ECLI:NL:GHARL:2013:9124

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 november 2013
Publicatiedatum
29 november 2013
Zaaknummer
200.126.806-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor verhuizing van de moeder met kinderen afgewezen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van een moeder om vervangende toestemming te krijgen voor verhuizing met haar kinderen naar een andere gemeente. De moeder had eerder bij de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, een verzoek ingediend dat was afgewezen. In hoger beroep verzocht de moeder om de beschikking van de rechtbank te vernietigen en toestemming te krijgen voor de verhuizing, zodat zij met de kinderen kon verhuizen naar de gemeente waar zij een sociaal netwerk had. De vader van de kinderen verzet zich tegen de verhuizing en heeft verzocht om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig afgewogen. De moeder stelde dat zij lijdt aan een ernstige mate van bekkeninstabiliteit en dat zij niet in staat is om zelfstandig voor de kinderen te zorgen zonder hulp. De vader daarentegen betwistte de noodzaak van de verhuizing en gaf aan dat hij in staat was om de kinderen op te vangen. Het hof oordeelde dat de belangen van de kinderen voorop staan en dat de verhuizing niet in hun belang zou zijn. De rol van de vader in het leven van de kinderen zou drastisch verminderen en de zorgregeling zou onder druk komen te staan.

Daarnaast oordeelde het hof dat de voorbereidingen van de moeder voor de verhuizing onvoldoende doordacht waren. De moeder had geen uitzicht op een zelfstandige woonruimte en was afhankelijk van de hulp van familieleden die niet in staat waren om structurele ondersteuning te bieden. Het hof concludeerde dat de door de moeder verzochte toestemming tot verhuizing niet in het belang van de kinderen was en dat het belang van de vader zwaarder woog dan dat van de moeder. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en wees het verzoek van de moeder af.

Uitspraak

Beschikking d.d. 21 november 2013
Zaaknummer 200.126.806

HET GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

Locatie Leeuwarden

Beschikking in de zaak van

[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen:
de moeder,
advocaat mr. W. de Kleine, kantoorhoudende te Emmen,
tegen

[geïntimeerde],

wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen:
de vader,
advocaat mr. H.M. Hemmes-Boer, kantoorhoudende te Coevorden.

Het geding in eerste aanleg

Bij beschikking van 13 februari 2013 (zaaknummer C/19/95836 / FA RK 12-2929) heeft de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, de verzoeken van de moeder afgewezen.

Het geding in hoger beroep

Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 13 mei 2013, heeft de moeder verzocht de beschikking van 13 februari 2013 te vernietigen en opnieuw beslissende te bepalen, dat:
- aan de moeder toestemming wordt verleend om met de kinderen te verhuizen naar de gemeente [gemeente] of omgeving, althans een in goede rechtspraak te bepalen beslissing te nemen;
- aan de moeder toestemming wordt verleend om de kinderen in te schrijven in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente [gemeente] of omgeving, althans een in goede rechtspraak te bepalen beslissing te nemen;
- aan de moeder toestemming wordt verleend om de kinderen in te schrijven op een school in de gemeente [gemeente] of omgeving, althans een in goede rechtspraak te bepalen beslissing te nemen;
- de beschikking van de rechtbank Assen van 23 mei 2012 wordt gewijzigd, in die zin dat een zorgregeling tussen de vader en [kind 1] zal gelden vanaf het moment dat de moeder met de kinderen naar [gemeente] of omgeving zal zijn verhuisd, inhoudende dat [kind 1] een weekend per veertien dagen van vrijdagavond tot zondagavond bij de vader verblijft, alsmede gedurende de helft van de vakanties en feestdagen en dat voor [kind 2] eenzelfde regeling zal gelden, met dien verstande dat een opbouwperiode in acht wordt genomen, althans een zodanige beslissing te nemen als het hof in goede justitie redelijk acht.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 9 juli 2013, heeft de vader het verzoek bestreden en verzocht de vrouw in haar verzoeken in hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar deze te ontzeggen en de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen.
Het hof heeft kennisgenomen van de overige stukken, waaronder de stukken uit de eerste aanleg.
Ter zitting van 18 oktober 2013 is de zaak behandeld. Verschenen zijn de moeder, bijgestaan door haar advocaat, en de vader, eveneens bijgestaan door zijn advocaat.
Mr. Hemmes-Boer heeft ter zitting mede het woord gevoerd aan de hand van een door haar overgelegde pleitnotitie.

