Uitspraak
Eemsland,
de gemeente,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.Ten aanzien van de feiten
grief I, waarover hierna meer - en ook anderszins is niet van bezwaren daartegen gebleken, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan.
4.De beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven 2 en 3
als 2 genummerde griefvoorgedragen.
Grief 3richt zich tegen het dictum en ontbeert naast grief 2 zelfstandige betekenis.
In het gesprek van 31 januari jl. is van gemeentezijde gezegd dat het aantal panden waar op dit moment wordt gewoond 13 bedraagt, zodat om aan het criterium van 10 te voldoen nog in 3 bestaande panden het woongebruik moet worden beëindigd. (…)”. Uit niets blijkt dat Eemsland zelf om een uitsplitsing heeft verzocht tussen het aantal rond 31 januari 2005 in de Hunzezone aanwezige woningen die als bedrijfswoning in gebruik zijn en woningen waarvoor dat niet geldt.
haarinterpretatie van het bestemmingsplan, waarbij de gemeente in de brief van 10 februari 2005 ook met zoveel woorden aangeeft:
“In deze brief leggen we uit hoe we tot onze conclusie zijn gekomen, zodat u zo goed mogelijk kunt inschatten of een verdere actie uwerzijds kans van slagen heeft”. Voorts is van belang dat de gemeente niet alleen gewezen heeft op de problemen rond het maximum van 10 bedrijfswoningen, maar ook op de andere beperkingen die uit het bestemmingsplan voortvloeien, namelijk dat het moet gaan om bedrijfswoningen voor lichte bedrijvigheid volgens milieucategorie 1 en 2 (aangehaald in de brief van 10 februari 2005) en de bebouwingsvoorschriften van het bestemmingsplan (mail van de heer Dijkstra van 2 februari 2005 in reactie op het door [directeur] opgestelde gespreksverslag).