ECLI:NL:GHARL:2013:9318

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 december 2013
Publicatiedatum
6 december 2013
Zaaknummer
200.126.225-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhoogde behoefte van minderjarige door extra medische kosten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van een minderjarige, geboren in 2002, door de man aan de vrouw. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, had eerder bij de rechtbank een verzoek ingediend tot vaststelling van een bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van hun kind. De rechtbank had in een eerdere beschikking bepaald dat de man met ingang van 4 augustus 2011 een bedrag van € 203,- per maand diende te betalen. De vrouw was het niet eens met deze beslissing en stelde hoger beroep in, waarbij zij stelde dat de behoefte van het kind verhoogd diende te worden met extra kosten die verband hielden met de medische aandoening van het kind, het Angelman syndroom.

Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw geen grief had gericht tegen de basisbehoefte van het kind van € 230,- per maand, maar dat de extra kosten die de vrouw maakte voor de medische aandoening van het kind niet volledig vergoed werden door de zorgverzekeraar en andere regelingen. De vrouw had een schatting gemaakt van de extra kosten die zij maandelijks maakte, die niet vergoed werden, en het hof oordeelde dat deze kosten reëel waren. Het hof heeft de behoefte van het kind verhoogd met € 150,- per maand, waardoor de totale behoefte op € 380,- per maand kwam.

De man had in zijn verweerschrift aangevoerd dat zijn draagkracht was verminderd, maar het hof oordeelde dat hij zijn stellingen niet had onderbouwd. Het hof ging uit van de door de rechtbank vastgestelde draagkracht van de man van € 596,- per maand. De totale draagkracht van de man en de vrouw werd vastgesteld op € 675,-. Op basis van deze draagkrachtverhouding heeft het hof bepaald dat de man vanaf 4 augustus 2011 een bijdrage van € 335,- per maand aan de vrouw dient te betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van het kind. De beschikking van de rechtbank werd vernietigd en de nieuwe beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.126.225/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, 188573/FL RK 11-3040)
beschikking van de familiekamer van 3 december 2013
inzake
[appellante],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. D. van Riessen, kantoorhoudend te Almere,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
verder te noemen: de man,
verweerder in hoger beroep,
advocaat: mr. R.F. de Jong, kantoorhoudend te Amsterdam.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad, van 26 april 2012 en de rechtbank Midden-Nederland, zitting houdende te Lelystad, van 5 februari 2013, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift, ingekomen op 3 mei 2013;
- het verweerschrift, binnengekomen op 12 juli 2013;
- een journaalbericht van mr. Van Riessen van 27 juni 2013 met bijlage, binnengekomen op 1 juli 2013;
- een journaalbericht van mr. De Jong van 25 september 2013 met bijlage,
binnengekomen op 26 september 2013;
- een journaalbericht van mr. Van Riessen van 4 oktober 2013;
- een journaalbericht van mr. Van Riessen van 7 oktober 2013 met bijlagen.
Alhoewel dit laatste journaalbericht buiten de geldende termijn van het procesreglement is binnengekomen, heeft het hof dit stuk met bijlagen geaccepteerd nu de te late indiening door mr. Van Riessen na haar toelichting verschoonbaar is geacht en de wederpartij tegen toelating geen bezwaar had.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 11 oktober 2013 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Ter zitting heeft mr. Van Riessen mede het woord gevoerd aan de hand van de door haar overgelegde pleitnota.