De beoordeling

De vaststaande feiten

1.
Partijen zijn [in 2000] met elkaar gehuwd. Uit dit huwelijk zijn [kind 1] ([in 2008] te [gemeente]) en [kind 2] ([in 2012]) geboren. Het huwelijk van partijen is [in 2012] ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 23 mei 2012 in de registers van de burgerlijke stand. Partijen zijn van rechtswege belast (gebleven) met het gezamenlijk gezag over de kinderen. [kind 1] en [kind 2] hebben hun hoofdverblijf bij de moeder.
2.
Bij de echtscheidingsbeschikking van 23 mei 2012 is - voor zover in hoger beroep van belang - een zorgregeling vastgesteld tussen de vader en de kinderen, inhoudende dat - op het moment dat de vader een eigen woonruimte heeft betrokken - [kind 1] een weekend per veertien dagen van vrijdagmiddag na schooltijd tot zondag 17.00 uur bij de vader verblijft, alsmede gedurende de helft van de vakanties en feestdagen. Daarnaast is bepaald dat er tussen de vader en [kind 1] in ieder geval één keer per week telefonisch contact plaatsvindt. De rechtbank heeft bepaald dat deze zorgregeling eveneens voor [kind 2] geldt zodra zij de leeftijd van één jaar heeft bereikt, met dien verstande dat er een opbouwperiode plaatsvindt.
3.
De moeder heeft de rechtbank bij inleidend verzoekschrift, binnengekomen ter griffie van de rechtbank op 2 november 2012, - kort gezegd - verzocht te bepalen dat aan haar toestemming wordt verleend om met de kinderen te verhuizen naar de gemeente [gemeente] of omgeving, om de kinderen aldaar in te schrijven in de gemeentelijke basisadministratie en om de kinderen aldaar in te schrijven op een school. Daarnaast heeft de moeder verzocht om de beschikking van 23 mei 2012 voor wat betreft de zorgregeling tussen de vader en [kind 1] te wijzigen en te bepalen dat er een zorgregeling zal zijn waarbij [kind 1] een weekend per veertien dagen van vrijdagavond tot zondagavond bij de vader verblijft, alsmede gedurende de helft van de vakanties en feestdagen, waarbij zodra [kind 2] de leeftijd van één jaar heeft bereikt, voor haar eenzelfde regeling zal gelden, met dien verstande dat er ten aanzien van [kind 2] een opbouwperiode in acht moet worden genomen.
4.
De vader heeft ter zitting in eerste aanleg mondeling verweer gevoerd tegen het inleidend verzoek van de moeder.
5.
Bij de beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank beslist als hiervoor vermeld onder 'Het geding in eerste aanleg'. Het hoger beroep van de moeder richt zich tegen deze beslissing.
Het verzoek om vervangende toestemming tot verhuizing
6.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a BW dient het hof in een geschil als het onderhavige, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over de kinderen belast zijn en er een verschil van mening bestaat over een verhuizing van een van hen, een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt.
7.
Bij een dergelijke beslissing dient het hof - conform vaste rechtspraak - alle omstandigheden in acht te nemen en alle belangen af te wegen. Hoewel het belang van de kinderen een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, kunnen andere belangen ertoe leiden dat deze zwaarder dienen te wegen dan het belang van de kinderen. Het gaat onder meer om: het recht en belang van de verhuizende ouder en de vrijheid om zijn of haar leven opnieuw in te richten, de onmogelijkheid om op een andere wijze aan dat belang tegemoet te komen, de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid, de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de kinderen te verzachten en/of te compenseren, de leeftijd van de kinderen, de te overbruggen afstanden en de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg.
8.
