ECLI:NL:GHARL:2013:9322

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 december 2013
Publicatiedatum
6 december 2013
Zaaknummer
200.137.000-01 200.137.000-02
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van zorgelijke signalen vanuit school en medische professionals

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [kind]. De moeder van [kind] heeft in hoger beroep de beschikkingen van de kinderrechter van 19 september en 3 oktober 2013 aangevochten, waarin machtigingen tot uithuisplaatsing zijn verleend. De kinderrechter had geoordeeld dat er zorgen waren over de thuissituatie van [kind], die sinds 28 augustus 2012 onder toezicht stond van Bureau Jeugdzorg (BJZ). De moeder verzocht om vernietiging van de eerdere beschikkingen, terwijl BJZ en de vader zich verzetten tegen dit verzoek.

Het hof heeft vastgesteld dat er vanuit verschillende instanties, waaronder de school, de huisarts en de kinderarts, zorgen zijn geuit over de ontwikkeling en het welzijn van [kind]. Er was sprake van bovenmatig schoolverzuim en de moeder meldde [kind] vaak ziek, terwijl er geen medische noodzaak voor was. Het hof oordeelde dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk was voor de verzorging en opvoeding van [kind] en om haar geestelijke en lichamelijke gesteldheid te onderzoeken. De moeder werd verweten dat zij onvoldoende meewerkte aan de hulpverlening en dat haar gedrag schadelijk was voor [kind].

Het hof heeft de verzoeken van de moeder om de grootouders als belanghebbenden te beschouwen en om een bijzondere curator te benoemen afgewezen. Het hof concludeerde dat de machtiging tot uithuisplaatsing terecht was verleend en dat de huidige situatie, waarin [kind] in een crisispleeggezin verblijft, in haar belang was. De beschikkingen van de kinderrechter werden bekrachtigd, en het hof bepaalde dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt. Deze uitspraak benadrukt het belang van de bescherming van minderjarigen in situaties waar zorgen over hun welzijn bestaan.

Uitspraak

Beschikking d.d. 5 december 2013
Zaaknummer 200.137.000/01 en 200.137.000/02
HET GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Locatie Leeuwarden
Beschikkingin de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen:
de moeder,
advocaat mr. E. Huls, kantoorhoudende te Amsterdam,
tegen

Bureau Jeugdzorg Flevoland,

kantoorhoudend te Lelystad,
geïntimeerde,
hierna te noemen:
BJZ.
Belanghebbende:

