ECLI:NL:GHARL:2013:9367

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 december 2013
Publicatiedatum
10 december 2013
Zaaknummer
BK 12/00325
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terecht opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting door heffingsambtenaar

In deze zaak gaat het om de vraag of de heffingsambtenaar van de gemeente Heerenveen terecht een naheffingsaanslag heeft opgelegd aan belanghebbende, die zijn auto op 4 januari 2012 had geparkeerd. De naheffingsaanslag betrof een bedrag van € 1,00 aan parkeerbelasting en € 52 aan kosten. Belanghebbende betwistte de naheffingsaanslag en stelde dat hij wel degelijk een parkeerticket had gekocht, maar dat hij dit te laat in zijn auto had gelegd omdat hij onderweg was opgehouden door een gesprek met een kennis. De heffingsambtenaar daarentegen stelde dat de parkeercontroleur om 13:58 uur geen geldig parkeerticket in de auto had aangetroffen, wat leidde tot de naheffingsaanslag. Het Hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de tijd die belanghebbende nodig had om naar de parkeerautomaat te lopen en het feit dat hij slecht ter been was. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de verschuldigde parkeerbelasting niet was voldaan op het moment dat de naheffingsaanslag werd opgelegd. Het Hof concludeerde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
Nummer: 12/00325
uitspraakdatum: 10 december 2013
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X]te
[Z]
(hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak in de zaak met het nummer AWB 12/426 van de rechtbank Leeuwarden van 16 oktober 2012 in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Heerenveen
(hierna: de heffingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag opgelegd ten bedrage van € 1,00 aan parkeerbelasting en € 52 aan kosten.
1.2
Op het bezwaar van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar van 30 januari 2011 de naheffingsaanslag gehandhaafd.
1.3
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank Leeuwarden (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 16 oktober 2012 ongegrond verklaard.
1.4
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
1.6
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2013 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en namens de heffingsambtenaar mr. [A]. Met instemming van het Hof en van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar na de mondelinge behandeling een Aanwijzingsbesluit Parkeren 2011 ingezonden.
1.7
Van het verhandelde ter zitting is en proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.Feiten

2.1
Belanghebbende heeft zijn personenauto van het merk Toyota, type Corolla VE, met kenteken [00-YY-00] (hierna: de auto), op 4 januari 2012 geparkeerd aan de [a-straat] in Heerenveen. Nadat hij de auto had geparkeerd, heeft hij om 14:02 uur een parkeerticket gekocht bij een parkeerautomaat aan de [a-straat]. De op het ticket vermelde parkeerduur eindigde om 14:20 uur.
2.2
Op 4 januari 2012 om 13.58 heeft [B], ambtenaar van de gemeente Heerenveen (hierna: de parkeercontroleur), de naheffingsaanslag op de auto aangebracht. Als reden is op de naheffingsaanslag vermeld: “Geen zichtbaar kaartje uit de parkeerautomaat”. In het door de parkeercontroleur op ambtseed opgemaakte “brondocument” is daarover opgemerkt “Geen kaartje zichtbaar op dashboard, stoel of vloer”.

3.Geschil en standpunten van partijen

3.1
In geschil is het antwoord op de vraag of de heffingsambtenaar terecht de naheffingsaanslag heeft opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de heffingsambtenaar bevestigend.
3.2
Belanghebbende voert aan dat hem, gelet op zijn leeftijd van 75 jaar en de omstandigheid dat hij slecht ter been is, ten minste vier minuten moet worden gegund om naar de parkeerautomaat te lopen, een parkeerticket te kopen en dit achter de voorruit van zijn auto te leggen. Onder verwijzing naar het parkeerticket stelt hij dat hij de verschuldigde parkeerbelasting heeft voldaan, zij het enkele minuten te laat omdat hij onderweg naar de parkeerautomaat of terug naar de auto in gesprek raakte met kennis, die naar zijn gezondheid informeerde.
3.3
De heffingsambtenaar voert aan dat de parkeercontroleur om 13:58 uur geen parkeerticket in de auto heeft aangetroffen. Zoals te doen gebruikelijk heeft de parkeercontroleur zich, voordat zij de naheffingsaanslag op de auto aanbracht, ervan vergewist dat niemand bij één van de twee parkeerautomaten in de [a-straat] stond, daar naartoe liep of daarvan terugkeerde. Uit deze waarneming kon zij afleiden dat er niemand voornemens was om parkeerbelasting te voldoen dan wel zojuist parkeerbelasting had voldaan.
3.4
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak van de heffingsambtenaar en tot vernietiging van de naheffingsaanslag. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4.Overwegingen omtrent het geschil

