Uitspraak
de moeder,
Bureau Jeugdzorg Flevoland,
BJZ.
[belanghebbende],
de vader,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [kind]. De moeder van [kind] heeft in hoger beroep de beschikkingen van de kinderrechter van 19 september en 3 oktober 2013 aangevochten, waarin machtigingen tot uithuisplaatsing zijn verleend. De kinderrechter had geoordeeld dat er zorgen waren over de thuissituatie van [kind], die sinds 28 augustus 2012 onder toezicht stond van Bureau Jeugdzorg (BJZ). De moeder verzocht om vernietiging van de eerdere beschikkingen, terwijl BJZ en de vader zich verzetten tegen dit verzoek.
Het hof heeft vastgesteld dat er vanuit verschillende instanties, waaronder de school, de huisarts en de kinderarts, zorgen zijn geuit over de ontwikkeling en het welzijn van [kind]. Er was sprake van bovenmatig schoolverzuim en de moeder meldde [kind] vaak ziek, terwijl er geen medische noodzaak voor was. Het hof oordeelde dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk was voor de verzorging en opvoeding van [kind] en om haar geestelijke en lichamelijke gesteldheid te onderzoeken. De moeder werd verweten dat zij onvoldoende meewerkte aan de hulpverlening en dat haar gedrag schadelijk was voor [kind].
Het hof heeft de verzoeken van de moeder om de grootouders als belanghebbenden te beschouwen en om een bijzondere curator te benoemen afgewezen. Het hof concludeerde dat de machtiging tot uithuisplaatsing terecht was verleend en dat de huidige situatie, waarin [kind] in een crisispleeggezin verblijft, in haar belang was. De beschikkingen van de kinderrechter werden bekrachtigd, en het hof bepaalde dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt. Deze uitspraak benadrukt het belang van de bescherming van minderjarigen in situaties waar zorgen over hun welzijn bestaan.