In het arrest van het Hof van Justitie van 19 september 2013 in de zaak C-297/12 (Gjoko Filev, Adnan Osmani) heeft het Hof van Justitie overwogen dat een lidstaat een inbreuk op een onder de Terugkeerrichtlijn vallend inreisverbod niet strafrechtelijk kan bestraffen wanneer de handhaving van de gevolgen van dat verbod niet strookt met artikel 11, lid 2, van deze richtlijn.
Voorts is overwogen dat de Terugkeerrichtlijn van toepassing is op de gevolgen van besluiten houdende een inreisverbod die zijn vastgesteld op grond van nationale regels die van kracht waren vóór de datum waarop de richtlijn in de betrokken lidstaat van toepassing is geworden, voor zover deze gevolgen zich na deze datum voordoen. Om vast te stellen of de handhaving van de gevolgen van dergelijke besluiten in overeenstemming is met artikel 11, lid 2, van de Terugkeerrichtlijn, inzonderheid betreffende de maximale duur van een inreisverbod die volgens deze bepaling in principe niet meer dan vijf jaar kan bedragen, moet dus eveneens rekening worden gehouden met het tijdvak waarin dit verbod van kracht was vóórdat de Terugkeerrichtlijn van toepassing is geworden.
Hieruit volgt dat artikel 11, lid 2, van de Terugkeerrichtlijn eraan in de weg staat dat de gevolgen van de inreisverboden voor onbepaalde tijd die zijn opgelegd vóór de datum waarop de Terugkeerrichtlijn van toepassing is geworden langer worden gehandhaafd dan de in deze bepaling vastgestelde maximale duur, tenzij deze inreisverboden zijn uitgevaardigd tegen onderdanen van derde landen die een ernstige bedreiging vormen voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de nationale veiligheid.
Artikel 11, lid 2, van de Terugkeerrichtlijn moet aldus worden uitgelegd dat het eraan in de weg staat dat een inbreuk op een verbod om het grondgebied van een lidstaat binnen te komen en aldaar te verblijven, welk verbod is opgelegd meer dan vijf jaar vóór ofwel de datum waarop de betrokken onderdaan van een derde land opnieuw die lidstaat is binnengekomen, ofwel de datum waarop de nationale regeling tot omzetting van deze richtlijn in werking is getreden, tot een strafrechtelijke sanctie leidt, tenzij deze onderdaan een ernstige bedreiging vormt voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de nationale veiligheid.