ECLI:NL:GHARL:2013:9712

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 december 2013
Publicatiedatum
18 december 2013
Zaaknummer
200.120.529
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de nalatenschap en gebruiksvergoeding tussen erfgenamen

In deze zaak gaat het om de verdeling van de nalatenschap van de op 31 augustus 2010 overleden vader van partijen, waarbij [verzoekster] en [verweerder] als erfgenamen optreden. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 17 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep, na eerdere vonnissen van de rechtbank Almelo. De procedure in hoger beroep is gestart door [verzoekster] die grieven heeft ingediend tegen de afwijzing van haar vorderingen door de rechtbank. De kern van het geschil betreft de gebruiksvergoeding voor de woning die tot de nalatenschap behoort, die door [verweerder] is bewoond, en de verdeling van de overige activa van de nalatenschap.

Het hof heeft vastgesteld dat [verweerder] de woning heeft bewoond en hiervoor een maandelijkse vergoeding heeft betaald. [verzoekster] stelt dat deze vergoeding niet in overeenstemming is met de werkelijke kosten van het gebruik van de woning. Het hof oordeelt dat [verweerder] een hogere vergoeding verschuldigd is dan hij heeft betaald, en komt tot de conclusie dat hij nog een bedrag van € 4.336,- aan de gemeenschap moet voldoen. Daarnaast heeft het hof geoordeeld dat de auto die tot de nalatenschap behoort aan [verweerder] kan worden toegedeeld, maar dat hij [verzoekster] een bedrag van € 1.500,- moet betalen wegens overbedeling.

Verder heeft het hof de vordering van [verzoekster] tot betaling van wegenbelasting en een boete toegewezen, evenals de vordering tot terugbetaling van een voorschot dat zij voor [verweerder] heeft betaald. Het hof heeft de verdeling van de nalatenschap vastgesteld, waarbij [verzoekster] en [verweerder] elk een deel van het saldo van de ervenrekening ontvangen, na verrekening van de verschuldigde bedragen. Het hof heeft de kosten van de procedure aan [verweerder] opgelegd, aangezien hij in het ongelijk is gesteld. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.120.529
(zaaknummer rechtbank Almelo 124490)
arrest van de vierde kamer van 17 december 2013
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna: [verzoekster],
advocaat: mr. S. van Oers,
tegen:
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna: [verweerder],
advocaat: mr. L.A.M. Scholten.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 22 februari 2012, 11 juli 2012 en 25 juli 2012 die de rechtbank Almelo tussen [verzoekster] als eiseres en [verweerder] als gedaagde heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 25 oktober 2012 met grieven en met producties 15-23,
- de memorie van antwoord,
- een akte houdende overlegging producties van [verzoekster], met productie 24,
- de pleidooien ter zitting van 11 november 2013.
2.2
Na afloop van de pleidooien heeft het hof arrest bepaald.

3.De vaststaande feiten

3.1
[verzoekster] en [verweerder] zijn kinderen en enig erfgenamen van de op 31 augustus 2010 overleden [A] (verder: de vader). Beiden hebben de nalatenschap van de vader zuiver aanvaard.
3.2
Tot de nalatenschap behoorde de woning aan [adres]. [verweerder] heeft in januari-februari, althans in mei 2011 zijn intrek genomen in de woning en deze bewoond tot (eind) augustus 2012. [verweerder] heeft hiervoor maandelijks een bedrag van € 372,- betaald (ten gunste van de ervenrekening) vanaf juni 2011 tot en met april 2012 en de maand juni 2012.
3.3
De woning is verkocht voor een bedrag van € 190.000,-. De overdracht heeft plaatsgevonden op 31 augustus 2012.
3.4
[verweerder] heeft tevens de auto die tot de nalatenschap behoort, een Opel Agila, gebruikt. De wegenbelasting ad € 32,- per maand is ten laste van de ervenrekening gekomen. Op 3 september 2012 heeft [verweerder] een snelheidsovertreding begaan en hiervoor een boete ontvangen van € 65,-, die [verweerder] niet heeft betaald (maar die wel ten laste is gekomen van de ervenrekening).
3.5
[verzoekster] heeft op 28 september 2010 ten behoeve van [verweerder] een bedrag van € 2.234,32 aan deurwaarder Vanhommerig betaald.
3.6
[verzoekster] heeft [verweerder] in rechte betrokken teneinde verkoop van de woning te bewerkstelligen. Zij heeft vervolgens haar vorderingen in eerste aanleg vermeerderd. De rechtbank heeft de vordering van [verzoekster] om [verweerder] te veroordelen de woning te ontruimen bij eindvonnis van 25 juli 2012 toegewezen. De overige vorderingen van [verzoekster] (verdeling netto-opbrengst woning na verkoop, betaling woonlasten, overbedeling auto, betaling/lening schuld Vanhommerig) heeft de rechtbank afgewezen. De rechtbank heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd.