[belanghebbende],

wonende te [woonplaats],
hierna te noemen:
de vader,
advocaat mr. C. Waanders, kantoorhoudende te Zeist.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 19 september 2013 (zaaknummer C/16/352962 / JL RK 13-750) heeft de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, BJZ een (spoed)machtiging verleend om de minderjarige [kind] (hierna: [kind]), geboren [in 2004], met ingang van 19 september 2013 tot 4 oktober 2013 uit huis te plaatsen in een crisisvoorziening en is het meer of anders gevraagde aangehouden. Voorts heeft de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, bij beschikking van 3 oktober 2013 (eveneens onder zaaknummer C/16/352962 / JL RK 13-750) aan BJZ een machtiging verleend om [kind] met ingang van 4 oktober 2013 tot 19 december 2013 uit huis te plaatsen in een crisisvoorziening. Deze beschikkingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 8 november 2013, heeft de moeder verzocht de beschikkingen van 19 september 2013 en van 3 oktober 2013 te vernietigen en opnieuw beslissende om bij beschikking, voor zover wettelijk mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, d.d. 3 oktober 2013, met kenmerk C/16/352962 / JL RK 13-750 te schorsen;
de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, d.d. 19 september 2013, met kenmerk C/16/352962 / JL RK 13-750, te vernietigen;
de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, d.d. 3 oktober 2013, met kenmerk C/16/352962 / JL RK 13-750, te vernietigen althans te wijzigen in die zin dat een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige wordt verleend voor verblijf elders, te weten bij grootouders mz;
indien het onder A., B. en C. verzochte wordt afgewezen, een bijzonder curator te benoemen, te weten een kinderpsycholoog/-psychiater;
met compensatie van de kosten van partijen.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 21 november 2013, heeft BJZ het verzoek bestreden en verzocht de moeder in haar verzoeken in hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, subsidiair de verzoeken in hoger beroep ongegrond te verklaren met bekrachtiging van de beschikking van 3 oktober 2013.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 21 november 2013, heeft de vader het verzoek bestreden.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een tweetal journaalberichten met bijlagen van mr. Huls, binnengekomen bij de griffie van het hof op respectievelijk 15 november 2013 en 18 november 2013.
Ter zitting van 25 november 2013 is de zaak behandeld. Verschenen zijn de moeder, bijgestaan door haar advocaat, en mevrouw Veldhuis en mevrouw Viskovich namens BJZ. De vader is eveneens verschenen, bijgestaan door zijn advocaat.
Mr. Huls heeft ter zitting mede het woord gevoerd aan de hand van een door haar overgelegde pleitnotitie. De aan de pleitnotitie gehechte bijlage is door het hof geweigerd.
De beoordeling
De vaststaande feiten
1.
[kind] is geboren uit de - inmiddels verbroken - relatie tussen de ouders. De ouders zijn met het gezamenlijk gezag over [kind] belast. [kind] staat sinds
28 augustus 2012 (voorlopig) onder toezicht van BJZ. De ondertoezichtstelling is nadien verlengd, laatstelijk bij beschikking van 22 augustus 2013 voor de duur van een jaar (te weten: tot 27 augustus 2014). Alvorens [kind] op 19 september 2013 uit huis werd geplaatst, woonde zij bij de moeder. [kind] verblijft thans in een crisispleeggezin.
2.
BJZ heeft de kinderrechter bij verzoekschrift van 19 september 2013 verzocht om een machtiging te verlenen om [kind] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een crisisvoorziening voor de duur van 3 maanden, ingaande 19 september 2013 en de beschikking onverwijld af te geven zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden.
3.
Bij de beschikkingen waarvan beroep heeft de kinderrechter beslist als hiervoor vermeld onder 'Het geding in eerste aanleg'. Het hoger beroep van de moeder richt zich tegen beide beslissingen.
De verzoeken t.a.v. de positie van de grootouders mz
4.
Het hof wijst het primaire verzoek van de moeder om de grootouders mz in de onderhavige procedure als belanghebbende te beschouwen af, daar het hof van oordeel is dat de grootouders mz niet als belanghebbenden in de zin van artikel 798 Rv kunnen worden aangemerkt.
5.
