S is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Dit arrest is gewezen op 8 januari 2013 door de rechters E.J. van der Poel, E.B. Knottnerus en G.P.M. van den Dungen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
zittingsplaats Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.093.690
(zaaknummer rechtbank Utrecht, sector kanton, locatie Utrecht 693111)
arrest van de derde kamer van 8 januari 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
G4S Cash Solutions B.V.,
voorheen Group 4 Securicor Cash Services B.V. genaamd,
gevestigd te Utrecht,
appellante,
advocaat: mr. A.G.M. Lieshout,
tegen:
1. [geïntimeerde sub 1],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. G. de Gelder,
en
2. [geïntimeerde sub 2],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. J.B. Bogaart.
Appellante zal hierna “G4S” worden genoemd. Geïntimeerde sub 1 zal hierna “[geïntimeerde sub 1]” en geïntimeerde sub 2 “[geïntimeerde sub 2]” worden genoemd.
1. Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 28 juli 2010 en 1 juni 2011 die de kantonrechter (rechtbank Utrecht, sector kanton, locatie Utrecht) tussen G4S als eiseres en [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] als gedaagden heeft gewezen.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 G4S heeft bij exploot van 26 augustus 2011 [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] aangezegd van dat vonnis van 1 juni 2011 in hoger beroep te komen, met dagvaarding van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] voor dit hof.
2.2 Bij memorie van grieven heeft G4S negen grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en heeft zij bewijs aangeboden. G4S heeft gevorderd dat het hof bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het bestreden vonnis zal vernietigen en, zelf opnieuw recht doende, de vorderingen in eerste aanleg van G4S jegens [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 1] alsnog integraal zal toewijzen, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, en [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 1] hoofdelijk in de kosten van beide instanties zal veroordelen.
2.3 Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde sub 2] verweer gevoerd en heeft hij bewijs aangeboden. [geïntimeerde sub 2] heeft geconcludeerd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bekrachtigen en G4S zal veroordelen in de kosten van dit hoger beroep, een en ander uitvoerbaar bij voorraad.
2.4 Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde sub 1] verweer gevoerd en heeft hij bewijs aangeboden. [geïntimeerde sub 1] heeft geconcludeerd dat het hof G4S in haar hoger beroep niet-ontvankelijk zal verklaren, althans haar de vordering zal ontzeggen als onvoldoende gegrond en bewezen, met veroordeling [geïntimeerde sub 1], zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten (het hof begrijpt:) van het geding in hoger beroep.
2.5 Vervolgens heeft ieder van partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest en heeft het hof arrest bepaald.
3. De vaststaande feiten
3.1 [geïntimeerde sub 1] is op 3 september 2007 als medewerker ATM (Automatic Teller Machine)/Geld-Waardetransport op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van één jaar voor 40 uur per week bij G4S in dienst getreden.
3.2 [geïntimeerde sub 2] is op 2 november 2009 als medewerker ATM bij G4S in dienst getreden.
3.3 Een medewerker ATM is in steeds van samenstelling wisselende tweetallen verantwoordelijk voor het beheer van geldautomaten. De medewerker vult geldautomaten, leegt geldautomaten, verzorgt rapportages en verhelpt storingen. Bij dit vullen van de geldautomaat dient een medewerker ATM volgens de geldende regels van G4S de volgende procedure te volgen:
a. bij het openen van de geldautomaat wordt de zogenaamde journaalrol verwijderd;
b. de in de geldautomaat aanwezige biljetten worden per soort geteld, waarna de aantallen
op het zogenoemde G-162 formulier worden genoteerd;
c. het aanwezige geld in de aflegbak, zijnde de bak waarin onder andere de gevouwen en/of
beschadigde bankbiljetten terechtkomen, wordt per soort geteld, waarna de aantallen
op het G-162 formulier worden genoteerd;
d. aan de hand van de journaalrol noteren de medewerkers het aantal bankbiljetten in de
geldautomaat op het moment van de ingebruikstelling door het vorige ATM team;
e. aan de hand van het verschil tussen c. en d. wordt het bedrag dat de automaat heeft
uitgegeven berekend, waarna dit op het G-162 formulier wordt genoteerd;
f. aan de hand van de journaalrol wordt het uitgegeven bedrag gecontroleerd, waarna dit op
het G-162 formulier wordt genoteerd. Het bedrag dient gelijk te zijn aan het onder e.
