ECLI:NL:GHARL:2013:9121

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 december 2013
Publicatiedatum
29 november 2013
Zaaknummer
21-004167-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wegens ontbrekende beslissing tot ongewenstverklaring

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1986 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere veroordeling. Het hof heeft vastgesteld dat de beslissing tot ongewenstverklaring van de verdachte niet in het dossier aanwezig was. Dit gebrek aan bewijs leidde tot de conclusie dat de rechtmatigheid van de ongewenstverklaring niet kon worden beoordeeld. Hierdoor kon niet wettig en overtuigend bewezen worden dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan. De advocaat-generaal had gevorderd om het vonnis te vernietigen en de verdachte schuldig te verklaren, maar het hof verwierp deze vordering. De raadsvrouw van de verdachte had aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de vervolging, maar het hof oordeelde dat deze argumentatie niet van invloed was op het vervolgingsrecht. Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de voorzitter en de raadsheren aanwezig waren. De uitspraak is openbaar gedaan en de griffier heeft het proces-verbaal opgemaakt.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004167-13
Uitspraak d.d.: 2 december 2013
TEGENSPRAAK
(Promis)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 15 september 2011 met parketnummer 17-880154-11 in de strafzaak tegen

[Verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [datum] 1986,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans uit anderen hoofde verblijvende in PI Achterhoek - Gev. Ooyerhoekseweg te Zutphen.

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Gesplitste zaak

Het hof heeft het bij arrest van 5 april 2013, parketnummer 24-001880-11, in het belang van het onderzoek geacht om de splitsing van de zaak te bevelen op de voet van artikel 415 juncto artikel 285, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het hoger beroep, voor zover dat de beslissing van de rechtbank met betrekking tot de op de inleidende dagvaarding onder 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde feiten betreft, is bij arrest van 5 april 2013 afgedaan. Het hoger beroep, voor zover dat de beslissing van de rechtbank met betrekking tot het aanvankelijk onder 3 ten laste gelegde feit betreft, zal thans, onder parketnummer 21-004167-13, worden afgedaan.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 18 november 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis, bewezenverklaring van het ten laste gelegde en schuldigverklaring van verdachte zonder oplegging van straf, gelet op het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de veroordeling van verdachte in de afgesplitste zaak met parketnummer 24-001880-11 tot 5 jaar gevangenisstraf. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. M.I. Vennik, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting van het hof aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van verdachte. Zij heeft daartoe aangevoerd dat vervolging van verdachte in de strafzaak strijdig is met de inhoud en strekking van de terugkeerrichtlijn, aangezien de terugkeerprocedure nog niet is afgerond. Zij heeft ter onderbouwing van haar standpunt verwezen naar een mailbericht van de vreemdelingenpolitie gericht aan de raadsvrouw van 26 juli 2013, waarin is opgenomen dat verdachte aansluitend op zijn detentie zal worden overgenomen in vreemdelingenbewaring.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De door de raadsvrouw aangevoerde omstandigheid dat de terugkeerprocedure nog niet zou zijn afgerond raakt - gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad en de jurisprudentie van het hof van Justitie van de Europese Unie [1] - niet het vervolgingsrecht van het openbaar ministerie, doch is uitsluitend van belang in het kader van de strafoplegging. Het beroep wordt derhalve verworpen en het openbaar ministerie wordt ontvankelijk geacht in de vervolging van verdachte.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep, voor zover in deze zaak aan het oordeel van het hof onderworpen, vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 5 april 2011 te [plaats], in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, tot ongewenst vreemdeling was verklaard.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

De beslissing tot ongewenstverklaring van verdachte, het document waarop het ten laste gelegde is gebaseerd, is niet in het dossier aanwezig. Gelet hier hierop kan in het bijzonder de rechtmatigheid van de ongewenstverklaring niet worden beoordeeld, zodat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van het ten laste gelegde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover in deze zaak aan het hoger beroep onderworpen, en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. W.M. van Schuijlenburg, voorzitter,
mr. A.R. van der Winkel en mr. O. Anjewierden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers, griffier,
en op 2 december 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. A.R. van der Winkel is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.