Uitspraak
1.[appellant 1],
[appellant 1],
[appellant 2],
[appellanten],
het KFPS,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
“het vonnis van 25 januari 2012 met nummer 113351 / HA ZA 11-505, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te vernietigen en opnieuw rechtdoende de vorderingen van eisers in eerste aanleg toe te wijzen conform en met inachtneming van de door eisers in eerste en tweede aanleg aangevoerde gronden enI. voor recht te verklaren dat gedaagde in eerste aanleg toerekenbaar tekort is geschoten dan wel onrechtmatig heeft gehandeld jegens eisers in eerste aanleg bij de Hengstenkeuring op het Centraal Onderzoek Najaar 2010II. alsmede gedaagde in eerste aanleg te veroordelen tot betaling, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan eisers in eerste aanleg de schade in deze memorie genoemd van€ 11.182,19, alsmede de schade ter zake van de waardevermindering van het paard op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet dan wel in goede justitie te bepalen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf juni 2011 dan wel in goede justitie te bepalen, alsmedeIII. Voor recht te verklaren dat de besluiten tijdens het Najaars Centraal Onderzoek genomen met betrekking tot de goedkeuring dan wel afkeuring van dekhengsten dienen te worden vernietigd dan wel nietig te verklaren en gedaagde op te dragen haar register dienovereenkomstig te wijzigen en wel binnen 2 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, althans binnen een zodanige andere termijn als bij dit vonnis (het hof verstaat telkens: arrest) in goede justitie te bepalen en te bepalen dat gedaagde in eerste aanleg verschuldigd is een dwangsom van 5.000,00 euro voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij in gebreke mocht blijven aan deze vordering te voldoen, zulks met een maximum van 1.000.000,00 euro, althans een bedrag zoals U in goede justitie moge behage
2.De feiten
Het KFPS houdt het stamboek van Friese paarden en is bij uitsluiting gerechtigd
onder het zadel, afgesloten met een eindbeoordeling. Gedurende de laatste 4 weken wordt met name getraind en beoordeeld in de aangespannen disciplines mennen en tuigen.(…)11.Medewerkers
Voor zover relevant heeft het College het volgende overwogen en beslist.
belang dat hem persoonlijk raakt. (…)
3.Het geschil en de beslissing van de rechtbank
- voor recht te verklaren dat het KFPS toerekenbaar tekort is geschoten jegens eisers bij de Hengstenkeuring op het Centraal Onderzoek Najaar 2010 dan wel jegens eisers onrechtmatig heeft gehandeld;
4.Bespreking van de grieven
- [B] is afwezig geweest in de periode dat de verrichtingen onder het zadel een rol speelden en werd toen vervangen door [A];
- Wykle is tijdens het Centraal Onderzoek door onvoldoende gekwalificeerde amazones bereden;
- Wykle op een schadelijke wijze is bereden, namelijk met inzet van de zogenoemde Rollkür-methode, waarvoor [A] verantwoordelijk is;
- Tijdens de keuringsmomenten op 7 september 2010 (exterieur) en 28 september 2010 (eerste beoordeling onder het zadel) waren niet drie maar slechts twee juryleden aanwezig.
De vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding tussen partijen is geregeld, kan niet worden beantwoord op grond van uitsluitend een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van het contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (HR 13 maart 1981,
LJN:AG4158).
LJN:AO1427) dat bij de uitleg van een dergelijk geschrift telkens van beslissende betekenis zijn alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen, alsmede dat in praktisch opzicht vaak van groot belang is de taalkundige betekenis van de bewoordingen van het geschrift, gelezen in de context ervan als geheel, die deze in (de desbetreffende kring van) het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben.
Daarbij overweegt het hof dat de enkele omstandigheid dat [A]'
specialismeop het terrein van de aangespannen sport ligt, niet betekent dat hij niet gekwalificeerd is om in de beginfase van het onderzoek de dressuurtrainingen tijdelijk van [B] over te nemen.
Zoals het KFPS in de memorie van antwoord terecht heeft opgemerkt hebben [appellanten] niet aangegeven uit welken hoofde het KFPS aan de door de FEI uitgevaardigde regels is gebonden. Gesteld noch gebleken is dat deze regels deel uitmaken van de tussen partijen gemaakte afspraken. Dat een eventuele schending van genoemde regels een toerekenbare tekortkoming zou opleveren, acht het hof dan ook onvoldoende onderbouwd.