4.De motivering van de beslissing in hoger beroep

4.1
[verzoekster] is met drie grieven in hoger beroep gekomen tegen de afwijzing van haar vorderingen. In hoger beroep zijn aan de orde:
- de woonlasten en de vergoeding voor het gebruik van de woning,
- ( de waarde van) de auto,
- de betaling van een bedrag van € 832,- aan wegenbelasting en een bedrag van € 65,- voor de boete,
- de betaling van het bedrag van € 2.234,- uit hoofde van een voorschot/lening en
- de verdeling van en de verrekening van voormelde bedragen met de ervenrekening.
4.2
Met grief 2 heeft [verzoekster] bezwaren aangevoerd tegen de (afwijzende) beslissingen van de rechtbank betreffende de woonlasten van en gebruiksvergoeding voor de woning. Volgens haar dient [verweerder] een bedrag te betalen dat gelijk is aan de kosten die verbonden zijn aan (het gebruik van) de woning, te weten € 907,46 per maand (maal 16 maanden), dan wel - uitgaande van de gebruikslasten - € 594,26 per maand (maal 16 maanden). Nu [verweerder] in de periode van 1 mei 2011 tot 1 september 2012 in totaal € 4.464,- (12 maal € 372,-) heeft betaald, is hij nog € 10.055,36 dan wel € 5.044,16 verschuldigd aan de nalatenschap, aldus [verzoekster]. [verweerder] heeft dat betwist en heeft gesteld dat partijen zijn overeengekomen dat hij de woning tijdelijk zou bewonen voor een vergoeding ter hoogte van de extra, gebruiksgerelateerde, kosten en dat hij daaraan heeft voldaan door betaling van € 372,- per maand (overeenkomstig de kosten van zijn voormalige huurwoning). Voorts heeft hij aangevoerd hij aan dat hij dit bedrag elke maand, dus 16 maanden, heeft betaald.
4.3
Tussen partijen is in geschil of er sprake is van wilsovereenstemming over de hoogte van de maandelijkse vergoeding die [verweerder] voor het gebruik van de woning zou moeten betalen. [verzoekster] stelt dat zij en [verweerder] afgesproken hebben (in maart 2011) dat [verweerder] alle (vaste) lasten van de woning voor zijn rekening zou nemen. [verweerder] betwist dat.
Het hof oordeelt als volgt. Uit de overgelegde e-mails die partijen elkaar medio 2011 gezonden hebben, blijkt (juist) niet dat er wilsovereenstemming was over de gebruiksvergoeding voor de woning. Ter zitting in hoger beroep heeft [verzoekster] op een vraag van het hof geantwoord dat er verder niemand aanwezig is geweest bij hun (mondelinge) afspraken hierover. Gezien de betwisting door [verweerder], de overgelegde e-mails en de erkenning van [verzoekster] ter zitting dat zij een en ander niet (verder) kan bewijzen, is haar stelling niet genoegzaam onderbouwd, zodat haar (primaire) vordering op dit punt strandt.
4.4
[verweerder] meent dat hij met de maandelijkse vergoeding van € 372,- in feite voldoende per maand heeft betaald voor het gebruik van de woning en de daaraan verbonden gebruikerslasten (energie, verwarming, water). Hij heeft in een e-mailbericht van 1 augustus 2011 (12.45 uur) dit bedrag als volgt toegelicht: voor de huur van zijn kamer in [plaats] betaalde hij 530 euro minus huurtoeslag van 230 euro was de huur dus 300 euro; aan stroom betaalde hij 72 euro, zodat hij al doende komt op een bedrag van 372 euro per maand.
4.5
Het hof stelt voorop dat de deelgenoot die het uitsluitend gebruik van een goed heeft aan de andere deelgenoot een naar redelijkheid en billijkheid vast te stellen vergoeding dient te geven (artikel 3:169 BW). Wat betreft de vergoeding die [verweerder] is verschuldigd aan de gemeenschap voor het gebruiksgenot van de woning zal het hof in redelijkheid uitgaan van een bedrag van € 550,- per maand (€ 300,- vergelijkbaar met de huur die [verweerder] betaalde voor zijn kamer en € 250,- aan vaste lasten). Dit betekent dat [verweerder] gehouden is vanaf mei 2011 tot en met augustus 2012 (16 maanden) een bedrag van totaal € 8.800,- aan de gemeenschap te voldoen.
[verzoekster] heeft met productie 24 (bij akte) genoegzaam aangetoond, dat [verweerder] over de maanden mei 2011, mei 2012, juli 2012 en augustus 2012 geen maandelijkse bijdrage (van