3.De vaststaande feiten

3.1
De man en de vrouw hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
3.2
De man en de vrouw zijn de ouders van:
[kind], geboren [in 2002](hierna: [kind]),
over wie de vrouw alleen het gezag uitoefent.
3.3
De vrouw heeft op 4 augustus 2011 een verzoekschrift bij de rechtbank ingediend tot het vaststellen van een bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind].
3.4
Bij verweerschrift, binnengekomen bij de rechtbank op 29 september 2011, heeft de man primair betwist dat hij de verwekker is van [kind]. Subsidiair heeft de man gesteld dat de door de vrouw verzochte bijdrage van € 850,- de behoefte van [kind] te boven gaat.
3.5
De rechtbank heeft bij tussenbeschikking van 26 april 2012 een DNA-onderzoek door een deskundige bevolen ter beantwoording van de vraag of de man de verwekker kan zijn, alsmede de mate van waarschijnlijkheid dat hij de vader is, van [kind].
3.6
Bij brief van 16 mei 2012 heeft de man verklaard dat hij niet langer betwist de verwekker van [kind] te zijn. De man en de vrouw hebben vervolgens in gezamenlijk overleg afgezien van het DNA-onderzoek. De rechtbank heeft bij beschikking van 5 februari 2013 vastgesteld dat het voorgaande maakt dat de man onderhoudsplichtig ex artikel 1:394 BW is. In hoger beroep is dit niet meer in geschil tussen partijen.
3.7
Bij de bovengenoemde beschikking van 5 februari 2013 heeft de rechtbank bepaald dat de man met ingang van 4 augustus 2011 een bedrag van € 203,- per maand dient te voldoen aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind]. De vrouw heeft tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld.