berekende bedrag. Bij verschillen wordt door de medewerkers contact opgenomen met de
vestiging. Van het verschil wordt op het G-162 formulier aantekening gemaakt;
g. de sealbag of de koffer met bankbiljetten (de subsidie) wordt geopend, de bankbiljetten
worden geteld, waarna de getelde aantallen worden vergeleken met de op het
verzendbewijs van de bank genoteerde aantallen. Tussen de aantallen mag geen verschil
bestaan;
h. de hoogte van de subsidie wordt op het G-162 formulier genoteerd, waarna de
geldautomaat met de subsidie wordt gevuld;
i. het reeds in de geldautomaat aanwezige bedrag (c.) vormt met de subsidie (h.) het nieuwe
saldo op het moment dat de geldautomaat in gebruik wordt gesteld. Dit saldo wordt
berekend, op het G-162 formulier ingevuld en in de geldautomaat ingevoerd.
3.4 G4S hanteert 30 zogenoemde “gouden regels”, waaraan een medewerker ATM zich in de uitoefening van zijn werkzaamheden dient te houden. Deze regels zijn op enig moment gedurende het dienstverband van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] aan hen uitgereikt. Een van deze regels luidt als volgt:
“5. Iedere telling dient plaats te vinden onder het zogenaamde “vier-ogen principe”. Daarnaast dient op iedere cassettevulling de zogenaamde “dubbele telling” te worden toegepast.”
3.5 Op 2 november 2009 hebben [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] een geldautomaat van ING in Harmelen met geld gevuld.
3.6 Bij brief van 25 november 2009 heeft ING aan G4S het volgende bericht:
“Onderwerp
Aansprakelijkheidsstelling/claim
Geachte dames en heren,
Deze aansprakelijkheidsstelling komt voort uit een negatief verschil in ATM..
Gegevens:
Automaatnummer: (…)
Kasopmaak d.d. 02-11-2009
Verschil € 15.000,=
Ik verzoek u derhalve om zo spoedig mogelijk het bedrag ad € 15.000,= over te maken op onze bankrekening (…) t.n.v. ING Bank NV Servicedesk Cash o.v.v. ING dossiernr. (…).”
3.7 Op 3 november 2009 heeft [geïntimeerde sub 2] zijn arbeidsovereenkomst met G4S met ingang van 4 november 2009 opgezegd.
3.8 G4S heeft [geïntimeerde sub 1] in verband met zijn mogelijke betrokkenheid bij het sinds
2 november 2009 vermiste bedrag van € 15.000,- met ingang van 7 december 2009 vrijgesteld van werk.
3.9 In navolging van de in rechtsoverweging 3.6 vermelde brief van ING heeft G4S een door de afdeling Security & Risk Management te verrichten intern onderzoek ingesteld. In de interne onderzoeksrapportage van 8 december 2009 staat, voor zover hier van belang, vermeld:
“Resumé:
Tijdens de servicing van 2 november 2009 is er op genoemde locatie een verschil ontstaan van € 15.000,-. Uit het onderzoek en de logfiles is komen vast te staan dat het bedrag van
€ 15.000,- vermist wordt en dat deze vermissing tijdens de servicing van 2 november 2009 is ontstaan. Beide (ex) medewerkers (opmerking hof: bedoeld zijn [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2]) verklaren daarnaar gevraagd, dat zij niets met de vermissing te maken hebben.”
3.10 G4S heeft aan ING een schadevergoeding van € 15.000,- voldaan.
3.11 G4S heeft de op 3 maart 2010 eindigende arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met [geïntimeerde sub 1] in verband met zijn mogelijke betrokkenheid bij het sinds 2 november 2009 vermiste bedrag van € 15.000,- niet verlengd.
4. De motivering van de beslissing in hoger beroep
4.1 In deze zaak gaat het – kort weergegeven – om het volgende. G4S heeft in verband met een op 2 november 2009 ontstaan tekort in een door haar te vullen geldautomaat van ING te Harmelen € 15.000,- aan ING voldaan. In de onderhavige procedure heeft zij dit bedrag hoofdelijk van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente, met veroordeling van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] in de kosten van de procedure en de nakosten.
