ECLI:NL:GHARL:2013:BY9127

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-003444-11
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens feitelijk leiding geven aan het zonder vergunning uitvoeren van tritium(gas)

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 januari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Arnhem. De verdachte, directeur van [B.V. X], is veroordeeld voor feitelijk leidinggeven aan het zonder vergunning uitvoeren van tritium(gas). De tenlastelegging betrof het handelen in strijd met de Algemene douanewet en het Besluit strategische goederen, waarbij de verdachte op of omstreeks 7 augustus 2008 in de gemeente Haarlemmermeer samen met anderen tritium heeft uitgevoerd zonder de vereiste vergunning. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en is tot een andere bewijsbeslissing gekomen. De verdachte heeft betoogd dat hij niet opzettelijk heeft gehandeld en dat hij in een verontschuldigbare onbewustheid verkeerde over de noodzaak van een vergunning. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte onvoldoende zorg heeft betracht om na te gaan of de benodigde vergunning aanwezig was en dat hij zich niet kon beroepen op rechtsdwaling. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 10.000,-, met een proeftijd van twee jaar. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die 72 jaar oud is en niet eerder is veroordeeld. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van bestuurders van rechtspersonen om te zorgen voor naleving van wet- en regelgeving, vooral in gevallen die betrekking hebben op gevoelige goederen zoals tritium.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003444-11
Uitspraak d.d.: 22 januari 2013
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrest van de economische kamer
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Arnhem van 29 augustus 2011 in de strafzaak tegen
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adresgegevens].
Het hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 8 januari 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr A. Klaassen, advocaat te Bunschoten, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
[B.V. X] op of omstreeks 07 augustus 2008, in de gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een of meer rechtsperso(o)n(en) en/of een of meer natuurlijk(e) perso(o)n(en), althans alleen, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met in artikel 3:1 van de Algemene douanewet in verband met artikel 2 van het Besluit strategische goederen, immers heeft/hebben [B.V. X] en/of haar mededader(s), 5x10 Ci (1850GBq) en/of 1x50 Ci (1850GBq), althans een hoeveelheid, van het product tritium en/of tritium-gas, zijnde een goed vermeld op bijlage I, te weten de Lijst van producten en technologie voor tweeërlei gebruik, behorende bij artikel 3 lid 1 van de Verordening (EG) nr. 1334/2000 van de Raad, uitgevoerd terwijl zij daarvoor niet de vereiste vergunning had/hadden, zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven tot de/het vorenvermelde strafbare feit(en), althans feitelijk leiding heeft gegeven aan vorenvermelde verboden gedraging(en).
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De raadsman heeft betoogd dat aan de verdachte alleen is tenlastegelegd dat hij opzettelijk heeft gehandeld en zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan het plegen van een misdrijf. Volgens de raadsman blijkt niet dat ook is bedoeld aan de verdachte ten laste te leggen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een overtreding.
Het hof is, anders dan de raadsman, van oordeel dat de tenlastelegging – overeenkomstig de bedoeling van de steller van de tenlastelegging en overeenkomstig de gebruikelijke gedragslijn bij de interpretatie van tenlasteleggingen ter zake van feiten die zijn strafbaar gesteld in de Wet op de economische delicten – aldus dient te worden uitgelegd dat aan de verdachte zowel de misdrijf- als de overtredingsvariant is tenlastegelegd, waarbij de overtreding als impliciet subsidiair feit in de tenlastelegging is opgenomen. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gerquireerd dat tot een bewezenverklaring kan worden gekomen en dat de verdachte het feit opzettelijk heeft begaan.
Standpunt raadsman
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte geen (voorwaardelijk) opzet had om tritium(gas) zonder vergunning Nederland uit te voeren.
Voorts is betoogd dat de Verordening (EG) Nr. 1334/2000 van de Raad van 22 juni 2000
tot instelling van een communautaire regeling voor controle op de uitvoer van producten en
technologie voor tweeërlei gebruik slechts betrekking heeft op een hoeveelheid van 40 Ci of meer, zodat de verdachte ten minste voor een deel van de tenlastegelegde feiten dient te worden vrijgesproken aangezien daarin ook 5 hoeveelheden van 10 Ci zijn opgenomen.