Ook het subsidiaire verzoek van de moeder om de grootouders mz op te roepen als getuigen in de zin van artikel 284 Rv juncto artikel 166 Rv, zal worden afgewezen. In het licht van de schriftelijke verklaringen van de grootouders mz die de moeder reeds heeft ingediend, had van haar kunnen worden gevergd dat zij een nadere specificatie van haar verzoek had gegeven, hetgeen zij heeft nagelaten. Het hof ziet om die reden geen aanleiding om in de onderhavige zaak een getuigenverhoor te bevelen.
6.
De moeder heeft - meer subsidiair - verzocht om de grootouders mz bijzondere toegang te verlenen tot de zitting. Aangezien daartegen gemotiveerd bezwaar is gemaakt door zowel BJZ als door de vader, is dit verzoek reeds voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling ter zitting door het hof afgewezen.
Het verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad
7.
Het hof zal het verzoek van de moeder tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de beschikking van 3 oktober 2013 (onder A.) afwijzen, nu het belang daaraan is komen te ontvallen. Immers, het hof zal bij deze beschikking inhoudelijk beslissen over de verleende machtiging tot (spoed)uithuisplaatsing van [kind].
De machtiging tot uithuisplaatsing
8.
Een machtiging tot uithuisplaatsing kan worden verleend indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of indien dit noodzakelijk is tot onderzoek van de geestelijke of lichamelijke gesteldheid van de minderjarige.
9.
BJZ stelt dat een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van [kind] noodzakelijk was omdat BJZ onvoldoende zicht had op [kind] en er wel zorgelijke signalen vanuit de huisarts en de kinderarts kwamen. BJZ geeft aan dat zij van de moeder niet op huisbezoek mochten komen, er geen gesprekken met [kind] gevoerd mochten worden en [kind] ook niet op school was. Zij maakten zich derhalve ernstig zorgen over de thuissituatie van [kind]. Het hof is - met de moeder - van oordeel dat hiermee door BJZ onvoldoende is aangetoond dat het verhoor van de belanghebbenden niet kon worden afgewacht, zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor [kind].
10.
Het hof is echter van oordeel dat genoegzaam is komen vast te staan dat de machtiging tot uithuisplaatsing zowel in het belang van de verzorging en opvoeding van [kind] als tot onderzoek van haar geestelijke of lichamelijke gesteldheid noodzakelijk was en nog steeds is. Het hof overweegt daartoe als volgt.
11.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is komen vast te staan dat er vanuit meerdere instanties (te weten: de school, de huisarts en de kinderarts) zorgen over [kind] (thans 9 jaar oud) worden geuit. De huisarts en de kinderarts geven aan dat de moeder vaak op bezoek komt met [kind] vanwege veronderstelde lichamelijke klachten, terwijl er in veel van de gevallen niets kan worden vastgesteld, dan wel eigenlijk weinig meer aan de hand is dan een virale infectie. Daarvoor hoeft [kind] volgens de artsen niet voor langere tijd ziek gemeld te worden. Desondanks wordt [kind] door de moeder veelvuldig en langdurig ziek gemeld. Volgens de school is sprake van bovenmatig schoolverzuim. [kind] is in het schooljaar 2012-2013 bijna dertig dagen afwezig geweest en in het begin van het schooljaar 2013-2014 is [kind] nagenoeg niet op school geweest. Dit heeft tot gevolg gehad dat [kind] een behoorlijke leerachterstand heeft opgelopen en dat tevens sprake is van een achterstand in haar sociale en emotionele ontwikkeling. [kind] mist de sociale aansluiting met klasgenoten. Er bestaan grote zorgen over het effect van het veelvuldige (huis)artsenbezoek en de door de moeder verzochte onderzoeken, op [kind] haar welzijn. De school ziet dat [kind] tijdens de les veel aandacht vraagt van de leerkracht door vaak te komen met lichamelijke klachten. Wanneer hieraan door de leerkracht geen aandacht wordt geschonken, laat zij woede en onbegrip zien. De vader heeft ter zitting verklaard dat [kind] zelf ook denkt dat zij ernstig ziek is. Zo denkt zij dat zij huidkanker heeft omdat zij met een pen op haar hand heeft geschreven, aldus de vader.
12.
