ECLI:NL:GHARL:2013:9108

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 november 2013
Publicatiedatum
28 november 2013
Zaaknummer
200.128.258-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag over minderjarigen in het belang van de kinderen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 november 2013, staat de beëindiging van het gezamenlijk gezag over twee minderjarigen centraal. De vader en moeder, die van 2006 tot 2010 gehuwd zijn geweest, zijn verwikkeld in een langdurige en heftige strijd over de opvoeding en het welzijn van hun kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De rechtbank Oost-Nederland had eerder bepaald dat het gezag over de kinderen voortaan alleen aan de moeder toekomt, wat de vader in hoger beroep aanvecht. De vader verzoekt om gezamenlijk gezag, terwijl de moeder verzoekt om de vader niet-ontvankelijk te verklaren of zijn verzoek af te wijzen.

Tijdens de zitting op 25 oktober 2013 zijn beide ouders verschenen, vergezeld door hun advocaten. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ook een rapport ingediend, waarin ernstige zorgen worden geuit over de situatie van de kinderen. Het rapport wijst op de loyaliteitsproblematiek die de kinderen ervaren en de schadelijke effecten van de strijd tussen de ouders. De kinderen hebben aangegeven niet meer naar hun vader te willen, wat duidt op een ernstige emotionele belasting.

Het hof heeft de feiten en het raadsrapport in overweging genomen en concludeert dat de kinderen ernstig klem zitten in de strijd tussen hun ouders. De communicatieproblemen zijn zo ernstig dat het in het belang van de kinderen is dat het gezag aan de moeder alleen toekomt. De vader heeft in het verleden belangrijke beslissingen over de kinderen geblokkeerd, wat de situatie verder heeft verslechterd. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de rechtbank, waarbij het gezag over de kinderen aan de moeder is toegewezen, en stelt dat er geen basis is voor gezamenlijk gezag.

Uitspraak

Beschikking d.d. 28 november 2013
Zaaknummer 200.128.258

HET GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

Locatie Leeuwarden

Beschikking in de zaak van

[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen:
de vader,
advocaat mr. J.P.M.M. Heijkant, kantoorhoudende te Dongen,
tegen

[geïntimeerde],

wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen:
de moeder,
advocaat mr. T.H. Dijkstra, kantoorhoudende te Zwolle.

Het geding in eerste aanleg

Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking van 11 maart 2013 heeft de rechtbank Oost-Nederland, zittingsplaats Zwolle, voor zover hier van belang, bepaald dat het gezag over de minderjarigen [minderjarige 1], geboren [in 2002], en [minderjarige 2], geboren [in 2007], voortaan alleen aan de moeder toekomt.

Het geding in hoger beroep

Bij beroepschrift, binnengekomen bij de griffie op 6 juni 2013, heeft de vader verzocht de beschikking van 11 maart 2013 te vernietigen en opnieuw beslissende, zo nodig onder verbetering en/of aanvulling der rechtsgronden, het verzoek van de moeder alsnog af te wijzen in dier voege dat hij en de moeder gezamenlijk belast zijn met het gezag over hun minderjarige kinderen, althans een zodanige beslissing te nemen als het hof redelijk en billijk acht.
Bij verweerschrift, binnengekomen bij de griffie op 26 juli 2013, heeft de moeder het verzoek bestreden en verzocht, voor zover wettelijk mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vader niet-ontvankelijk te verklaren dan wel zijn verzoek af te wijzen.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van journaalbericht van 11 juli 2013 ingediend door mr. Heijkant en een brief van 19 juni 2013 met bijlage van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna de raad).
Ter zitting van 25 oktober 2013 is de zaak behandeld. Verschenen zijn de vader en de moeder met hun advocaten. Tevens is in het kader van zijn adviserende taak namens de raad de heer W. Kelderhuis verschenen.

