In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] BV tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland over een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2010. De belanghebbende, [X] BV, had een aanslag ontvangen naar een belastbaar bedrag van € 10.844 negatief. De Inspecteur van de Belastingdienst had de aanslag en de verliesbeschikking gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
De kern van het geschil betreft een lening van € 300.000 die door belanghebbende aan [A] is verstrekt. Belanghebbende stelt dat deze lening oninbaar is en dat het verlies ten laste van het resultaat kan worden gebracht. De Inspecteur betwist dit en stelt dat de lening onder onzakelijke voorwaarden is verstrekt, waardoor het verlies niet aftrekbaar is. Het Hof oordeelt dat de lening niet als een schijnlening kan worden aangemerkt, maar dat de voorwaarden waaronder de lening is verstrekt niet voldoen aan het 'at arm's length' beginsel. Dit betekent dat de lening niet onder zakelijke voorwaarden is verstrekt, wat leidt tot de conclusie dat het afwaarderingsverlies niet aftrekbaar is.
Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. De proceskosten worden niet toegewezen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van het Hof, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 3 december 2013.