Erg zorgelijk is bovendien dat [kind] al jaren klem zit in de strijd tussen de ouders. BJZ is van mening dat de thuissituatie bij de moeder zich heeft ontwikkeld tot een zeer onveilige situatie voor [kind]. De indruk bestaat dat [kind] door de moeder wordt belast met volwassenproblematiek. Zij heeft kennis van zaken die niet leeftijdsadequaat zijn. Zo heeft [kind] op school aangegeven dat zij precies weet wanneer er een rechtszitting is en wat er wordt besproken. Daarnaast heeft zij in het verleden uitlatingen gedaan over dwangsommen die de moeder moest betalen voor het niet-naleven van de omgangsregeling tussen de vader en [kind]. BJZ geeft aan dat de moeder meent dat [kind] beschermd moet worden tegen de vader en de buitenwereld en dat zij hierover belastende uitspraken doet richting [kind]. [kind] krijgt van de moeder doorlopend de boodschap dat het bij de vader niet veilig is, hetgeen haar relatie met de vader onder druk zet. [kind] lijkt zich in een ernstig loyaliteitsconflict te bevinden. De gezinsvoogd ziet tijdens de omgang dat zij geniet van het contact met de vader, terwijl de moeder blijft aangeven dat [kind] het contact met de vader eng vindt en liever niet naar hem toe wil. [kind] voelt volgens BJZ niet de ruimte om aan de moeder te laten blijken dat zij het eigenlijk best leuk vindt om omgang met de vader te hebben. De school geeft ook aan dat [kind] alleen negatief over de vader praat als de moeder in de buurt is. Zij lijkt zich aan te passen aan het beeld dat de moeder van de vader heeft. [kind] weet zich volgens BJZ geen houding meer te geven en te zien is dat dit haar uitput. De school geeft aan dat zij graag zouden zien dat [kind] meer kind mag zijn en mag functioneren op haar eigen leeftijdsniveau, zodat ze minder zorgen heeft uit de volwassen wereld.
13.
[kind] is reeds in juli 2012 aangemeld bij De Bascule, academisch centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie. Zij laat volgens De Bascule bepalend, aanhankelijk en regressief gedrag zien in het contact met de moeder, als zij de situatie onvoldoende kan overzien. De moeder begrenst [kind] in dergelijke situaties onvoldoende. Daarnaast zijn er zorgen over de identiteitsontwikkeling van [kind], daar zij verschillende identiteiten laat zien. Mogelijk zijn die identiteiten een manier voor haar om met de conflictueuze relatie van haar ouders om te kunnen gaan. Verscheidene instanties geven aan dat er sprake lijkt te zijn van een symbiotische relatie tussen de moeder en [kind]. De moeder lijkt moeite te hebben met het loslaten van [kind] en lijkt teveel controle te willen uitoefenen. Dit is bijvoorbeeld te zien in het kader van de omgang tussen de vader en [kind], maar ook in het kader van de voor [kind] in te schakelen hulpverlening. Zo geeft de vader aan dat de ouders reeds sinds oktober/november 2012 in gesprek zijn bij De Bascule, doch dat het hulpverleningstraject thans nog steeds in de intakefase zit. Uit de stukken blijkt dat het traject bij De Bascule nog steeds niet van de grond is gekomen daar de moeder meerdere afspraken heeft verzet en/of nadere voorwaarden stelt alvorens zij over het te volgen hulpverleningstraject in gesprek wil gaan en daarvoor haar toestemming wil verlenen. Het traject bij De Bascule wordt hierdoor ernstig vertraagd, waardoor aan [kind] de noodzakelijke hulpverlening wordt onthouden, hetgeen niet in haar belang kan worden geacht.
14.
De moeder (h)erkent dit alles niet. Zij meent dat er bij [kind] geen sprake is van een loyaliteitsconflict. De problemen zijn volgens de moeder gelegen in de omgang tussen [kind] en de vader. Hoewel de moeder zich thans op het standpunt stelt dat zij Intensieve Pedagogische Thuishulp wil ontvangen, heeft zij dit
- blijkens de rapportage van het AMK - in het verleden geweigerd met als reden dat de gedragsproblemen bij [kind] niet voortkwamen uit de thuissituatie, maar het gevolg waren van de omgang met de vader. De moeder geeft aan ook te willen starten met het hulpverleningstraject bij De Bascule, doch gebleken is dat de moeder een andere hulpvraag wenst. Zij wil dat De Bascule onderzoek doet naar de signalen die [kind] afgeeft in de richting van seksueel misbruik. De Bascule wil daaraan niet meewerken. De Bascule wil duidelijkheid krijgen over het gezinssysteem. Het is volgens BJZ onduidelijk of de problematiek bij [kind] een psychiatrische oorzaak heeft of gelegen is in haar opvoedingssituatie. De moeder geeft weliswaar aan dat zij het onbegrijpelijk vindt dat BJZ zonder enig onderzoek te verrichten dan wel hulpverlening in de thuissituatie in te schakelen