4.2 G4S heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat het wegnemen van het bedrag en/of het niet in acht nemen van het “vier-ogen principe” valt te kwalificeren als onrechtmatige daad (in groepsverband) in de zin van artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: “BW”) in verbinding met artikel 6:162 BW c.q. als toerekenbare tekortkoming, waaronder begrepen een ernstige schending van goed werknemerschap ex artikel 7:611 BW. Voor hoofdelijke aansprakelijkheid is volgens G4S aanleiding op grond van de artikelen 6:102 BW en 6:166 BW. [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] zijn ook aansprakelijk op grond van artikel 7:661 BW. Er zijn drie scenario’s mogelijk:
a. [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 1] hebben het geld samen weggenomen;
b. [geïntimeerde sub 2] heeft het geld weggenomen of
c. [geïntimeerde sub 1] heeft het geld weggenomen, aldus G4S. Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter de vordering afgewezen en G4S veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2].
4.3 G4S is van dat vonnis in hoger beroep gekomen. Zij heeft daartegen negen grieven gericht. Het hof zal de grieven (deels) gezamenlijk behandelen.
4.4 G4S heeft geen grieven gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat zij niet kan aantonen dat [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] gezamenlijk, ofwel [geïntimeerde sub 1] alleen, ofwel [geïntimeerde sub 2] alleen zich het geld hebben/heeft toegeëigend en dat daardoor in het midden moet blijven wie het geld, eventueel buiten medeweten van de ander, heeft weggenomen. Het hof gaat er daarom vanuit dat van opzet aan de zijde van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] geen sprake is. Ten aanzien van de vraag of de geleden schade het gevolg van bewuste roekeloosheid van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] is, overweegt het hof het volgende.
4.5 In artikel 7:661 lid 1 BW is bepaald dat de werknemer die bij de uitvoering van de overeenkomst schade toebrengt aan de werkgever te dier zake niet jegens de werkgever aansprakelijk is, tenzij de schade een gevolg is van zijn opzet of bewuste roekeloosheid. Uit de omstandigheden van het geval kan blijkens het artikel, mede gelet op de aard van de overeenkomst, anders voortvloeien.
4.6 Blijkens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is van bewuste roekeloosheid in de zin van artikel 7:661 BW sprake, indien de werknemer onmiddellijk voorafgaand aan het schadetoebrengend voorval daadwerkelijk besefte dat hij zich daarvan in verband met de aanmerkelijke kans op verwezenlijking van het daardoor in het leven geroepen gevaar had behoren te onthouden. Het artikel strekt, zo is uit die jurisprudentie af te leiden, ertoe de werknemer te beschermen door bij de aan zijn schuld te stellen eisen rekening te houden met het ervaringsfeit dat de dagelijkse omgang hem er licht toe zal brengen niet alle voorzichtigheid in acht te nemen die ter voorkoming van schadetoebrengende voorvallen geraden is (vgl. Hoge Raad 14 oktober 2005, LJN AU2235 en Hoge Raad 1 februari 2008, LJN BB6175).
4.7 De bedrijfsvoering van G4S is, zo stelt G4S, maximaal erop gericht om fraude te voorkomen. G4S kent een professionele afdeling security, screent toekomstige medewerkers zorgvuldig, geeft iedere medewerker een basisopleiding, waarin uitdrukkelijk wordt gewezen op het in de arbeidsovereenkomst geïncorporeerde vier-ogen principe, werkt medewerkers in door een mentor en voorkomt blind vertrouwen door medewerkers zodanig in te roosteren dat zij niet regelmatig met elkaar samenwerken. Werknemers worden voortdurend gewezen op het naleven van de regels en bij met een zekere regelmaat terugkerende bijeenkomsten voor het personeel wordt aan “de gouden regels” expliciet aandacht besteed, aldus G4S. [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] betwisten de stellingen van G4S.
4.8 G4S heeft naar het oordeel van het hof onvoldoende gemotiveerd de stelling van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] betwist dat de regel ter zake van het “vier-ogen principe” en de “dubbele telling” in de praktijk niet of nauwelijks werd nageleefd. Zij stelt slechts dat dit bij haar niet bekend en onacceptabel is. Bovendien staat vast dat G4S aan het vullen van een geldautomaat een bepaalde tijd heeft verbonden die, naar aannemelijk is geworden, in de praktijk te kort was. G4S stelt weliswaar dat zij haar werknemers niet op snelheid, maar op veiligheid afrekent, maar voegt daaraan toe dat het voortdurend langer dan anderen over de route doen wel als aandachtspunt in een evaluatie aan de orde komt.