€ 372,-) heeft betaald, zodat ervan moet worden uitgegaan dat [verweerder] in totaal € 4.464,- (12 maal € 372,-) heeft betaald. [verweerder] heeft dit weliswaar (aanvankelijk) weersproken, maar hij heeft die betwisting onvoldoende gemotiveerd onderbouwd en - voor zover hij dat wel heeft gedaan - geen bewijsaanbod gedaan. Het hof ziet ook geen aanleiding hem ambtshalve toe te laten zijn stelling (dat hij wél alle maanden heeft betaald) te bewijzen. [verweerder] is daarom nog een bedrag van € 4.336,- (€ 8.800,- minus € 4.464,-) verschuldigd aan de gemeenschap. Grief 2 slaagt deels.
4.6
[verzoekster] heeft onbetwist gesteld dat [verweerder] de auto feitelijk in gebruik heeft gehad sinds het overlijden van de vader, vanaf september 2010. De auto kan derhalve toegedeeld worden aan [verweerder] per medio 2011. De waarde bedroeg destijds volgens [verzoekster] meer dan € 3.000,-. In de omstandigheid dat [verweerder] de auto onder zich heeft sinds september 2010, dat [verzoekster] niet het gebruik en genot ervan heeft gehad en dat [verweerder] - zoals hij ook heeft erkend - gebruik heeft gemaakt van de auto (en de kosten van onderhoud en de APK-keuringen heeft voldaan), maar kennelijk geen pogingen heeft gedaan de auto te verkopen, ziet het hof aanleiding de auto toe te delen aan [verweerder]. In de gemelde omstandigheden ziet het hof eveneens aanleiding te oordelen dat uit de redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat niet de actuele waarde van de auto, maar de waarde in september 2010 bij de toedeling in aanmerking wordt genomen. De door [verzoekster] genoemde waarde van € 3.000,- (gebaseerd op een ANWB-advies van september 2011, een jaar later) komt het hof reëel voor. [verweerder] dient daarom in verband daarmee een bedrag van € 1.500,- wegens overbedeling te vergoeden aan [verzoekster]. Grief 1 slaagt op dit punt.
4.7
Tegen de vordering van [verzoekster] tot betaling (aan de gemeenschap) van € 832,- aan wegenbelasting en € 65,- voor een boete, in totaal € 897,-, heeft [verweerder] geen verweer gevoerd, zodat ook deze vordering voor toewijzing gereed ligt.
4.8
Met grief 3 komt [verzoekster] op tegen de afwijzing van de vordering betreffende de betaling van het bedrag van € 2.234,- dat zij ten behoeve van [verweerder] heeft betaald (voorgeschoten) aan de deurwaarder. [verweerder] heeft niet betwist dat [verzoekster] voormeld bedrag ten behoeve van hem heeft voldaan, maar hij heeft enkel ten verwere aangevoerd dat hij dit bedrag op 28 september 2010 contant heeft (terug)betaald aan [verzoekster]. Dit is een (bevrijdend) verweer waarvan de bewijslast rust op [verweerder]. Nu [verweerder] geen bewijsaanbod heeft gedaan en het hof ook geen aanleiding ziet hem ambtshalve toe te laten zijn stelling dat hij het bedrag contant heeft terugbetaald te bewijzen, faalt deze stelling. De vordering van [verzoekster] is derhalve toewijsbaar. Grief 3 slaagt.
4.9
Het hof zal, zoals [verzoekster] met grief 1 heeft verzocht, de verdeling van de nalatenschap vaststellen.
Verdeling van het saldo van de ervenrekening bij helfte met verrekening van de door [verweerder] aan de gemeenschap verschuldigde bedragen leidt ertoe dat aan [verzoekster] een bedrag toekomt van
€ 44.621,10 te vermeerderen met
€ 4.336,- (gebruiksvergoeding)
€ 897,-+ (wegenbelasting en boete)
€ 49.854,10 : 2 = € 24.927,05
en aan [verweerder] een bedrag van (€ 44.621,10 minus € 24.927,05 is) € 19.694,05.
Aan [verweerder] wordt de auto toegedeeld per medio 2011. Voorts is [verweerder] aan [verzoekster] de helft van de waarde van de auto, € 1.500,-, en het door haar betaalde bedrag aan de deurwaarder, € 2.234,-, schuldig, zodat na verrekening met deze bedragen voor [verweerder] een bedrag van € 15.960,05 resteert.
4.1
[verzoekster] heeft in hoger beroep in het petitum gevorderd dat de veroordelingen ten laste van [verweerder] worden versterkt met een dwangsom. Het hof ziet aanleiding om deze vordering toe te wijzen, als na te melden in de beslissing onder 6.
[verzoekster] heeft voorts dwangvertegenwoordiging ex artikel 3:300 lid 1 BW gevorderd. Het hof wijst deze vordering af nu de medewerking van [verweerder] al versterkt is met een dwangsom.