heeft besloten dat het in het belang van [kind] is dat zij uit huis wordt geplaatst, doch gelet op het vorenstaande is naar het oordeel van het hof voldoende komen vast te staan dat de gewenste onderzoeken c.q. hulpverlening niet van de grond zijn gekomen door toedoen, dan wel nalaten van de moeder. Door de houding van de moeder wordt de voor [kind] noodzakelijke hulpverlening vertraagd en is er weinig zicht op hetgeen [kind] nodig heeft, terwijl de zorgen alleen maar toenemen en [kind] door het schoolverzuim steeds verder achter raakt in haar ontwikkeling. BJZ geeft aan dat de moeder vanwege haar eigen problematiek niet in staat is om naar de zorgen te kijken, hetgeen het hof niet onaannemelijk voorkomt.
15.
BJZ geeft aan dat het - sinds [kind] uit huis is geplaatst - beter met haar gaat. De vader heeft voor [kind] leerlingenvervoer en bijlessen geregeld, waardoor [kind] op haar huidige school kan blijven. Er is geen sprake meer van ziekmeldingen op school. De school, de vader en BJZ zien een positieve verandering. De school geeft aan dat [kind] niet meer klaagt over pijntjes en ziektes en meer betrokken en beter geconcentreerd is. Er is meer ruimte in het hoofd van [kind], waardoor zij meer aan leren toekomt. Daarnaast is [kind] meer open en heeft zij meer contact met andere kinderen. Zij voelt ook meer ruimte om op een positieve manier over de vader te praten. Er zijn geen huisartsenbezoeken geweest voor lichamelijke klachten van [kind]. De vader is van mening dat [kind] uit huis geplaatst dient te blijven. Zij verblijft thans in een veilige omgeving waar zij kan herstellen. BJZ wil vanuit een gezond en neutraal opvoedklimaat zicht krijgen op welke hulpverlening [kind] nodig heeft en haar de rust en stabiliteit bieden die zij op dit moment niet in de thuissituatie krijgt.
16.
Het hof is gelet op het vorenstaande van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind] terecht is verleend, zowel bij de beschikking van
19 september 2013 als bij de beschikking van 3 oktober 2013. Dat, zoals reeds is overwogen onder rechtsoverweging 9, BJZ onvoldoende heeft aangetoond dat het verhoor van de belanghebbenden ten tijde van de eerstgenoemde beschikking niet kon worden afgewacht, zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor [kind], maakt dat niet anders.
Het verzoek tot plaatsing van [kind] bij de grootouders mz
17.
BJZ heeft ter zitting aangegeven dat er zo spoedig mogelijk duidelijkheid moet komen over het perspectief van [kind]. Er zal volgens BJZ door Vitree Pleegzorg begin januari 2014 een gezinsonderzoek worden gestart, waarbij gekeken zal worden of plaatsing van [kind] bij één van de ouders tot de mogelijkheden behoort. Er wordt derhalve zowel naar de moeder als naar de vader gekeken in het kader van dat onderzoek. Nu het nog niet duidelijk is waar het perspectief van [kind] is gelegen, acht het hof het niet in het belang van [kind] om haar - zoals door de moeder is verzocht - in de tussentijd uit het crisispleeggezin te halen en elders (te weten: bij de grootouders mz) te plaatsen. Het is in het belang van [kind] dat de huidige situatie, waarin sprake is van rust, wordt gehandhaafd. Het hof zal het verzoek van de moeder onder C., dan ook afwijzen.
Het verzoek tot benoeming van een bijzonder curator
18.
Het hof ziet - anders dan de moeder - geen aanleiding om in de onderhavige zaak een bijzondere curator voor [kind] te benoemen, daar BJZ als gezinsvoogdij-instelling de belangen van [kind] behartigt en niet gebleken is van een belangenstrijd tussen de ouders en [kind], zoals bedoeld in artikel 1:250 BW. Dit maakt dat het hof ook het verzoek van de moeder onder D. zal afwijzen.
De proceskosten
19.
Het verzoek van de moeder onder E. zal worden toegewezen, in die zin dat bepaald zal worden dat iedere partij de eigen kosten van het geding in hoger beroep draagt.
Slotsom
20.
Op grond van het voorgaande dienen de beschikkingen waarvan beroep te worden bekrachtigd.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikkingen waarvan beroep;
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten van het geding in hoger beroep draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. R. Feunekes, mr. J.G. Idsardi en
mr. B.J. Voerman, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van
5 december 2013 in bijzijn van de griffier.