4.De motivering van de beslissing

De geschilpunten

4.1
De geschilpunten tussen partijen betreffen:
- de behoefte van [kind] en wel op het volgende punt:
* extra kosten verband houdend met de medische aandoening van [kind];
- de draagkracht van de man.
De behoefte
Extra kosten verband houdend met de medische aandoening van [kind]
4.2
De vrouw heeft geen grief gericht tegen de door de rechtbank vastgestelde basisbehoefte van [kind] van € 230,- per maand. De vrouw heeft tegen de vaststelling van die behoefte geen bezwaar zodat het hof ook uitgaat van deze basisbehoefte van € 230,- per maand.
4.3
Het hoger beroep van de vrouw richt zich tegen het oordeel van de rechtbank dat de extra kosten voor [kind], verband houdende met het Angelman syndroom waaraan zij lijdt, niet zouden leiden tot een verhoogde behoefte, aangezien deze extra kosten geheel zouden worden vergoed via fiscale tegemoetkomingen en de TOG-regeling. De vrouw is van mening dat een aanzienlijk deel van de extra kosten niet wordt vergoed en derhalve behoefte verhogend werkt. Deze verhoogde behoefte zou naar de mening van de vrouw dienen te leiden tot een hogere onderhoudsbijdrage van de man, nu de man daarvoor volgens haar voldoende draagkracht heeft.
4.4
De man heeft zich in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de vrouw niet heeft bewezen dat de door haar gestelde kosten zijn gemaakt ten behoeve van de medische aandoening van [kind] en dat derhalve geen rekening dient te worden gehouden met deze kosten. Bovendien valt volgens de man niet in te zien waarom de kosten die verband houden met de medische aandoening van [kind] niet zouden worden vergoed door de zorgverzekeraar van de vrouw. Wanneer de kosten niet vergoed worden door de zorgverzekeraar, kan de vrouw voor die kosten compensatie krijgen via de fiscale tegemoetkomingen, de TOG-regeling en/of bijzondere bijstand. Voorts vindt de man het onverklaarbaar dat de vrouw in hoger beroep verzoekt om toewijzing van een bijdrage die twee keer zo hoog is als in eerste aanleg.
4.5
Het hof is van oordeel dat de vrouw voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij hogere kosten heeft vanwege de aandoening van [kind] en dat de vergoeding van de zorgverzekeraar, de fiscale tegemoetkomingen en de vergoeding die de vrouw ontvangt op grond van de TOG-regeling, onvoldoende zijn om de totale kosten die de vrouw dient te maken in verband met de medische aandoening van [kind], te compenseren. Het hof overweegt hiertoe als volgt.
4.6
Bij brief van 22 augustus 2012 aan de rechtbank heeft de vrouw een toelichting gegeven op de door haar gemaakte kosten en de vergoedingen die zij krijgt. De extra kosten betreffen onder meer reis- en parkeerkosten in verband met de bezoeken aan ziekenhuizen, medicijnen die niet vergoed worden door de zorgverzekeraar en kosten voor eten en drinken in verband met voedingsallergieën en voedselintoleranties. De vrouw schat de extra kosten die niet vergoed worden door de zorgverzekeraar op circa € 270,- per maand. Aan fiscale tegemoetkoming ontvangt de vrouw maandelijks € 47,42 en op grond van de TOG-regeling ontvangt de vrouw maandelijks € 70,78. Volgens de berekening van de vrouw betekent dit dat zij maandelijks circa € 150,- aan niet-vergoede kosten heeft.
4.7
Gelet op de door de vrouw gemaakte, nauwkeurige schatting en de in dit kader overgelegde stukken, in het bijzonder de betalingsbewijzen die door de vrouw zijn overgelegd bij journaalbericht van 7 oktober 2013, en de gegeven toelichtingen, acht het hof het reëel dat de vrouw maandelijks extra kosten heeft die verband houden met de medische aandoening van [kind] en dat deze kosten circa € 150,- per maand bedragen. De vrouw heeft bij haar berekening rekening gehouden met de vergoedingen die zij via de fiscus en op grond van de TOG-regeling ontvangt. De hoogte van de door de vrouw ontvangen vergoedingen is niet door de man betwist. Voor zover de man heeft gesteld dat de vrouw een persoonsgebonden budget (PGB) en/of bijzondere bijstand kan aanvragen, merkt het hof op dat het PGB niet bestemd is voor betaling van dergelijke kosten en dat de eventuele mogelijkheid van bijzondere bijstand - daargelaten de vraag of de vrouw hier in dit geval recht op heeft - de man niet ontslaat van zijn onderhoudsverplichting.
4.8
Het hof zal gelet op het vorenstaande de behoefte van [kind] verhogen met € 150,- per maand voor bijzondere kosten in verband met de medische aandoening van [kind]. Dat brengt haar totale behoefte op (€ 230,- + € 150,-) € 380,- per maand.
De draagkracht van de man
4.9
In zijn verweerschrift heeft de man aangevoerd dat zijn situatie sinds de procedure in eerste aanleg is veranderd waardoor zijn draagkracht is verminderd. Zijn huidige echtgenote is van Marokko naar Nederland gekomen en genereert hier geen inkomsten. De man stelt dat hij derhalve ook in het levensonderhoud van zijn echtgenote dient te voorzien, waardoor zijn maandelijkse lasten zijn toegenomen. Tevens heeft de man aangevoerd dat hij in 2013 is gestart met het betalen van een onderhoudsbijdrage voor zijn andere dochter die in Marokko woont. Voorts stelt de man dat zijn arbeidsovereenkomst is beëindigd en dat hij thans geen inkomsten meer genereert.
4.1
Het hof stelt vast dat de man zijn stellingen niet met stukken heeft onderbouwd, terwijl de vrouw heeft betwist dat de draagkracht van de man is verminderd. Ter zitting in hoger beroep heeft de man verklaard dat hij voor de vaststelling van zijn draagkracht een apart wijzigingsverzoek bij de rechtbank zal indienen, reden waarom hij thans geen stukken in het geding heeft gebracht. Het hof zal daarom in de onderhavige procedure uitgaan van de door de rechtbank vastgestelde draagkracht van de man van € 596,- per maand. De man heeft de door de rechtbank vastgestelde draagkracht van de vrouw van € 79,- niet betwist. De totale draagkracht van de man en de vrouw bedraagt derhalve € 675,-.
4.11
Gelet op het bovenstaande berekent het hof de door de man te betalen bijdrage als volgt.
4.12
Verdeling van de behoefte van [kind] van € 380,- per maand naar rato van de draagkracht van de man en de vrouw betekent dat de man met ingang van 4 augustus 2011 een bijdrage van € 380,- x (€ 596,- / € 675,-) = € 335,- per maand in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind] aan de vrouw dient te voldoen.

5.De slotsom

5.1
Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als volgt.

6.De beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, zitting houdende te Lelystad, van 5 februari 2013;
bepaalt dat de man aan de vrouw met ingang van 4 augustus 2011 als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind], geboren [in 2002], € 335,- per maand zal betalen, de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H. Garos, mr. J.H. Kuiper en mr. D.J. Buijs, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 3 december 2013 in bijzijn van de griffier.