In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 december 2013 het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland bevestigd, waarbij de verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren voor doodslag op haar dochter. De feiten van de zaak dateren van 2 januari 2013, toen de verdachte tijdens een ruzie met haar dochter, die in de bloei van haar leven was, haar met een mes in de borstkas stak, wat leidde tot haar overlijden. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moest worden beschouwd, een conclusie die het hof grotendeels overnam, maar met de nuance dat de verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar werd gezien. Het hof heeft de omstandigheden van de zaak, waaronder de vergevingsgezindheid van de nabestaanden, in overweging genomen bij het bepalen van de strafmaat. De officier van justitie had in eerste aanleg zeven jaren gevangenisstraf geëist, maar de rechtbank legde een straf van drie jaren op, wat het hof nu bevestigde. Het hof oordeelde dat de rechtbank op goede gronden had geoordeeld, maar dat de straf te laag was gezien de ernst van het feit. De nabestaanden hadden vergevingsgezindheid getoond en de wens geuit om de verdachte weer in het gezin te hebben, wat het hof ook meeweegt in zijn beslissing. Uiteindelijk bevestigde het hof het vonnis van de rechtbank, met inachtneming van de omstandigheden en de impact op het gezin.