4.1
De gemeenteraad van Heerenveen heeft een parkeerbelasting ingevoerd en deze onder andere per 1 januari 2012 gewijzigd. Deze wijziging heeft plaatsgevonden door het vaststellen van de Verordening Parkeerbelasting 2012. Ten tijde van de naheffingsaanslag was de [a-straat] in het centrum van Heerenveen aangewezen als locatie waar op grond van de Verordening Parkeerbelasting 2012 parkeerbelasting is verschuldigd.
4.2
Voor de naheffing van parkeerbelasting is het aan de heffingsambtenaar te stellen - en bij betwisting - aannemelijk te maken dat de verschuldigde parkeerbelasting niet is voldaan.
4.3
De heffingsambtenaar stelt dat de parkeercontroleur ten tijde van de naheffingsaanslag geen geldig parkeerticket heeft aangetroffen in de auto; noch op de stoelen, op het dashboard of op de vloer in de auto. Gelet op de omstandigheid dat de parkeerticket met als tijdstip van afgifte 14.02 uur om 13.58 uur, toen de naheffingsaanslag op de auto werd aangebracht, niet in de auto heeft kunnen liggen, acht het Hof deze stelling voldoende aannemelijk gemaakt.
4.4
Belanghebbende stelt dat hij wel parkeerbelasting heeft voldaan. Hij stelt dat hij, toen de naheffingsaanslag op de auto werd aangebracht, bezig was om parkeerbelasting te voldoen. Dat hij het ticket pas om 14:02 uur heeft betaald, komt doordat hij is opgehouden door een kennis die informeerde naar zijn gezondheid. Het ticket heeft hij pas daarna in zijn auto kunnen leggen.
4.5
Omtrent dit verweer van belanghebbende overweegt het Hof het volgende:
Volgens vaste jurisprudentie dient de verschuldigde parkeerbelasting te worden voldaan bij de aanvang van het parkeren. Aan degene die parkeert moet een zekere – korte – tijd worden gelaten om de afstand tussen de parkeerplaats en de parkeerautomaat, en vice versa, te overbruggen. De tijd die belanghebbende heeft besteed aan een – weliswaar kort - gesprek met een kennis rekent het Hof niet daartoe.
4.6
De heffingsambtenaar heeft de werkwijze van een parkeercontroleur omschreven. Tot die algemene werkwijze behoort dat de parkeercontroleur, alvorens een naheffingsaanslag op te leggen, eerst kijkt of iemand bij de dichtstbijzijnde parkeerautomaten bezig is met het betalen van parkeerbelasting. De heffingsambtenaar stelt dat ook de parkeercontroleur, die vergezeld werd door een collega, deze werkwijze heeft toegepast. De beide controleurs hebben niemand gezien die bij één van de twee parkeerautomaten in de [a-straat] parkeerbelasting voldeed en evenmin iemand die onderweg was naar de parkeerautomaat dan wel daarvandaan terugkeerde. Tegenover het enkele verweer van belanghebbende dat de parkeercontroleur hem moet hebben gezien acht het Hof de stellingname van de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk gemaakt, juist gelet op de omstandigheden dat belanghebbende slecht ter been is en bij het lopen een rollator gebruikt.
4.7
Gelet op het vorenoverwogene en wat belanghebbende zelf heeft gesteld over zijn oponthoud door een gesprek met een kennis, acht het Hof aannemelijk dat belanghebbende niet direct na het parkeren het parkeerticket heeft gekocht, maar dat hij enige tijd heeft gewacht om tot voldoening van parkeerbelasting over te gaan. Het Hof slaat daarbij ook acht op de tijdsduur waarmee de parkeercontroleur heeft gewacht alvorens zij de naheffingsaanslag op de auto heeft aangebracht door te kijken of er personen waren die van of naar de parkeerautomaten liepen en op de tijd die in beslag wordt genomen door het uitschrijven van een naheffingsaanslag.
Slotsom
De slotsom is dat het Hof van oordeel is dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Het hoger beroep is ongegrond.

5.Proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6.De beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. van Leijenhorst, voorzitter, mr. E. Polak en mr. J.B.H. Röben, in tegenwoordigheid van de griffier mr. K. de Jong-Braaksma.
De beslissing is op 10 december 2013 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(K. de Jong-Braaksma) (G.J. van Leijenhorst)
Op 11 december 2013 afschrift aangetekend verzonden aan beide partijen.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.