De moeder stelt dat zij lijdt aan een ernstige mate van bekkeninstabiliteit, waardoor zij beperkt is in haar mobiliteit en in de functionaliteit van haar bewegingsstelsel. Thans is er sprake van een chronisch pijnsyndroom, waarvoor zij intensieve revalidatie zou moeten volgen. Door haar beperkingen is de moeder niet in staat om zelfstandig haar huishouden en de verzorging en opvoeding van de kinderen vorm te geven. De moeder ontvangt, naar eigen zeggen, gemiddeld 40 uren per week hulp in de huishouding via de gemeente [gemeente] vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (hierna: Wmo). Echter, zij zal op korte termijn, ten gevolge van gemeentelijke bezuinigingen, nog maar 18 uren per week hulp in de huishouding vanuit de Wmo ontvangen. De moeder stelt dat dit volstrekt onvoldoende is. De moeder geeft aan dat zij voor haar fysieke klachten eigenlijk opgenomen dient te worden in een revalidatiekliniek om daar een intern programma te volgen. Dit is volgens haar niet mogelijk omdat er in de omgeving van [gemeente] onvoldoende opvang is voor de kinderen en zij, naar eigen zeggen, geen beroep op de vader kan doen voor de verzorging en opvoeding van de kinderen. De moeder wenst daarom naar [gemeente] te verhuizen, omdat zij aldaar een sociaal netwerk heeft waarop zij kan terugvallen. Het betreft volgens de moeder de familieleden van de vader en een vriendin van de moeder.
9.
De vader geeft aan dat de kinderen bij hem kunnen verblijven gedurende de periode dat de moeder opgenomen wordt in een revalidatiekliniek. Hij is, naar eigen zeggen, in staat om de kinderen op te vangen, daar hij volledig is afgekeurd en derhalve volledig beschikbaar is voor de kinderen. De moeder weigert echter de door de vader geboden hulp of gaat niet in op de door hem geboden hulp. De vader betwist dat de moeder geïsoleerd is in [gemeente] en dat zij geen relevante achterban heeft waarop zij kan terugvallen. Zij heeft in [gemeente] meerdere familieleden alsmede vriendinnen wonen. Zo onderhoudt de neef van de moeder de tuin en verricht de peettante van de kinderen voor de moeder huishoudelijke werkzaamheden via de gemeente vanuit de Wmo. Het netwerk waarop de moeder in [gemeente] wenst terug te vallen betreft zijn familie met wie partijen tijdens hun huwelijk nauwelijks contact hadden. De familieleden waarop de vrouw doelt, werken fulltime en zijn derhalve niet in staat de hulp te bieden die volgens de moeder noodzakelijk is. De vader heeft ter zitting aangegeven dat hij volledig beschikbaar is en de kinderen graag meer wil opvangen, zodat de moeder meer tijd heeft voor haarzelf.
10.
Het hof is, gelet op het vorenstaande en het behandelde ter zitting, van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat het voor de medische situatie van de moeder noodzakelijk is om met de kinderen naar [gemeente] te verhuizen.
11.
De moeder geeft weliswaar aan dat zij op korte termijn nog maar 18 uren hulp in de huishouding zal krijgen vanuit de Wmo, waardoor er geen tijd meer zou zijn voor huishoudelijke hulp in verband met de zorg voor de kinderen, doch zij heeft ter zitting geen afdoende verklaring kunnen geven op de vraag waarom de vader de kinderen niet meer zou kunnen opvangen. De stelling van de moeder dat zij in dat geval vanuit de Wmo nog minder uren hulp in de huishouding zal krijgen, is naar het oordeel van het hof onvoldoende komen vast te staan. Hoewel het begrijpelijk is dat het de moeder wellicht zwaar valt om telkens een beroep op de vader te doen, verdient het naar het oordeel van het hof de voorkeur dat de kinderen door de ouders worden verzorgd en opgevoed, indien dit - zoals in casu het geval - tot de mogelijkheden behoort.
12.
Het hof is van oordeel dat er daarenboven wel degelijk bezwaren zijn voor een verhuizing van de moeder met de kinderen naar [gemeente]. Het hof overweegt daartoe als volgt.