4.9 Hoewel volgens G4S de regel ter zake van het “vier-ogen principe” en de “dubbele telling” binnen haar organisatie werd benadrukt, heeft G4S niet, althans onvoldoende onderbouwd gesteld dat ter voorkoming van veronachtzaming van die regel op de naleving daarvan nauwlettend werd toegezien. Anders dan G4S aanvoert, acht het hof de voordurende roulatie in de samenstelling van de teams en het wijzen op de regels daartoe onvoldoende. Het ligt voor de hand dat een werknemer, die zelf de screenings- en opleidingsprocedure van G4S heeft doorlopen en aldus daarvan op de hoogte is, in de dagelijkse praktijk is geneigd op zijn/of haar collega te vertrouwen. Bovendien hanteerde G4S ten tijde van het incident “30 gouden regels”, zodat de kans bestond dat onvoldoende duidelijk was dat de regel ter zake van het “vier-ogen principe” en de “dubbele telling” prioriteit had. Dat G4S na de aanvang van het dienstverband specifieke aandacht vestigde op de regels ter zake van het “vier-ogen principe” en de “dubbele telling”, is evenmin gesteld noch gebleken. De mogelijkheid tot andere controlemiddelen daargelaten, behoefde de beperkte omvang van de ATM-ruimte, waarop G4S wijst, daaraan in ieder geval niet de weg te staan.
4.10 Gelet op de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden kan de schending van de eerdergenoemde gouden regel(s) op 2 november 2009 door [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] niet als roekeloos worden gekwalificeerd. De gedraging kan hooguit een kans op het ontstaan van fraude betekenen. In het licht van de overige door 4GS omschreven maatregelen ter voorkoming van fraude, is echter gesteld noch gebleken dat van een aanmerkelijke kans sprake is geweest.
4.11 Ook indien als juist wordt aangenomen dat de bedrijfsvoering van G4S op het voorkomen van de thans voorgevallen fraude is gericht, zoals G4S blijkens hetgeen hiervoor in rechtsoverweging 4.7 is weergegeven heeft gesteld, hetgeen overigens door de betwisting van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] niet vast staat, dan heeft G4S onvoldoende feiten of omstandigheden gesteld die meebrengen dat [geïntimeerde sub 1] of [geïntimeerde sub 2] zich tijdens de onmiddellijk aan het schadetoebrengend voorval (het wegnemen van € 15.000,-) voorafgaande gedraging (de schending van de regels ter zake van het “vier-ogen principe” en de “dubbele telling”), mede gelet op de korte tijd, die in de praktijk voor het vullen van de automaat beschikbaar was, zich van het roekeloze karakter daarvan daadwerkelijk bewust zijn geweest.
4.12 Ook indien het hof er veronderstellenderwijze van zou uitgaan dat [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2], onafhankelijk van de door G4S gestelde tekortkoming bij de uitvoering van de arbeidsovereenkomst, onrechtmatig hebben gehandeld, zoals G4S onder punt 26 van haar memorie van grieven heeft omschreven, dient de hiervoor vermelde maatstaf van artikel 7:661 BW in acht te worden genomen (Hoge Raad 2 maart 2007, LJN AZ3535). Ditzelfde geldt ook indien sprake zou zijn van een aan [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] verweten onrechtmatige daad, die in zodanig verband staat met de uitvoering van de arbeidsovereenkomst, dat de strekking van artikel 7:661 BW zich tegen een verdergaande aansprakelijkheid verzet. Hierop stuit het beroep van 4GS op artikel 6:162 BW, 6:166 BW en 6:102 BW af.
4.13 G4S heeft geen feiten of omstandigheden te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, tot een ander oordeel zouden kunnen leiden. Het door haar gedane bewijsaanbod wordt daarom gepasseerd.
5. Slotsom
5.1 De grieven falen, zodat het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd.
5.2 Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof G4S in de kosten van het hoger beroep veroordelen.
5.3 De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde sub 1] zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 649,-
en
- voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief:
1 punt x tarief II € 894,-.
5.4 De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde sub 2] zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 649,-
en
- voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief:
1 punt x tarief II € 894,-.
6. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter te Utrecht van 1 juni 2011;
veroordeelt G4S in de kosten van het hoger beroep,
tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde sub 1] vastgesteld op € 649,- voor griffierecht en op € 894,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief,
tot aan deze uitspraak aan zowel de zijde van [geïntimeerde sub 2] vastgesteld op € 649,- voor griffierecht en op € 894,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief,
verklaart dit arrest, voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft, uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.J. van der Poel, E.B. Knottnerus en G.P.M. van den Dungen en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
8 januari 2013.