4.10 [appellanten] hebben voorts aangevoerd dat het KFPS toerekenbaar tekort is geschoten doordat het KFPS haar eigen reglementen niet strikt heeft toegepast aangezien er tijdens de eerste twee keuringsmomenten niet drie maar twee juryleden aanwezig waren, terwijl voorts een van de leden van de hengstenkeuringscommissie tevens lid was van de hengstenherkeuringscommissie.
Het KFPS heeft evenwel onweersproken gesteld dat er op dat moment geen andere inspecteur beschikbaar was die aan de benodigde kwalificaties voldeed en dat het Centraal Onderzoek geen beroepsmogelijkheid kent waarin de hengstenherkeuringscommissie een rol speelt, zodat zich geen conflictueuze situaties voordoen.
Wat de aanwezigheid van slecht twee van de drie juryleden op 7 en 28 september 2010 betreft, heeft het KFPS benadrukt dat het hier slechts twee van de in totaal tien beoordelingsmomenten betreft, die plaatsvinden in het kader van de procesbegeleiding en dat de eindbeoordelingen later in het onderzoekstraject plaatsvinden. [appellanten] hebben dat niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist.
vorderen enerzijds kosten die zij stellen te hebben gemaakt in het kader van de voorbereiding op en de deelname aan het Centraal Onderzoek. Dit zijn kosten die hoe dan door [appellanten] gemaakt moesten worden voor deelname aan het onderzoek en die niet afhankelijk waren van een eventuele goed- of afkeuring van Wykle als dekhengst.
Deze kosten zijn geen gevolg van het feit dat de jury tijdens het beoordelingsmoment op 28 september 2010 uit twee in plaats van drie juryleden bestond. Hetzelfde geldt voor de kosten van [getuige 2] die [appellanten] opvoeren.
Anderzijds vorderen [appellanten] schade op te maken bij staat wegens 'waardevermindering' van Wykle. Uit de toelichting op de grieven begrijpt het hof dat [appellanten] doelen op het missen van de kans op de waardevermeerdering die Wykle zou hebben ondergaan in het geval hij goedgekeurd zou zijn als dekhengst. Ook die (vermeende) schade is niet toe te rekenen aan het feit dat het Huishoudelijk Reglement niet strikt is toegepast.
De kans op waardevermeerdering is immers niet daardoor verloren gegaan - het is zelfs niet tot een advies gekomen - maar door de beslissing van [appellanten] zelf om Wykle uit het onderzoek terug te trekken. Ook van het aanbod van het KFPS om Wykle aan het volgende Centraal Onderzoek te laten deelnemen, hebben [appellanten] geen gebruik gemaakt.
[getuige 1] merkt naar aanleiding van genoemde DVD onder meer het volgende op:
Nu [appellanten] op dit punt bovendien geen gespecificeerd bewijsaanbod hebben gedaan, terwijl dat in het licht van de betwisting door het KFPS wel in de rede had gelegen, is voor een bewijsopdracht geen plaats.
4.16 Voor zover [appellanten] hebben betoogd dat het KFPS ook overigens onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld, hebben zij hun stellingen niet voldoende onderbouwd.
Op grond van artikel 2:15 lid 1 aanhef en sub c BW zijn besluiten die in strijd zijn met een reglement, voor vernietiging vatbaar. Vernietiging geschiedt onder meer door een uitspraak van de rechtbank op een vordering tegen de rechtspersoon van iemand die een redelijk belang heeft bij de naleving van de verplichting die niet is nagekomen (art. 2:15 lid 3 BW). Het gaat daarbij om een eigen belang van degene die de vernietiging vordert (vergelijk
HR 31 mei 1996,
LJN ZC2089).
Nu [appellanten] Wykle voortijdig uit het Centraal Onderzoek hebben teruggetrokken, raken de besluiten of goed- of afkeuren van hengsten hen niet zelf. Van een eigen belang in de zin van genoemd artikel is naar het oordeel van het hof dan ook geen sprake.
De vordering van [appellanten] om voor recht te verklaren dat genoemde besluiten moeten worden vernietigd, stuit op het hiervoor overwogene af.