In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van de pachter voor schade aan de verwarmingsinstallatie van een kas, die door bevriezing is ontstaan. De appellant, een pachter, vordert schadevergoeding van de geïntimeerden, die de verwarmingsinstallatie buiten gebruik hebben gesteld. Het hof heeft de schade begroot op basis van deskundigenrapporten en komt tot de conclusie dat de geïntimeerden onvoldoende zorg hebben gedragen om schade door bevriezing te voorkomen. De pachter had een bankgarantie van € 15.000, die hij in februari 2010 heeft ingeroepen. Het hof oordeelt dat de geïntimeerden aansprakelijk zijn voor de schade, die is vastgesteld op € 15.752,91 exclusief BTW, en dat zij hoofdelijk moeten betalen. De vordering in reconventie van de geïntimeerden wordt afgewezen. Het hof vernietigt het eerdere vonnis van de rechtbank en doet opnieuw recht, waarbij het de proceskosten in hoger beroep toewijst aan de geïntimeerden. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad.