ECLI:NL:GHARL:2013:BY8432
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing incidentele vordering tot schorsing tenuitvoerlegging ex artikel 351 Rv
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 januari 2013 uitspraak gedaan in een incident tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis. De vrouw, appellante in hoger beroep, had gevorderd dat de executie van het vonnis van 24 augustus 2012 zou worden geschorst, omdat zij niet in staat was het bedrag van € 300,- te voldoen dat door de man, geïntimeerde, was gevorderd. De vrouw stelde dat zij dit bedrag al had terugbetaald en dat de man niet in staat zou zijn om het bedrag terug te betalen indien zijn vordering in hoger beroep zou worden afgewezen. De man daarentegen betwistte de noodzaak voor schorsing en stelde dat er geen voldoende grond was voor de gevorderde schorsing.
Het hof overwoog dat bij de beoordeling van een incidentele vordering als deze, in beginsel moet worden uitgegaan van de beslissing van de vorige rechter. De vrouw diende feiten en omstandigheden aan te voeren die na de eerdere uitspraak waren ontstaan en die een afwijking van die beslissing rechtvaardigden. Het hof concludeerde dat er geen sprake was van een kennelijke juridische of feitelijke misslag in het bestreden vonnis en dat de vrouw haar belangen bij schorsing onvoldoende had onderbouwd. Het hof oordeelde dat de man een gerechtvaardigd belang had bij de betaling van het bedrag van € 300,- en dat de belangen van de vrouw niet zwaarder wogen dan die van de man.
Daarom werd de incidentele vordering van de vrouw afgewezen. De beslissing over de proceskosten werd aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak, die naar de rol werd verwezen voor voortprocederen.