13.
In de eerste plaats zal een verhuizing van de moeder met de kinderen naar [gemeente] tot gevolg hebben dat de zorgtaak van de vader en daarmee de rol van de vader in het leven van de kinderen substantieel zal veranderen.
14.
Immers, beide kinderen verblijven thans een weekend per veertien dagen van vrijdag 12.30 uur tot en met zondag 17.00 uur en een gedeelte van de vakanties en feestdagen bij de vader. De vader gaat daarnaast iedere maandag en woensdag met [kind 1] naar zwemles en vangt [kind 2] iedere woensdag van 8.45 uur tot 12.30 uur en iedere vrijdag van 8.45 uur tot 12.30 uur op. Ook vangt de vader de kinderen op als de moeder naar fysiotherapie moet. De vader is volledig beschikbaar voor de kinderen en wil de kinderen graag vaker zien en de moeder meer helpen en ondersteunen in de verzorging en opvoeding van de kinderen.
15.
Hoewel de moeder stelt dat de zorgregeling tussen de vader en de kinderen, indien zij en de kinderen naar [gemeente] verhuizen, onverkort gehandhaafd kan blijven, meent de vader juist dat de zorgregeling tussen hem en de kinderen onder druk zal komen te staan. De vader geeft aan dat de moeder niet over een rijbewijs beschikt. De moeder stelt weliswaar dat de familie van de vader heeft aangeboden om de kinderen halverwege (te weten: tot Joure) te halen en te brengen, zodat de extra reisbelasting voor de vader tot een minimum beperkt zal zijn, doch de vader merkt op dat de zorgregeling op die manier afhankelijk wordt gemaakt van de familieleden van de vader. De moeder heeft bovendien geen financiële middelen voorhanden om deze reiskosten aan hen te vergoeden. Daarbij komt dat het ook voor de vader financieel niet haalbaar is om elke keer een dergelijke afstand af te leggen. De vader heeft een uitkering van € 1.194,-- netto per maand en ontvangt, naar eigen zeggen, slechts € 60,-- per week aan leefgeld. Daarenboven acht de vader de reis vanuit [gemeente] van 212 kilometer enkele reis te belastend voor de nog jonge [kind 1] en [kind 2] in een weekend. De vader merkt nog op dat het voor hem dan ook niet langer mogelijk is om bij de 10-minuten gesprekken op school aanwezig te zijn, terwijl de ouders thans gezamenlijk naar de afspraken op school gaan.
16.
Hoewel de moeder ter zitting heeft betoogd dat de vader zonder haar medeweten naar Hoogeveen is verhuisd, zodat er nu ook sprake is van een afstand tussen de vader en de kinderen, geeft de vader aan dat hij tijdelijk bij zijn partner in Hoogeveen moest gaan wonen omdat hij in [gemeente] niet over geschikte woonruimte beschikte om de kinderen 's nachts op te vangen. De vader beschikte in [gemeente] over een éénkamer-appartement. De vader geeft onweersproken aan thans bovenaan de wachtlijst te staan voor een woning in Emmen waar hij de kinderen kan opvangen. Zodra hij een woning in [gemeente] heeft, zal hij terugkeren naar [gemeente].
17.
Gelet op het vorenoverwogene en met name gelet op de huidige zorg voor de kinderen, is het hof - met de vader - van oordeel dat een verhuizing van de moeder met de kinderen naar [gemeente] ertoe zal leiden dat de rol van de vader in het leven van de kinderen drastisch zal verminderen, waarbij gelet op de financiële situatie van de vader en de moeder ook het overbruggen van de reisafstand een belemmering vormt.
18.
In de tweede plaats zijn de voorbereidingen van de moeder voor een verhuizing naar [gemeente] naar het oordeel van het hof niet voldoende doordacht.
19.