5.De slotsom

5.1
De grieven slagen grotendeels, zodat het bestreden vonnis moet worden vernietigd.
5.2
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof [verweerder] in de kosten van beide instanties veroordelen.
De kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van [verzoekster] zullen worden vastgesteld op:
- explootkosten € 90,81
- griffierecht € 260,-
subtotaal verschotten
€ 350,81
- salaris advocaat € 1.582,- (3,5 punten x tarief II € 452,-)
Totaal
€ 1.932,81
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [verzoekster] zullen worden vastgesteld op:
- explootkosten € 98,22
- griffierecht € 299,-
subtotaal verschotten
€ 397,22
- salaris advocaat € 2.682,- (3 punten x tarief II € 894,-)
Totaal
€ 3.079,22

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Almelo van 25 juli 2012 en doet opnieuw recht;
stelt de verdeling van de nalatenschap van de vader van partijen vast als volgt:
deelt het saldo van de ervenrekening bij helfte, met dien verstande dat na verrekening met de door [verweerder] aan de gemeenschap verschuldigde bedragen wordt toebedeeld aan [verzoekster] een bedrag van € 24.927,05 en aan [verweerder] een bedrag van € 19.694,05;
deelt toe aan [verweerder] de auto, Opel Agila, kenteken [......];
veroordeelt [verweerder] wegens overbedeling met betrekking tot de auto € 1.500,- aan [verzoekster] te betalen;
veroordeelt [verweerder] € 2.234,- aan [verzoekster] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 november 2011;
bepaalt dat de door [verweerder] aan [verzoekster] verschuldigde bedragen van in totaal € 3.734,- in mindering worden gebracht op het hem toekomende deel van het saldo van de ervenrekening;
veroordeelt [verweerder] binnen twee weken na de datum van betekening van dit arrest, zijn volledige medewerking te verlenen aan de uitvoering van dit arrest, op verbeurte van een dwangsom van € 100,- voor iedere dag waarop hij daarmee in gebreke blijft, tot een maximum van € 10.000,-;
bepaalt dat, voor zover bij de uitvoering van dit arrest nadere handelingen nodig zijn, [verweerder] al het nodige zal verrichten op eerste daartoe strekkend verzoek van [verzoekster];
veroordeelt [verweerder] in de kosten van beide instanties, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van [verzoekster] wat betreft de eerste aanleg vastgesteld op € 350,81 voor verschotten en op € 1.582,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 397,22 voor verschotten en op € 2.682,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.A. Dozy, J.H. Lieber en M.H.H.A. Moes en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 17 december 2013.