Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
“Wat mij betreft is daarmee de discussie gesloten. Handelen we de formaliteiten af (waarbij ik er vanuit ga dat op de zaken die in het convenant zijn afgesproken voor 1 juli de handtekeningen staan, zodat de verdeling inderdaad klopt) en is daarmee alles klaar en over”.Voorts staat in de door haar ondertekende in de akte van berusting
“Ondergetekende verklaart onder afstand van alle rechtsmiddelen te berusten in deze beschikking”en heeft zij gedurende lange tijd uitvoering gegeven aan de alimentatieafspraak. Het hof verstaat dat [verzoeker] hiermee een beroep doet op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid als bedoeld in artikel artikel 6: 248 lid 2 BW en/of 6:2 lid 2 BW. Het hof oordeelt dat de e-mail, noch de tekst in de akte van berusting, noch het betalen van de alimentatie, noch de afzonderlijke onderdelen tezamen tot het rechtsgevolg kunnen leiden dat [verzoeker] het gerechtvaardigde vertrouwen dat [verweerster] haar recht om zich op dwaling te beroepen niet meer geldend zou maken. De (wat het hof betreft niet al te heldere) tekst op dit punt in de mail van 31 mei 2008, de dag dat ze erachter kwam dat [verzoeker] binnen afzienbare tijd zou gaan samenwonen is, in de context van de gehele (emotionele) mail bezien, niet zodanig dat dat vertrouwen gewekt kon worden. De tekst in de akte van berusting strekt tot een geheel ander doel en kan daarmee evenmin leiden tot het vertrouwen van [verzoeker] dat [verweerster] af zou zien van een beroep op dwaling. Het enkele betalen kan dat, tenslotte, evenmin. Dit zou er immers toe leiden dat het uitvoering geven aan een overeenkomst tot gevolg heeft dat een beroep op dwaling daarna niet meer mogelijk is. Het hof sluit zich overigens aan bij rechtsoverweging 4.3 van het bestreden vonnis en maakt deze tot de zijne. De grieven 1 en 10 van [verzoeker] falen.