Oordeel hof
Uit het dossier blijkt dat de verdachte, als directeur van [B.V. X], het transport van een hoeveelheid tritium(gas) heeft uitbesteed aan het bedrijf [B.V. Y]. De verdachte heeft met [getuige] (eigenaar van [B.V. Y]) gecorrespondeerd over de vereisten die nodig zijn voor een rechtsgeldig transport van de goederen. De verdachte heeft onder meer gevraagd of een uitvoervergunning nodig was, maar blijkens de correspondentie heeft hij op die vraag nimmer een expliciet antwoord gekregen. De verdachte heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat hij niet wist of een dergelijke vergunning nodig was, maar dat hij mede om die reden hulp had gezocht van [B.V. Y] als in zijn ogen deskundig bedrijf. De verdachte wist wel dat voor de invoer geen vergunning nodig was en dat [getuige] in de mailwisseling slechts heeft gesproken over een melding van het transport bij Senter Novum.
Anders dan de advocaat-generaal vermag het hof uit het gesprek dat de verdachte in 2007
– naar aanleiding van een stopzetting door de douane van een zending vergunningplichtig tritrium naar Iran waarvan [B.V. X] de toeleverancier was – heeft gevoerd met de opsporingsambtenaren niet af te leiden dat de verdachte vanaf dat moment wist dat een uitvoervergunning nodig was bij het uitvoeren van dit soort producten, ongeacht de bestemming.
Het hof heeft op grond van voorgaande gang van zaken niet de overtuiging bekomen dat de verdachte bewust de kans dat het tritium(gas) zonder vergunning uitgevoerd zou worden heeft aanvaard of op de koop toe heeft genomen. De verdachte is er van uit gegaan dat een vergunning, zo die vereist was, door [getuige] (aan wiens bedrijf het transport was uitbesteed) zou worden aangevraagd en dat deze t.t.v. de export aanwezig zou zijn.
Aldus is het hof van oordeel dat de verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het zonder vergunning uitvoeren van het betreffende tritium(gas). Uit bewijsmiddelen kan immers niet worden afgeleid dat hij het niet-aanwezig zijn van de vergunning bewust op de koop toe heeft genomen.
Naar het oordeel van het hof is bewezen dat [B.V. X] tritium(gas) heeft geëxporteerd, terwijl de daarvoor benodigde vergunning ontbrak (de overtreding).
De vraag rijst of deze (verboden) gedraging in redelijkheid aan een rechtspersoon kan worden toegerekend. Het antwoord op die vraag is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waarbij een belangrijk oriëntatiepunt is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Een dergelijke gedraging kan in beginsel worden toegerekend aan de rechtspersoon.
Blijkens de bedrijfsomschrijving van het Uittreksel van de Kamer van Koophandel van [B.V. X] van 17 juli 2009 houdt de B.V. zich bezig met handel, in- en verkoop, import en export daaronder begrepen, van medische, chemische en technische producten. Een transport van tritium(gas) valt binnen deze omschrijving, terwijl het transport de B.V. dienstig was en de B.V. erover mocht beschikken of het transport al dan niet zou plaatsvinden. Het hof is op grond van voorgaande van oordeel dat het zonder benodigde vergunning uitgevoerde transport aan de rechtspersoon [B.V. X] kan worden toegerekend.
De verdachte, blijkens het Uittreksel van de Kamer van Koophandel van [B.V. X] van 17 juli 2009, de enige bestuurder van het bedrijf en als zodanig alleen/zelfstandig bevoegd, was bevoegd en redelijkerwijs gehouden om de verboden gedraging te voorkomen. De verdachte heeft zich, door in die hoedanigheid onvoldoende
navraag te (blijven) doen over de vraag of de vergunning indien nodig inderdaad ook was afgegeven en informatie in te winnen, als opdrachtgever schuldig gemaakt aan de tenlastegelegde overtreding. Het enkele feit dat verdachte de export heeft uitbesteed aan een ander doet daar niet aan af, ook al zou die ander een gespecialiseerde onderneming zijn.
Voor zover is betoogd dat de Verordening (EG) Nr. 1334/2000 van de Raad van 22 juni 2000 tot instelling van een communautaire regeling voor controle op de uitvoer van producten en technologie voor tweeërlei gebruik (hierna: de Verordening) slechts betrekking heeft op hoeveelheden van 40 Ci of meer, geldt het volgende.
Artikel 3:1 van de Algemene Douanewet bepaalt:
‘Onverminderd de communautaire bepalingen ter zake kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur verboden of beperkingen ten aanzien van goederen worden vastgesteld, die bij het binnenbrengen in, onderscheidenlijk verlaten van de gebieden, bedoeld in artikel 1:2, van toepassing zijn’.