De moeder heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat zij geen uitzicht heeft op een eigen woning in [gemeente], doch van een familielid woonruimte aangeboden heeft gekregen. Het betreft geen zelfstandige woonruimte met een kookvoorziening en badgelegenheid. De moeder geeft aan dat zij en de kinderen de slaapkamers op de bovenverdieping mogen bewonen. Het is voor het hof niet duidelijk geworden bij welk familielid de moeder en de kinderen gaan inwonen en of dit gelet op de lichamelijke beperkingen van de moeder ook praktisch uitvoerbaar is. Immers, de moeder liep tot voor kort nog met behulp van krukken en zij kon de kinderen niet uit bed halen vanwege haar verminderde mobiliteit en geeft ter zitting aan dat zij probeert elke dag de kinderen zelf naar school te brengen maar dat haar dat nog niet altijd lukt. Maar ook los daarvan acht het hof deze situatie te onduidelijk en te weinig stabiel, zodat deze niet in het belang van de kinderen te achten is.
20.
Daarbij komt dat de moeder thans in [gemeente] de zekerheid heeft van professionele hulp vanuit de Wmo. Zij heeft ter zitting desgevraagd verklaard in [gemeente] geen hulp in de huishouding nodig te hebben, daar zij kan terugvallen op de familie van de vader. De vader geeft aan dat zijn ouders en zijn broer fulltime werken, zodat zij niet in staat zijn om de noodzakelijke hulp aan de moeder op structurele basis en voor langere tijd te bieden. De moeder stelt dat deze familieleden van de vader in het weekend beschikbaar zijn en dat een vriendin van de moeder helemaal niet werkt, zodat zij doordeweeks beschikbaar is om de moeder te helpen. De moeder rekent derhalve volledig op de vrijwillige hulp van anderen, terwijl het hof
- evenals de vader - van oordeel is dat het nog maar de vraag is of deze mensen zich realiseren welke zorg de moeder gedurende langere tijd verwacht te ontvangen en derhalve de taak die hen in dat geval te wachten staat.
21.
Alle belangen en omstandigheden tegen elkaar afwegende, waarbij de belangen van [kind 1] en [kind 2] een eerste overweging vormen, komt het hof tot de conclusie dat de door de moeder verzochte toestemming tot verhuizing niet in het belang is van de kinderen. Daarnaast is het hof van oordeel dat het belang van de vader bij afwijzing van het verzoek van de moeder, zwaarder weegt dan het belang van de moeder om met de kinderen naar [gemeente] te verhuizen. Gelet op het vorenstaande zal het hof - evenals de rechtbank - het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming om met de kinderen te verhuizen naar de gemeente [gemeente] of omgeving en de daarmee samenhangende verzoeken, afwijzen.
Het verzoek om mediation
22.
De advocaat van de moeder heeft ter zitting verzocht om partijen naar mediation te verwijzen, omdat het volgens hem van belang is dat partijen inhoudelijk met elkaar in gesprek gaan.
23.
Ter zitting is gebleken dat de ouders op 17 oktober 2013 gezamenlijk een gesprek hebben gehad bij het maatschappelijk werk van Welzijngroep Sedna Emmen. Partijen geven beiden aan dat het een goed gesprek is geweest en dat er een vervolgafspraak is gemaakt om verder met elkaar in gesprek te gaan. Het hof wenst allereerst op te merken dat de ouders er - gelet op het belang van de kinderen - goed aan hebben gedaan om met elkaar in gesprek te treden. Het is ook zeker in het belang van de kinderen dat de ouders deze positieve ontwikkeling zullen voortzetten. Daar partijen reeds bij het maatschappelijk werk van Welzijngroep Sedna Emmen inhoudelijk met elkaar in gesprek zijn, ziet het hof geen aanleiding om partijen naar mediation te verwijzen. Dit brengt met zich dat het hof het verzoek dienaangaande zal afwijzen.
Slotsom
24.
Op grond van het vorenoverwogene zal het hof beslissen als na te melden.

De beslissing

Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H. Garos, mr. M.P. den Hollander en
mr. H.J. de Ruijter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van
21 november 2013 in bijzijn van de griffier.