De beoordeling

De vaststaande feiten

1.
Partijen zijn gehuwd geweest van [2006 tot 2010]. Uit de voorhuwelijkse relatie van partijen is [minderjarige 1] geboren. [minderjarige 2] is tijdens het huwelijk van partijen geboren.
2.
De vader en de moeder waren tot aan de bestreden beschikking van rechtswege gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
3.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hun hoofdverblijf bij de moeder.
4.
Bij beschikking van het gerechtshof Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, van 15 mei 2012 is het verzoek van de vader om een zorgregeling tussen hem en de minderjarigen vast te stellen, afgewezen.
5.
Bij verzoekschrift, binnengekomen bij de rechtbank op 1 oktober 2012, heeft de moeder verzocht om haar voortaan alleen met het gezag over de minderjarigen te belasten en hun geslachtsnaam te wijzigen in [achternaam moeder].
6.
Bij de bestreden beschikking is het verzoek van de moeder betreffende het gezag over de minderjarigen toegewezen en is het verzoek tot wijziging van de achternaam is afgewezen.
De vader heeft tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld voor wat betreft de beslissing over het gezag.
Het gezag
7.
Uitgangspunt van de wetgever is dat ouders in geval van ontbinding van het huwelijk door echtscheiding het gezag gezamenlijk blijven uitoefenen, tenzij het in het belang van de minderjarige is dat het gezag aan een van hen alleen toekomt. Dit kan het geval zijn wanneer de communicatieproblemen tussen de ouders zodanig ernstig zijn dat er een onaanvaardbaar risico is dat de minderjarige klem of verloren raakt tussen de ouders, wanneer die het ouderlijk gezag gezamenlijk (blijven) uitoefenen, en dat niet te verwachten is dat in die problemen tussen de ouders binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen.
8.
De raad heeft in het kader van een eerdere procedure in december 2011 rapport en advies uitgebracht over de zorgregeling en de eventuele noodzaak van een kinderbeschermingsmaatregel voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. In dat rapport zijn - zakelijk weergegeven - onder meer de volgende conclusies vervat. De ouders zijn in bijzonder sterke mate verstrikt in hun strijd met betrekking tot de opvoeding, het welzijn en de contactregeling van hun kinderen. De kinderen kampen met loyaliteitsproblematiek. Zij hebben het zo moeilijk dat zij als oplossing van hun problemen hun vader nu als een "slechte man" zien en hem afwijzen. Beide kinderen geven aan dat zij niet meer naar de vader willen. Op deze manier voorkomen ze dat ze nog meer psychische schade oplopen. [minderjarige 1] wenst zelfs dat zijn vader dood is. Deze uitlating getuigt van een kinderlijke beleving die geen kant meer op kan. Door de hardnekkige weigering van de ouders om hun standpunten te nuanceren en in het belang van hun kinderen gemotiveerd mee te werken aan de uitvoering van ondertoezichtstelling, is de gezinsvoogd er tot op heden niet in geslaagd om de noodzakelijke communicatie tussen de ouders tot stand te brengen. Er hebben zich hele nare incidenten voorgedaan bij het halen en
brengen van de kinderen. Er hangt een dreigende, vervelende sfeer rondom het realiseren van de contactregeling. Wanneer de houding en de standpunten van de ouders niet veranderen, is er geen enkel vooruitzicht op een evenwichtige en gezonde ontwikkeling van de kinderen.
De raad heeft ter zitting meegedeeld dat naar zijn mening de situatie nog immer ongewijzigd is.
9.
Het hof is op grond van de stukken, waaronder het voormelde raadsrapport, en het verhandelde ter zitting, van oordeel dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ernstig klem zitten in de strijd tussen hun ouders zonder dat te verwachten is dat daarin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen. De ouders zijn reeds langdurig in een hardnekkige strijd verwikkeld en zij zijn er - zelfs in het kader van de ondertoezichtstelling, die inmiddels is beëindigd - niet in geslaagd om verbetering in de situatie te brengen. Uit de stukken en de behandeling ter zitting is verder gebleken dat de vader tot op heden meermalen belangrijke beslissingen ten aanzien van de kinderen heeft geblokkeerd en/of vertraagd; onder meer wat betreft medische behandeling en het verkrijgen van een paspoort. Hoewel de vader anders heeft betoogd, is het hof van oordeel dat geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die de verwachting rechtvaardigen dat hierin thans verandering is gekomen.
Derhalve moet worden aangenomen dat er geen basis is voor het door de vader en de moeder gezamenlijk uitoefenen van het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2].
Het hof acht de door de rechtbank gegeven beslissing het meest in het belang van de kinderen.
De slotsom
10.
Op grond van het voorgaande dient de beschikking waarvan beroep, voor zover aan hoger beroep onderworpen, te worden bekrachtigd.

De beslissing

Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan hoger beroep onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.D.S.L. Bosch, mr. J.M. Rowel-van der Linde en mr. J.P. Evenhuis, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 28 november 2013 in bijzijn van de griffier.