Artikel 2 van het Besluit strategische goederen bepaalt:
‘Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 3, eerste lid, 4, eerste tot en met vierde lid, en 21, eerste lid, vijfde lid en zevende lid, van verordening 1334/2000, voor zover het goederen betreft’.
Artikel 3 van de Verordening 1334/2000 verbiedt in het eerste lid:
‘Voor de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik die voorkomen op de lijst in bijlage I is een vergunning vereist’.
Op de bijlage I van de Verordening is onder meer het volgende product te vinden:
IC235 Tritium, tritiumverbindingen en mengsels welke tritium bevatten, waarin de
verhouding van het aantal tritiumatomen tot het aantal waterstofatomen groter is dan
1:1000, en producten of toestellen die een van voorgaande stoffen bevatten.
Noot: IC235 is niet van toepassing op een product of toestel dat minder dan
1,48 x 103 GBq (40 Ci) tritium in welke vorm dan ook bevat.
Naar het oordeel van het hof moet uit voorgaande regelgeving worden afgeleid dat de uitzondering die in de noot is genoemd alleen geldt voor producten en toestellen die de stof tritium in welke vorm dan ook bevatten en ziet deze niet ook op stof zelf, ook niet wanneer een partij tritium in kleine eenheden is verpakt. Het verweer wordt om die reden verworpen.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
[B.V. X] op of omstreeks 07 augustus 2008, in de gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een of meer rechtsperso(o)n(en) en/of een of meer natuurlijk(e) perso(o)n(en), althans alleen, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met in artikel 3:1 van de Algemene douanewet in verband met artikel 2 van het Besluit strategische goederen, immers heeft/hebben [B.V. X] en/of haar mededader(s), 5x10 Ci (1850GBq) en/of 1x50 Ci (1850GBq), althans een hoeveelheid, van het product tritium en/of tritium-gas, zijnde een goed vermeld op bijlage I, te weten de Lijst van producten en technologie voor tweeërlei gebruik, behorende bij artikel 3 lid 1 van de Verordening (EG) nr. 1334/2000 van de Raad, uitgevoerd terwijl zij daarvoor niet de vereiste vergunning had/hadden, zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven tot de/het vorenvermelde strafbare feit.(en), althans feitelijk leiding heeft gegeven aan vorenvermelde verboden gedraging(en).
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het bewezen verklaarde levert op:
Feitelijk leiding geven aan door een rechtspersoon begaan van medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 3:1 van de Algemene Douanewet.
Strafbaarheid van de verdachte
Beroep op rechtsdwaling
Standpunt raadsman
De raadsman heeft betoogd dat bij de verdachte alle schuld afwezig was, omdat hij heeft gehandeld in een verontschuldigbare onbewustheid ten aanzien van de ongeoorloofdheid van de gedraging. De verdachte is afgegaan op het advies van een instantie waaraan zodanig gezag en deskundigheid valt toe te kennen dat hij in redelijkheid op de deugdelijkheid van het oordeel mocht vertrouwen. Verzocht is om de verdachte van alle rechtsvervolging te ontslaan.
Standpunt openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat een beroep op rechtsdwaling alleen kan slagen indien de verdachte in het geheel geen verwijt valt te maken. De advocaat-generaal heeft daarbij onder meer gewezen op de rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam inzake Probo Koala. Tevens heeft hij erop gewezen dat de verdachte in dit geval niet is geadviseerd over het al dan niet benodigd zijn van een vergunning. Het beroep op rechtsdwaling gaat niet op volgens de advocaat-generaal.
Oordeel hof
Voor het slagen van een beroep op afwezigheid van alle schuld wegens dwaling ten aanzien van de wederrechtelijkheid van het bewezenverklaarde feit, is vereist dat aannemelijk is geworden dat de verdachte heeft gehandeld in een verontschuldigbare onbewustheid ten aanzien van de ongeoorloofdheid van de hem verweten gedraging. Daarvan kan sprake zijn indien de verdachte is afgegaan op het advies van een persoon of instantie aan wie of waaraan zodanig gezag valt toe te kennen dat de verdachte in redelijkheid op de deugdelijkheid van het advies mocht vertrouwen. Bij de beoordeling van dit verweer kunnen de volgende aspecten van belang zijn:
- de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van de adviseur;
- de specifieke deskundigheid van de adviseur;
- de complexiteit van de materie waarover advies wordt ingewonnen;
- de precieze inhoud van de adviezen.
Uit het dossier blijkt dat de verdachte het bedrijf [B.V. Y] heeft ingeschakeld om een retourzending van tritium(gas) te verrichten. Hoewel de verdachte heeft verklaard dat dit een gerenommeerd bedrijf betreft, is gesteld noch gebleken dat dit bedrijf een onafhankelijke en onpartijdige adviseur is op dit gebied en een specifieke deskundigheid bezit ten aanzien van de vergunningen die benodigd zijn voor het transport van goederen als in het onderhavige geval. Ook blijkt niet dat de verdachte daadwerkelijk en expliciet door dit bedrijf is geadviseerd over de vergunningen die nodig zijn voor zo een export van tritium(gas), welke materie op zichzelf wel als complex is aan te merken. De verdachte is zelf echter al een aantal jaren actief in deze branche, zodat dit argument – mede bezien in hetgeen hiervoor is opgemerkt over de andere van belang zijnde factoren – niet doorslaggevend is geacht. Het handelen van de verdachte was derhalve wederrechtelijk en het beroep op rechtsdwaling faalt.
Beroep op feitelijke dwaling
Voor zover nog is betoogd dat de verdachte heeft gedwaald ten aanzien van de feiten, omdat hij niet wist of een vergunning was aangevraagd en/of aanwezig, is het hof van oordeel dat dit verweer eveneens faalt. Het had op de weg van de verdachte gelegen om na te gaan of een vergunning aanwezig was voor de export van de producten. De verdachte heeft onvoldoende zorg betracht om op de hoogte geraken van de eisen die de wet stelt aan export van het tritium(gas en aldus te voorkomen dat het transport zou worden uitgevoerd zonder de benodigde vergunning.
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte en zijn draagkracht, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De officier van justitie heeft in eerste aanleg geëist dat verdachte wordt veroordeeld tot betaling van een geldboete van € 10.000,-, subsidiair 110 dagen hechtenis.
De economische politierechter in de rechtbank Arnhem heeft de verdachte van het tenlastegelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde misdrijf wordt veroordeeld tot betaling van een geldboete van € 10.000,-, subsidiair 110 dagen hechtenis, waarvan € 5.000 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
De raadsman heeft verzocht om toepassing te geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het feitelijk leidinggeven van het door zijn rechtspersoon medeplegen van de export van een hoeveelheid tritium(gas), terwijl de daarvoor benodigde vergunning ontbrak. Het transport betrof een retourzending tritium(gas) aan de leverancier. De verdachte heeft met zijn handelen de regelgeving die op dit gebied geldt niet in acht genomen en ten onrechte radioactief materiaal laten verzenden zonder vergunning.
Gelet op het radioactieve karakter van de goederen van het transport, is het hof van oordeel dat sprake is van een ernstig strafbaar feit dat op zichzelf het opleggen van een geldboete in de orde van grootte zoals geëist door de advocaat-generaal rechtvaardigt.
Gebleken is echter dat sprake was van een retourzending naar de oorspronkelijke leverancier van het materiaal (en niet naar een derde partij) en dat de verdachte – die zelf geen ervaring had met dergelijke leveringen – het transport had uitbesteed aan [getuige] van het bedrijf [B.V. Y] die dit soort leveringen wel vaker verzorgde.
Bovendien heeft het hof geconstateerd dat de thans 72-jarige verdachte blijkens het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 17 december 2012 niet eerder veroordeeld ter zake van het plegen van enig strafbaar feit.
Het hof heeft in voornoemde omstandigheden aanleiding gezien om een geheel voorwaardelijke geldboete van € 10.000.- op te leggen. De ernst van het feit brengt met zich dat toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, zoals verzocht door de raadsman, niet aan de orde kan zijn.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 3 en de bijbehorende bijlage I van Verordening (EG) nr. 1334/200, artikel 2 van het In- en uitvoerbesluit strategische goederen en de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 47 en 51 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 10.000,00 (tienduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 85 (vijfentachtig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr J.A.W. Lensing, voorzitter,
mr P.A.H. Lemaire en mr L.E.M. Hendriks, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr L.J.J.G. Verhaeg, griffier,
en op 22 januari 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr L.E.M. Hendriks is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.